Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Belijdenis doen (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Belijdenis doen (2)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

PASTORALE VRAGEN

Belijdenis en doop

In het eerste artikel over dit onderwerp stonden we stil bij een aantal bijbelse gegevens over het doen van belijdenis. Het is nu tijd om aandacht te gaan geven aan de relatie tussen openbare geloofsbelijdenis en doop. Bij „doop" kunnen we daarbij denken aan kinder-of volwassendoop. Onder ons is gelukkig nog altijd de kinderdoop regel, al is het helaas wel zo dat allerlei krachten zich opmaken om de kinderdoop in discrediet te brengen. We zullen zien, dat zo'n relatie tussen belijdenis en doop er heel nadrukkelijk en heel duidelijk is. Deze relatie valt gemakkelijk te ontdekken, wanneer we eerst nadenken over de verhouding tussen openbare belijdenis en volwassendoop. Daar zijn het doen van belijdenis en het ontvangen van de doop twee momenten, die qua tijd wel heel dicht bij elkaar liggen.

Belijdenis en volwassendoop

In de vroege kerk was de volwassendoop regel, maar er is geen enkele reden te veronderstellen dat de kinderdoop pas later is gepraktizeerd. De grote kerkvader Augustinus bijvoorbeeld beschouwde de kinderdoop als apostolische traditie. Maar desalniettemin nam ook in zijn tijd de volwassendoop nog een zeer grote plaats in. Dat lag ook voor de hand, want de christelijke kerk bevond zich nog steeds in een fase van uitbreiding. Met de verkondiging van het Evangelie onder de heidenen kwam het tot bekering van vele volwassenen. Zij sloten zich aan bij de christelijke kerk. Om als lid van de christelijke kerk te kunnen worden opgenomen, werden de bekeerlingen grondig onderwezen in de belangrijkste stukken van het christelijk geloof. Deze tijd van het zogeheten catechumenaat nam 2 of 3 jaar in beslag. Het werd al spoedig gewoonte om de doop vooral te bedienen in de Paasnacht. Pas toen de kerk zich goed had gevestigd, kwam het accent veel meer op de kinderdoop te liggen.

In onze kerken komt de doop van volwassenen niet zo vaak voor. Het is blijkbaar moeilijk om in onze geseculariseerde samenleving nog mensen te winnen voor het Evangelie. Toch vinden in onze kerken zo nu en dan nog wel doopdiensten plaats, waarin ook volwas­ senen gedoopt worden. Het gaat hier om menji sen, die in hun kinderjaren het teken en zegef van de Heilige Doop om een of andere redei niet ontvingen, bijvoorbeeld omdat men op groeide in een totaal onkerkelijke situatie oi omdat de ouders vonden dat het kind op latere leeftijd zelf maar moest uitmaken of hij de doop begeerde. Zoals bekend gaat - evenals in de vroege kerk - aan de doop van een volwas] sene de openbare geloofsbelijdenis vooraL Dat is voor de situatie van een volwassene oot voluit bijbels. Allereerst belijdt men persoonlijk te geloven in de Heere Jezus Christus als de van God gegeven Zaligmaker, vervolgens ontvangt de belijder het teken en zegel van dt HeiUge Doop. Dat teken en zegel waarmerk! de echtheid en betrouwbaarheid van de dooi de dopeling beleden geloofs-inhoud, die we ir de Bijbel vinden. Een sacrament is immers eeij teken en zegel aan het Woord gehecht en voigi dus het Woord. Zo mag de doop met de dope ling meegaan op z'n levenspad en hem troos ten en bemoedigen in al z'n aanvechtingen Steeds weer mag de doop hem wijzen op dji vastheid van het genadeverbond en op de be!^ trouwbaarheid van de God van dat verbond Hoe kon een Luther juist door op z'n doop t(^ zien weer verder, wanneer sterke geloofsaanfe vechtingen hem hadden aangegrepen. Darll riep hij uit: Baptisatus sum! Ik ben gedoop.

De aan de volwassene bediende doop is du niet bedoeld als een soort stempel of waar merk van echtheid op het zojuist beleden per» soonlijke geloof van de dopeling. Dit wordi wel eens gedacht. Maar ten onrechte. Wel stel!^ len we met nadruk, dat men ten aanzien vai» de zojuist gedoopte het oordeel van de liefdjl moet laten gelden en hem moet houden voof een waarachtig belijder van Christus.

Het is in dit verband goed om nog even tCj rug te grijpen op ons vorige artikel. Daar zaj gen we, dat in de Bijbel het doen van belij' denis heel nauw verbonden is met belijden vai|i zonden. We hoorden toen, dat belijden in dil zin is op te vatten als het naspreken van Go in Zijn Woord. We komen dit diep bijbelse ge? geven ook heel duidelijk tegen in het zo mooi formulier om de doop te bedienen aan volwasp senen. Nadat aan de volwassene gevraagd is| of hij gelooft in de Drieënige God, wordt ai hem als tweede vraag gesteld: , , of gij gelooflj dat gij in zonden ontvangen en geboren zijt en daarom een kind des toorns zijt van naturej ten goede gans onbekwaam, geneigd tot alli kwaad; en dat gij met gedachten, woorden ei werken de geboden des Heeren menigmas hebt overtreden; en of deze uw zonden u van harte leed zijn? " Ook hier gaat het onmiskenbaar om een van harte bijvallen van wat God over ons in Zijn Woord betuigt met betrekifing tot ons persoonlijk deelhebben aan de schuld van het hele menselijk geslacht tegenover God en ook om een hartelijke belijdenis van persoonlijke zonden. Vervolgens mag dan de dopeling zijn persoonlijk geloof belijden in de Heere Jezus Christus. En daarmee in al de heerlijke beloften van het Evangelie, die in Christus werkelijk ja-en-amen zijn. Zo mag hij zich scharen in de lange rij van alle ware Christus-belijders. Met hen mag hij „hetzelfde zeggen" en samen met hen de Heere gelovig naspreken. Zo is de doop voor hem van Godswege een krachtig bewijs van zijn inlijving in de christelijke gemeente en een gedurige pleitgrond om de in Christus geschonken weldaden voor z'n persoonlijke leven te ontvangen, Door de doop wil de Heere hem er voortdurend van verzekeren, dat Hij het werkelijk goed met hem meent en zijn gebed om vergeving en gemeenschap horen en verhoren zal.

Er is dus een duidelijke verband relatie tussen het doen van belijdenis en de volwassendoop. Maar hoe staan de zaken, wanneer het gaat om de kinderdoop? Daarop willen we nu ingaan.

Belijdenis en kinderdoop

Hier willen we een ogenblik luisteren naar wat Calvijn heeft gezegd over de relatie tussen belijdenis en kinderdoop in zijn bekende Institutie. Calvijn heeft grote nadruk gelegd op de "°o< ^zakelijkheid van de geloofsbelijdenis.

Toen hij in Geneve kwam, was de herinvoering van het catechetisch onderwijs een van de eerste dingen, die hij deed. In die weg wilde hij de jeugd namelijk brengen tot belijdenis des geloofs en zo de toegang tot het Heilig Avondmaal openen. Zoals bekend, was deze taak door de kerk eeuwenlang verwaarloosd. Ze had het sacrament van het vormsel er voor in de plaats gesteld, waarbij door de handoplegging door de bisschop en de daarmee gepaard gaande zalving een reële mededeling van Geestesgaven werd verondersteld. Calvijn heeft echter de voorbereidende catechese weer in ere hersteld en wist zich daarin te staan in de traditie van de vroege kerk. Voor hem bestaat er een onlosmakelijk verband tussen doop en belijdenis des geloofs. Al in 1537 verklaarde hij, , , dat de kinderen des verbonds onderwezen moesten worden, om zo te komen tot een getuigenis geven van hun geloof, waarvan zij geen blijk hadden kunnen geven bij hun doop". In zijn Institutie schrijft hij dan: , , Het was in vroeger tijd een gebruik, dat de kinderen der Christenen, nadat ze waren groot geworden, voor de bisschop werden gesteld, opdat ze zodanige belijdenis zouden doen van hun geloof, als er geëist werd van de volwassenen, die zich wilden laten dopen. Want als een volwassene wilde gedoopt worden, zo zat hij een tijd lang onder de leerlingen, totdat hij in de verborgenheden van het geloof behoorlijk onderwezen zijnde, voor de bisschop en voor het volk belijdenis kon doen van zijn geloof.

Daar dus degenen, die als kleine kinderen gedoopt waren, toen voor de kerk geen belijdenis des geloofs gedaan hadden, werden ze tegen het einde van hun kinderjaren of in het begin van hun jongehngsjaren wederom door de ouders aan de bisschop voorgesteld en door hem onderzocht, volgens de inhoud van de kinder leer (Catechismus, PV), die men toen algemeen gebruikte”.

Voor Calvijn behoort dus bij het ontvangen van de doop het afleggen van de belijdenis des geloofs. De laatste is ook voor iemand die de kinderdoop ontving, heilige plicht. Ze wordt in elk geval van kinderdoop alleen uitgesteld, totdat het gedoopte kind , , tot zijn verstand" is gekomen. Dat ligt ook voor de hand, want een kind kan - even ervan afgezien, dat een kind niet spreken kan - nu eenmaal nog niet z'n geloof belijden. Hij bezit nog niet de nodige kennis om belijdenis des geloofs af te kunnen leggen. Daarom wordt het vervullen van de verplichting van geloofsbelijdenis tijdelijk uitgesteld, totdat men die kennis heeft kunnen verwerven. Maar dan ook niet langer uitgesteld dan noodzakelijk. Calvijn dacht zelf aan de leeftijd van tien jaar. In de vluchtelingengemeente te Londen vond men dat wat te jong en werd het veertien jaar.

Maar het principe is duidelijk: een in de kinderjaren gedoopte moet zo gauw mogelijk tot die geloofsbelijdenis komen. Vandaar ook de grote nadruk, die Calvijn legde op het onderwijs in de christelijke religie thuis, op school en in de kerk. Ook de Gereformeerde kerk in Nederland heeft in de lijn van Calvijn vanaf het begin van haar vestiging zich de zaak van het godsdienstonderwijs terecht aangetrokken. Ze begreep, dat het voor haar eigen instandhouding en ontwikkeling nodig was, dat de gedoopte jeugd werd onderwezen in de christelijke religie. Dat godsdienstonderwijs was nodig om te komen tot belijdenis des geloofs. Men moest zich er anderen immers rekenschap van kunnen geven van hetgeen men geloofde. En zonder zo'n voorafgaande belijdenis kon en moch niemand worden toegelaten tot het Avondmaal. Op het Convent te Wezel was dit reeds besproken en besloten. Eigenlijk, zo wil Calvijn zeggen, had dat doen van geloofsbelijdenis dus al moeten gebeuren in het uur van de doop zelf. Toen al verplichtte de Heere de dopeling daartoe. Maar , , vanwege de zwakheid" van de dopeling werd de belijdenis wat uitgesteld.

Op grond van het bovenstaande is het duidelijk, dat in de kinderdoop zelf de verplichting tot het afleggen van belijdenis des geloofs ligt opgesloten, wanneer men gekomen is tot de jaren des onderscheids. Wie bewust afziet van het doen van belijdenis, onttrekt zich aan de wettige eis van God. Nu zijn er ook, die het maar steeds niet aandurven om de , , stap" te maken. Zij hebben wel voldoende kennis vergaderd van de kernstukken van het christelijk geloof door een trouw volgen van de catechese, maar ze voelen zich nog steeds niet , , klaar" om openbare belijdenis van het geloof af te leggen. Want het is dan toch maar belijdenis des geloofs, die moet worden afgelegd! En juist op dat punt van het geloof voelt men zich zo onzeker. Daarom stelt men het afleggen van openbare geloofsbelijdenis steeds maar weer uit. Men kan er maar niet toe komen.

Toch is dat niet goed. Zeker, dat het om belijdenis des geloofs gaat, heeft ook iemand als Calvijn ten volle vast gehouden. Een afleggen van belijdenis des geloofs omdat men nu eenmaal de vereiste leeftijd heeft bereikt, is beslist af te keuren. Door hem of haar, die belijdenis des geloofs begeert af te leggen, zal er toch iets gekend moeten worden van het jezelf mishagen vanwege de zonde, van het zoeken van het leven buiten jezelf in Christus en van het verlangen om God lief te hebben en je te dienen naar Zijn Woord.

Maar nu wil juist de doop ons helpen deze drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid goed te leren kennen. Over al deze drie stukken spreekt de doop helder en klaar. Bij het doen van belijdenis moet men dus vooral op zijn doop zien, In de doop kwam God immers belovend naar ons toe. Hij sloot eenzijdig met ons een verbond. In dat verbond beloofde Hij Zichzelf aan ons weg en hing aan die belofte de doop als teken en zegel. In het uur van openbare belijdenis mag dan ons ja khnken op dat ja van God tot ons. De Heere wil immers, dat het verbond tweezijdig wordt.

Hij vraagt van ons dus ons ja o/? Zijn belofte. niet op wat wij persoonlijk hebben beleefd of • meegemaakt. Op Zijn belofte alleen moeten wij ons ja gronden, niet op gedachten als: nu ken ik m'n zonden wel diep genoeg, nu zoek ik voldoende het leven buiten mezelf in Chris tus, nu is mijn verlangen sterk genoeg om God lief te hebben en Hem te dienen. Wie daar z'n grond van wil maken, komt aan het doen van belijdenis nooit toe. Want wanneer is kennis van dit alles voldoende? Heeft zelfs de allerheiligste op aarde niet nog maar een klein beginsel van deze dingen? We moeten de grond' niet in onszelf zoeken, maar in de onwankelbare belofte van God. Wat juist in de gedurige omgang met de Heere geleerd mag gaan worden, moeten wij niet als grond willen leggen om daar ons ja-woord op te bouwen. Het is juist zo bevrijdend, dat wij ons met al onze onhebbelijkheden mogen uitleveren aan Gods belofte, die Hij aan ons deed in onze doop. i Gods eis komt daarbij tot ons om Zijn Naam te belijden en Hem voorgoed de hand te geven. Maar diezelfde God zegt ook: Ik kom met Mijn eis tot u, maar nu mag u van Mij eisen alles wat Ik van u vraag. Vanwege Mijn verbond. Eis van Mij en u zult het ontvangen!

Nu, welke reden zouden we dan nog kunnen hebben om de Heere ons ja-woord te onthou den? Hij, Die van ons alles vraagt, brengt voor ons ook alles mee. Dan wordt het een heerlijke diensttijd, waarin we mee gaan zingen met alle ware belijders van Christus' Naam: Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten!

H.

P.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Belijdenis doen (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's