Luthers prediking over het lijden en sterven van Christus (slot)
UIT DE SCHAT VAN DE KERK
Exempla
Zelden Iaat Luther het na om aan het eind van een preek over 's Heeren lijden, Christus aan zijn hoorders voor te stellen als een voor beeld. Hij gebruikt dan niet het woord , , voorbeeld", maar het woord exempel. Volgens mijn woordenboek betekent exempel niet alleen voorbeeld, maar ook model. In Luthers taalgebruik heeft het echter soms ook de betekenis van toonbeeld. Wij zullen ons in dit artikel maar houden aan Luthers eigen woord, dus exempel.
Christus was Luther ook een exempel, een toonbeeld van allerlei deugden. Dat was Christus voor hem niet in de eerste plaats. In de eerste plaats is Christus de met onze zonden beladen, onze schuld overnemende en wegdragende Heiland, het Lam Gods, in wiens dood onze verzoening met God is. En verder, de Overwirmaar van zonde, duivel, dood en hel, en daar voegt Luther dan soms nog de toorn Gods aan toe. Maar in de tweede plaats is Hij toch óók exempel. Met andere woorden, er zit in Christus' lijden en sterven ook de oproep tot navolging.
Wij willen dit nu met een aantal voorbeelden gaan illustreren.
’t Kruis niet zoeken
In een preek over Johannes 18 : 1—3, dus over Jezus' gevangenneming, benadrukt Luther dat Christus naar de hof Gethsémané ging waar , , Hij dikwijls vergaderd was geweest metf Zijn discipelen". Luther leidt daar twee din-j gen uit af; ten eerste, dat de Heiland het lijden j niet ontweken is, immers ook Judas wist dat 5 hij Hem daar vinden kon; en ten tweede dat de j Heiland het lijden toch ook niet gezocht heeft, ' want Hij ging Zijn gewone weg, die Hij al zo i vaak gegaan was.
Luther ontleent hieraan, dat ook wij noch het lijden mogen ontvluchten noch het mogen l zoeken. Hij hekelt in dit verband de monni-w ken, die zich onderwerpen aan een zelfgekozen lijden. De serieuzen onder hen - want er zijn i ook vele anderen - vasten, waken, kastijden : zich en doen op allerlei wijze hun lichaam te-Z kort. Luther zelf had dat in de tijd dat hij nog v monnik was ook gedaan. Maar God had hein z van deze dwaasheid verlost. Hij stelt nu, in ; 1528, nadrukkelijk: God heeft ons lichaam ei l niet voor gegeven om het te pijnigen, om het «e stuk te maken. Hij wil juist dat ons lichaaffli jd dat door Hem geschapen is, door ons wordt je verzorgd, gevoed en onderhouden. Hij wil dat 'i wij in staat zullen zijn om onze taak waar te ] nemen hier in dit aardse leven. Daartoe vod' « ziet Hij ons van eten en drinken, van huis e^j^ klederen en al wat wij tot het aardse leven no-^t dig hebben. Daartoe heeft Hij ook eens df sabbat ingesteld, de dag waarop wij ruster mogen van onze arbeid, tot welzijn ook van ons lichaam. Er is slechts één restrictie, wij mogen, zoals Paulus zegt in Rom. 13, 14, het vlees niet verzorgen tot begeerlijkheden. Wij zullen dus in alle dingen maat moeten houden. In eten en drinken, maar ook in alle andere werkzaamheden van ons lichaam. Wij mogen de , , zonde" geen kans geven.
’t Kruis niet ontlopen
Dit is de éne kant, nu de andere. Als God ons een kruis oplegt, dan moeten wij denken aan Christus die het Kruis niet ontweken is. Hij wist dat Judas Hem zou kunnen vinden in de hof, omdat ook Judas wist dat Hij menigmaal met Zijn discipelen, en dus ook met Judas zelf, zich daarheen begeven had, maar dat weerhield Hem niet om toch naar die plaats te gaan, ook nu. Beschikt God het zo, naar Zijn Raad, dat wij een ziekelijk en zwak Uchaam hebben, dan dienen wij dat als uit Zijn hand te aanvaarden. Wij mogen niet murmureren. Christus zocht niet het kruis, maar heeft het wel gedragen. Zo is Zijn gevangenneming ons ' tot een exempel,
Christus’ gebedsstrijd
Een ander exempel houdt Luther ons voor in een preek over Mattheüs 26 : 36—46 waar jhet gaat over Christus' gebedsstrijd in Gethséjmané. Wat deed Hij, toen Hij in nood en aanvechting kwam? Hij bad. Hij biedt ons hier leen exempel, zegt Luther, hoe ook wij ons te i houden hebben in dagen van aanvechting, langst en nood.
De Heiland wist dat Judas Hem verraden izou, en wat doet Hij dan? Hij valt op Zijn aangezicht en bidt. Hoe hoog de nood ook was, het gebed vergat Hij niet.
Dat behaagt God, zegt Luther, wanneer wij in nood onze harten voor Hem uitstorten en bij Hem hulp zoeken. In Psalm 91 zegt God Zelf: , , Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn, en Ik zal hem er uittrekken, en zal hem verheerlijken". Maar dat valt ons wel moeilijk, zegt Luther, want juist in dagen van angst en nood hebben wij aangaande God boze gepachten; wij denken dan dat Hij op ons toornt ten dat Hij ons haat. Wij menen dat ons gebed toch niets zal uithalen,
Maar kijk dan eens naar Christus, Hij is een exempel. Wie durft te zeggen dat God de Vader Zijn Zoon, Jezus Christus, haatte? Neen - foch! Juist het tegendeel is het geval. En zo is pet nu ook bij ons. God bedoelt 't niet kwaad ifnet ons als Hij ons een kruis oplegt, evenminals Hij het kwaad bedoelde met Zijn eigen lieve Zoon, toen Hij Hem zoveel deed lijden in Gethsémané en aan het kruis. God wil tóch uw Vader blijven, temidden van alle leed en nood.
Maar waarom zou Hij u wel sparen terwijl Hij Zijn eigen lieve Zoon niet gespaard heeft? Christus heeft gebeden, u moet dat ook doen, en twijfel er niet aan dat Hij uw gebed verhoort. Hij heeft immers ook het gebed van Christus verhoord. Neen, niet dat het Lijden en het Kruis Hem bespaard bleven, maar wel kreeg Hij een engel toegezonden die Hem ondersteunde.
Christus heeft met Zijn voorbeeld ook ons geleerd, wat wij moeten bidden. Hij bad: , , Mijn Vader! indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke. Uw wil geschiede!" (vers. 42). De Heiland bad dit tot 3 keer toe.
Ziehier, zegt Luther, de ware vorm van het gebed. Hoewel Christus niets dan de toorn Gods en de dood voor ogen had, twijfelde Hij er toch niet aan dat God Zijn Vader was, daarom noemde Hij Hem , , Vader". Hij twijfelde niet aan Gods liefde. En zo dienen nu ook wij God aan te roepen als Vader; immers, door het geloof, zijn wij kinderen en erfgenamen. Wij mogen in ons hart het vertrouwen hebben, dat Hij, als een Vader, het goede met ons voor heeft en ook voor ons zorgen zal. Waar zulk een vertrouwen niet is, daar kan ook niet sprake zijn van een waar gebed. Wij beroven God dan van Zijn heerlijke Vadernaam en onteren Hem.
Maar tegelijk zult u, zoals ook Christus gedaan heeft, alles moeten geven in Gods hand, uw kruis geduldig moeten dragen, en alles over moeten laten aan Gods wil en welbehagen. Ook in dit alles is Christus u tot een exempel.
Christus’ zelfverdediging
Nu het een en ander uit een preek van Luther over Joh. 18 : 23, waar wij Jezus' zelfverdediging tegenover Kajafas, de hogepriester, beschreven vinden. Nadat Jezus vrijmoedig aan de hogepriester de vraag had voorgelegd: , Wat ondervraagt gij Mij? " gaf een van de dienaren, die daarbij stond, Jezus een kinnebakslag, zeggende: , Antwoordt Gij alzo de hogepriester? " (vers 22). En dan zegt Jezus: , Indien Ik kwalijk gesproken heb, betuig van het kwade; en indien wel, waarom slaat gij Mij? " (vers. 23).
Luther stelt hier een exegetische moeilijkheid aan de orde. Jezus' eigen gedrag lijkt namelijk niet in overeenstemming te zijn met wat Hij anderen had voorgehouden in de zgn.
Bergrede. „Zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe" (Mattheüs 5 : 39) leerde Hij Zijn discipelen. Was nu Zijn eigen gedrag voor Kajafas daarmee wel in overeenstemming, toen Hij Zich verdedigde en zei: Wat slaat gij Mij? ”
Heel ad rem is Luthers antwoord, als hij zegt: Jezus heeft veel méér gedaan dan alleen maar Zijn wang gegeven aan degenen die Hem sloegen. Hij gaf heel Zijn Uchaam, heel Zijn leven.
Een scherp antwoord
Maar dat scherpe antwoord, hoe zit het daar dan mee? Luther antwoordt: Christus heeft alles willen verdragen, behalve dat ene dat aan de waarheid tekort werd gedaan. Het ging in het geding voor Kajafas om de waarheid, om het Evangelie, om de leer die Jezus verkondigd had! En op dat terrein gaf de Heiland geen krimp. In vers 20 lezen wij: , , Ik heb vrijuit gesproken tot de wereld; Ik hel? ten allen tijde geleerd in de synagoge en in de tempel, waar de Joden van alle plaatsen samenkomen" - en in dat verband vroeg Hij toen: Wat ondervraagt Gij Mij?
Zo moeten nu ook christenen doen, zegt Luther, als zij christenen willen zijn. Ware christenen zijn geduldig, bereid om te dragen alle laster en smaad die op hen geworpen wordt, in die zin keren zij de „andere wang" toe aan degenen die hen slaan, maar dat betekent niet dat zij het dulden dat er ook maar iets tekort gedaan wordt aan de zuivere christelijke leer, het Evangelie. Dan zijn ze zelfs verplicht om hun mond open te doen.
Christus heeft die dienaar die Hem sloeg niet op Zijn beurt een kinnebakslag gegeven. Hij heeft hem geen antwoord gegeven met de vuist, maar wel met de mond.
Dezelfde vrijmoedigheid die Christus betoonde ten aanzien van de hogepriester hebben ook wij te betonen tegenover duivel en wereld. U moet, als u aangevallen wordt, tegen de duivel zeggen: Duivel, wij schikken ons niet, onze leer is openbaar, zeg maar wat er tegenin te brengen is.
Christus heeft tegenover Kajafas willen zeggen: Wat Mijn persoon aangaat, wil Ik gaarne lijden, maar wat Mijn leer aangaat, ben Ik onverschrokken. Dit is een exempel!
Een christen moet zeggen: Laat desnoods de beul mij onder handen nemen, maar mijn leer is goed. Hoe feller de duivel is tegen onze leer, tegen het Evangelie, dat hij tot zwijgen wil brengen, des te vaster moeten wij staan en des te bestendiger waken over het Woord Gods.
Tegenover de hogepriester is Christus niet in Zijn schulp gekropen. Hij zei niet: Neem Mij niet kwalijk. Ik ben te scherp geweest! Neen, in al Zijn zwakheid toonde Hij Zijn kracht. En wij, al zijn wij nog zo zwak in onszelf en al zitten wij vol gebreken, wij zetten geen stap terug. Christus is ons exempel!
K. Exalto
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1992
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1992
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's