Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed van Habakuk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed van Habakuk

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

Heere, als ik Uw rede gehoord heb, heb ik gevreesd. Uw werk, o Heere, behoud dat in het leven in het midden der jaren. Maak het bekend in het midden der jaren. In de toorn gedenk des ontfermens. Hab. 3 : 2

Heb je het al gehoord? Hoe vaak stellen we die vraag? We krijgen heel wat te horen op één dag. Het nieuws wordt telkens weer overvleugeld door ander nieuws. Het schuift zomaar over elkaar heen.

De profeet heeft ook veel gehoord. En het nieuws dat hem bereikte kwam niet van mensen, het kwam rechtstreeks van de Heere Zelf. Van dat nieuws is Habakuk helemaal overstuur geweest. Eerst omdat zijn eigen volk zich zó uitleefde in de zonde dat het niet ongestraft kon blijven. En vervolgens om het gericht dat komen zou. Maar uiteindelijk zal niet de koning van Babel het laatste woord hebben. Het laatste woord is aan de Koning, de Heere der heir scharen.

Dat Woord heeft Habakuk gehoord, dwars door het gericht heen. Van dat Woord gaat hij nu zingen. Want het laatste hoofdstuk van zijn profetie is een psalm. Het is in versvorm geschreven. En er staan muzikale aanwijzingen in. Waarschijnlijk dus een hed om in de tempel te worden gezongen.

Maar wat voor een lied! In beeldende taal beschrijft de profeet hoe hij de Heere ziet komen op Zijn zegewagen, omstuwd door duizenden engelen. Voor Hem uit gaat de pest, het verderf volgt Hem op de voet. De aarde wankelt, de volken sidderen, de bergen krim­ pen ineen, de heuvelen ontladen zich en de oceanen bulderen.

Horen en zien vergaat! De profeet beeft over al zijn leden. Waar moet hij heen, waar zal hij zich bergen? Er is maar één weg, naar de troon van Gods genade. Heere, als ik Uw rede gehoord heb, heb ik gevreesd.

1) Zijn ontzag voor het Woord van God

De profeet heeft Gods rede, Gods spreken gehoord. Letterlijk zegt hij: Uw gerucht. Uw gedruis. Maar in het rumoer van het gericht heeft hij Gods stem gehoord. De Chaldeeën komen er aan, maar dat is niet een toevalUge samenloop van omstandigheden. Zij worden door de Heere gestuurd. En als straks de Chaldeeën zelf tenonder gaan, dan heeft de Heere er opnieuw de hand in.

God heeft gesproken, en God spreekt. Geloven wij dat ook? Horen we Gods stem in het grote wereldgebeuren, en in de kleine dingen van elke dag? In oorlogen en rampen, in uitbarstingen van geweld en terreur, maar ook in ziekte en tegenslag?

Want hoe spreken we soms daarover? Ja, er is wat te koop in de wereld. En een mens krijgt wat te verwerken. Zo gaat dat, ieder krijgt z'n portie.

God spreekt eens of tweemaal, zegt Job, maar men let er niet op. We schrijven het toe aan het toeval of aan het noodlot of aan de omstandigheden. Soms zeggen we nog: het zijn roepstemmen., . Maar beluisteren we ook GODS stem erin?

Er is nog één stem die boven al die stemmen uitgaat. De Heere spreekt door allerlei gebeurtenissen, maar Hij spreekt bovenal door Zijn Woord, Hij zegt ons dat Hij ten gerichte komt. Dat Hij ons werk in het gericht zal brengen. Dat Hij erop terugkomt, dat we Zijn Woord gehoord hebben. Het Woord, waarin ons wordt verkondigd Jezus Christus Die onder het oordeel van God is doorgegaan.

Dit is het Woord dat onder u verkondigd is. Hebt u het ook zelf uit Zijn mond gehoord?

Heere, zegt Habakuk, als ik Uw rede gehoord heb, heb ik gevreesd. Betekent dat nu dat Habakuk bang is voor wat er gaat gebeuren? Bang voor dat volk dat alles zal verwoesten en platbranden?

Nee, het is geen angst, het is diep ontzag, het is heilige huiver voor de majesteit van God. Verwondering óver, en aanbidding van die God Die zulke ontzaglijke dingen gaat doen.

Nu is de profeet eindelijk op de plaats waar de Heere hem wilde hebben. Hij twist niet langer met zijn God. Hij vraagt ook niet meer of de Heere Zich soms vergist. Hij protesteert niet tegen wat God hem heeft geopenbaard. Hij smeekt ook de Heere niet van Zijn plannen af te zien. Habakuk is het eens geworden met wat de Heere gaat doen. De straf is verdiend en God is rechtvaardig.

Ik heb gevreesd... Ja, je kunt ook wel vrezen als God de zonde komt bezoeken. Maar je kunt ook heilig verwonderd zijn over die God Die gaat afrekenen met Zijn vijanden en Die komt om Zijn volk te verlossen. Is dat diepe ontzag, die heihge huiver, er ook in ons leven? Er zijn genoeg mensen die bang worden als ze denken aan de toekomst... Zijn we ook vervuld van eerbied en ontzag voor die God Die tot ons spreekt. Die met ons te maken wil hebben? Die ons nog Zijn vrede en vriendschap aanbiedt?

Dan drijft de angst ons niet bij de Heere vandaan. Want de vreze Gods brengt ons aan Zijn voeten... Zo Gij in het recht wilt treden... Maar nochtans, genade, o God, genade!

Op deze zal Ik zien, zegt de Heere, op de arme en de verslagene van geest en die voor Mijn Woord beeft.

Hoe is dat mogelijk dat de Heere in genade neerziet op mensen die niet voor Hem kunnen bestaan? Wel, er is er Eén geweest Die het gericht gedragen heeft. Over Wie alle baren en golven van Gods toorn zijn heengegaan.

In Hem is die Naam, die Habakuk telkens gebruikt, vlees en bloed geworden. De Naam Heere, de God Die geen vreemde voor hem is. De God van het Verbond Die nooit zal herroepen wat Hij eenmaal heeft gesproken. Tot die God vlucht hij.

2) Zijn zorg om het werk van God

Uw werk, o Heere... Dat zouden we misschien niet verwacht hebben. Habakuk heeft toch gevraagd hoe de Heere dat allemaal kon toelaten, dat de heihge stad werd verwoest, dat het Verbondsvolk zo zwaar moest lijden? Maar nu heeft hij gezien dat het rechtvaardig was, dat het verdiend was. Al zou zijn volk tenonder gaan, hij heeft niets te zeggen.

Slechts één zorg heeft hij nog: het werk van de Heere. Hoe zal het déérmee gaan? Zal dat wel in stand bhjven?

Gods werk. De schepping, de onderhouding en de regering van alle dingen is óók Gods werk. Hoe groot zijn, Heere, Uw werken! Maar dat bedoelt Habakuk toch niet. Gods werk is alles wat Hij gedaan heeft aén Zijn volk en vóór Zijn volk. Want aan dat volk heeft Hij Zijn Naam bekend gemaakt. Onder dat volk wilde hij wonen. En daar had Hij een bedoeling mee. Want uit dat volk moest HIJ voortkomen, Die het werk van God kwam doen. De zonde verzoenen, de schuld betalen en Zich een Gemeente vergaderen, gekocht met Zijn eigen bloed.

Mogen we dan zeggen: Gods werk, dat is Zijn Kerk, Zijn Gemeente? Zullen we dan maar meebidden: Uw werk, Uw Kerk, Heere, behoud die in het leven?

Of is dat onze zorg niet? Gaat het ons niet ter harte, dat de kerk schijnbaar steeds terrein verliest? Dat leugenleer en ketterij in de kerk vrij spel hebben? Dat er tussen hen die bij het Woord willen leven, zo'n ontstellende verdeeldheid heerst? En dat er zo weinig levend geloof wordt gevonden? Dat we wel krampachtig allerlei vormen in stand houden waaruit de inhoud verdwenen is? Gaat ons dat ter harte? Is dat onze zorg?

Uw werk, o Heere, behoud dat in het leven. In allerlei kerken en kringen horen we de roep om een réveil, om een geesteüjke opwekking. Er is inderdaad niets méér nodig dan een krachtige werking en doorwerking van de Heilige Geest. Maar wie kan zoiets maken, wie kan zoiets organiseren? Habakuk heeft er de Heere voor nodig: Uw werk, o Heere, behoud dat in het leven.

Misschien denkt u ook aan het werk van God in uw eigen leven. De Heere is toch dat goede werk in u begonnen? Maar soms lijkt het wel alsof het niet waar is geweest. Was het wel het werk van God? En van alle kanten wordt het u ingefluisterd: vergeet het maar! Dan zou het er wel anders uitzien in je leven!

Ook daarop hebben we geen ander antwoord dan het gebed van de profeet: Uw werk, o Heere, behoud dat in het leven! Want de Heere heeft het beloofd dat Hij nooit laat varen wat Zijn hand begon, maar dat maakt ons niet passief, dat drijft ons juist tot het gebed: Heere, U hebt het beloofd, maakt U het dan ook wáár!

In het midden der jaren, zegt Habakuk. In de schoot der jaren. Het moet geboren worden, het moet tot leven komen. In de jaren van het gericht, van het oordeel. Juist door de crisis heen brengt de Heere Zijn werk aan het licht.

Nee, Gods werk zal niet tenonder gaan. Het ligt vast in de doorboorde handen van de Heere Jezus Christus. Hij heeft voleindigd het werk dat de Vader Hem te doen gaf. Hij heeft uitgeroepen: het is volbracht! Daarom kan Paulus ook schrijven dat Hij het goede werk, dat Hij begonnen is, ook voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus.

Dan zal Gods werk heerhjk aan het hcht komen. Dan zal de Heere het laten zien. Ook daar vraagt de profeet om. Maak het bekend in het midden der jaren. Hij weet het wel, maar het volk moet het ook weten. Iedereen moet het zien.

Ook vandaag kan Gods werk niet verborgen bUjven. Ook al is het in stilte begonnen, het komt naar buiten. Niet opdat wij er groot mee zouden worden, maar opdat de Heere er de eer van ontvangt.

3) Zijn beroep op de genade van God

In de toorn gedenk des ontfermens... Als een huizenhoge golf ziet Habakuk de toorn van God aanrollen. Alles zal erdoor overspoeld worden.

Gods toorn behoort bij Zijn Wezen. Het is maar niet een opgekropte woede die zich op een gegeven moment ontlaadt. Het is een uiting van Zijn rechtvaardigheid en heiligheid. God móet de zonde straffen.

Wie zichzelf heeft gezien bij het Hcht van de Heihge Geest zal dat beamen. Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig.

Habakuk heeft daar iets van gezien. Daarom bidt hij niet om afwending van het gericht.

Hij vraagt niet of de Heere Zijn toorn wil inhouden. Hij heeft maar één verzoek: in de toorn gedenk des ontfermens. Heere, als U rechtvaardig toornt over de zonde, vergeet dan Uw ontferming. Uw genade niet...

Hoe kan dat, dat God in de toorn aan Zijn ontferming denkt? Dat kan alleen om Christus' wil. In Hem hebben goedertierenheid en waarheid elkaar ontmoet, in Hem hebben gerechtigheid en vrede elkaar gekust.

Nu kan de Heere Zijn genade bewijzen. Nu kan Hij zeggen tegen mensen die onder Zijn toorn zouden moeten vergaan: Ik heb gezworen dat Ik nooit meer op u toornen of u schel- den zal. Er is een Jezus, Die verlost van de toekomende toorn.

„Dat is het Slachtlam, zo heilig, geboren Tot breking en lessing van toren”.

Alléén ziende op Hem mogen we vragen: Heere, gedenk in Uw toorn aan Uw ontferming. Wie Hem niet kent, wie aan Hem voorbijgaat zal straks uitroepen: de grote dag van Gods toorn is gekomen en wie zal bestaan?

Maar achter het bloed van dat Lam zijn we veilig. Dat is leven van de barmhartigheid. Elke dag onze hand openhouden en zeggen: genade, o God, genade!

Dat is Gods eigen werk, en dat zal Hij Zelf in stand houden. Daarom zal Hij tot in alle eeuwigheid geprezen worden. Want allen die hier beefden voor Zijn toorn en smeekten om Zijn genade, die zullen met verwondering zeggen: mij, de grootste der zondaren, mij is barmhartigheid geschied.

W.v.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het gebed van Habakuk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's