Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Philippus Samuel van Ronkel (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Philippus Samuel van Ronkel (1)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKGESCHIEDENIS

In mijn boekenkast staat een driedelig werk getiteld: , , De Heilige Schrift in Bijbellezingen voor het volk". Zij vangen aan bij Genesis en eindigen bij Exodus 23. De schrijver van deze bijbellezingen is Ph. S. van Ronkel. Ze werden uitgegeven bij H. M. Bremel in Amsterdam (1877-1879). Van Ronkel was een christenjood. Minder bekend dan Da Costa en Capadose, maar evenals zij, na het vinden van de Heere Jezus als zijn Messias, gedreven om van zijn Heere en Heiland te getuigen. Van Ronkel liet zijn Bijbellezingen voorafgaan door een: , .Opdracht aan dr. A. Kuyper". Daarin noemt hij Kuyper: , , Onze Kampioen voor waarheid en recht, wien ik een vriend en broeder mag noemen en tot wien ik evenwel met innige vereering blijf opzien; aan U, den handhaver en verdediger der Gereformeerde waarheid, draag ik dit boek op, waarin ik op oud-gereformeerde grondslag en op echt Nederlandschen trant, het onvervalschte Woord Gods tot de kinderen mijns volks tracht te brengen".

Die verering voor de grote Kuyper is later verdwenen. Hij kon Kuyper uiteindelijk in zijn kerkelijke koers niet volgen. Toen deze op een afscheiding van de Ned. Herv. Kerk aanstuurde, die uitliep op de Doleantie, distancieerde Van Ronkel zich van Kuyper en ging niet met de Doleantie mee.

Gaarne wil ik deze Ph. S. van Ronkel nader aan u voorstellen.

Geboorte en jeugd

Phihppus Samuel van Ronkel was van 1829. Op 19 december van dat jaar werd hij in de stad Groningen geboren. Samuel Joseph Levie van Ronkel was zijn vader. Zijn moeder heette: Eva Joseph Cohen. Behalve rabbijn was vader Van Ronkel ook onderwijzer. Deze combinatie betekende gezag en invloed.

In Groningen was in de 18de eeuw een Joodse Gemeente gesticht. Bij de overgang van de 17de naar de 18de eeuw, waren in de stad Groningen ongeveer 400 joden, iets meer dan P/2% van de inwoners. In 1830 was dit aantal gestegen tot ongeveer 3%.

Philippus kreeg een joods-orthodoxe opvoeding. Het was de bedoeUng, dat ook hij rabbijn zou worden. Zelf schreef hij daarover, dat, toen hij 5 of 6 jaar oud was, op een dag zijn vader en moeder bij zijn bed stonden en dat zijn vader tot moeder Van Ronkel zei, dat hun zoon rabbijn moest worden, maar eerst moest studeren. , , Toen begreep ik volstrekt niet, hoe ik ooit rabbijn zou worden, maar wel wenschte ik te studeren". Van Ronkel junior is nooit rabbijn geworden. Toen onze jonge Van Ronkel 9 of 10 jaar was, kreeg hij een visioen. Terwijl hij achter het ouderlijk huis zat te genieten van de flonkerende sterren, zag hij eensklaps in de verte een wit paard, blank als sneeuw. Op dat paard zat een statige ruiter, in blinkend witte kleren. Op zijn hoofd schitterende een kroon. Vriendelijk sprak hij tot de jongen: , , Kind! peins niet over hetgeen u te groot en te wonderbaar zou zijn en wat geen mens kan verklaren. Leef goed en vroom en ik zal met u zijn en later al die heerlijkheid tonen en geven"! De knaap verloor het bewustzijn en werd enkele uren daarna door zijn ouders gevonden. Later was Van Ronkel ervan over-4 tuigd, dat de ruiter op het witte paard, de Heere Jezus was geweest.

Student in Groningen

Mede in verband met het beoogde rabbijnschap van Philip, wilde zijn vader, dat hij naar het Seminarium in Amsterdam zou gaan. Maar zoonlief wilde niet wat zijn vader wilde, en kwam nu terecht op de Latijnse school in Groningen. Hij was toen 16 jaar. Zijn grootvader van moeders kant, een Talmoedgeleerde van naam, bracht zijn kleinzoon de nodige kennis bij van Misjna en Talmoed. De jongen Van Ronkel verklaarde, op de Latijnse school te zijn geconfronteerd met optredend antisemitisme. Van Ronkel: , , Ik geloof niet, dat ergens elders in ons lief vaderland zo erge en ruwe onverdraagzaamheid tegenover de Joden werd gevonden als toen in Groningen, het brandpunt der toenmalige staat - en zedekundige verlichting". Na de Latijnse school te hebben doorlopen, werd hij student aan de Universiteit van Groningen. Hij ging klassieke letteren studeren, een studie waarin ook zijn vader belang stelde. De vakken die de jonge student het meest aanspraken waren: geschiedenis, en wijsbegeerte.

Invloed van ds. Meijboom

In Groningen was ds. Meijboom Hervormd predikant. Voorstander van de Groninger school, loochende hij de onfeilbaarheid van de Heilige Schrift, de eeuwige Godheid van Christus en de verzoening door het bloed des kruises. Onder de studenten was deze voorganger zeer populair. Soms ging Van Ronkel met medestudenten mee naar de kerk en hoorde zo een keer dominee Meijboom spreken. En ook hij werd door wat ds. Meijboom naar voren bracht, aangesproken. Bij Meijboom... , , vond ik eigenlijk mijn eigen Christusbeeld en opvatting terug". Zijn waardering voor deze voorganger bracht hij onder woorden in een gedicht in twee delen. Het eerste deel droeg als titel: , , Aan Meijboom", het tweede: „Aan Jezus". Het verscheen in 1855 toen Meijboom reeds was vertrokken naar Amsterdam. Vanwege zijn moderne theologie, was tegen zijn komst in Amsterdam fel verzet gerezen. Uit het tweede deel van dit gedicht blijkt, hoe Van Ronkel in die tijd de Heere Jezus zag. Hij zag Hem als de Profeet door God gegeven om het heil van Juda aan het volk te verkondigen. Het verzoenend lijden en sterven van Jezus was hem nog een vreemde zaak. En de opstanding van de Heiland kwam evenmin in zicht. Dat Jezus de Messias was, de Zoon van God, gekomen als een persoonlijke Zaligmaker, als een verzoening voor de zonde, het bleef hem nog verborgen. , , De grote vraag bleef bij mij altijd: , , Welke is de verhouding van den Christus tot Israël en welke moet dus Israels verhouding tot den Christus zijn"?

Naar Vianen

Van Ronkel heeft zijn studie aan de Universiteit van Groningen niet afgemaakt. Drs. A. v.d. Ploeg noemt in zijn boek: , , Philippus S. van Ronkel" als oorzaken: de ontwikkeling in zijn denken; het sterven van zijn moeder; de teleursteUing, die hij moest verwerken toen een door hem ingezonden verhandeling over het boek Richteren (300 bladz.), door de Academie, die de prijsvraag had uitgeschreven, niet werd bekroond.

Na het behalen van zijn kandidaats, stopte hij met de studie.

Meer en meer leidde zijn weg van het Jodendom af. Dit bleek o.a. uit zijn sympathie voor Da Costa en zijn lezingen. Hij eert Da Costa als bezield dichter, maar typeert hem tegelijk als de , , verrader", die zijn volk in de steek liet. Zijn vader, beducht dat Philippus op weg was naar het Christendom, toonde zijn ongenoegen daarover, door midden onder een lezing van zijn zoon de zaal te verlaten. Het verder afgroeien van zijn joodse opvoeding bleek ook daaruit, dat hij na het overlijden van zijn moeder, brak met de joodse traditie om gedurende 30 dagen na het overlijden, iedere dag het z.g. , , haddiesj-gebed" uit te spreken. Hij kon het niet opbrengen en het het na, , , Om eerlijk voor God te blijven". Maar zijn omgeving beschouwde hem als een afvallige.

Na het opgeven van zijn studie, verliet hij Groningen en vestigde zich in Vianen. Over zijn verblijf in deze plaats verklaarde Van Ronkel: , , Daar heeft de Heere mij als op het keerpunt des levens gesteld, maar tevens in Zijne genade, na veel en bangen strijd, mij ten laatste heerlijk doorgeholpen".

Bekering

Om in Vianen in zijn levensonderhoud te voorzien, bood hij zijn diensten aan als onderwijzer. Wie wilde, kon bij hem terecht voor: oude talen, wis-en aardrijkskunde, geschiedenis, wiskundige aardrijkskunde, met haar toepassing op de stuurmanskunst, de Nederduitse taal-en letterkunde. Uit de opsomming van deze vakken blijkt zijn geleerdheid. In een re­ gionaal blad adverteerde hij. Het resultaat was zeer gering. Zó gering, dat hij genoodzaakt was Vianen reeds na 8 a 9 maanden weer te verlaten. Maar niet zonder eerst het nodige te hebben meegemaakt. Zo bracht de strenge winter van 1854—1855 in Vianen bittere armoede. In een op touw gezette hulp-actie, had ook Van Ronkel aandeel. Hij maakte een toepasselijk gedicht en verkocht het voor een kwartje per exemplaar. Opbrengst was voor het goede doel: het kopen van brood! In dit gedicht kon men o.a. lezen:

„Ziet gij die uitgeteerde vrouw? Ziet gij die kinderen? Kom wat nader! Zij lijden honger, smart en kou. En deze man is ga en vader! Begrijpt gij nu mijn tranen ook? Waarom geen slaap zijn oogen look? "

„Mijn God! wat heb ik toch misdaan? Mijn kroost is toch die straf niet waardig? Gij ziet dan dus ons lijden aan? Helaas! Gij zijt dan niet rechtvaardig? ... Slaapt, kinderen! slaapt tot in den dood. Of morgen steel ik voor u brood".

In Vianen leerde hij ook Maria Klasina Tichelman kennen. Zij zou later zijn eerste vrouw worden. Zij leefde samen met haar moeder, die weduwe was. Geestelijk was de oude vrouw moeilijk meer te bereiken. Maar Van Ronkel wist contact met haar te krijgen. Zelfs bad hij voor haar het , , Onze Vader". Dit bidden werd het keerpunt in zijn leven. Geknield, bad hij nog meer voor zichzelf dan voor de weduwe. Hij beleed zijn schuld., , Biddend voor een ander, had ik geleerd voor mijzelven te bidden en dat tot den Christus"! Nog niet brak het volle licht op Christus door. Er zou eerst nog veel geestelijke strijd gestreden moeten worden. Van Ronkel begon de Evangeliën te lezen. Veel was hem nog duister. Vooral het Evangelie naar Johannes kon hij niet verstaan. Regelmatig kreeg hij bezoek van de 80-jarige predikant G. van Duyl uit Vianen. Toen Da Costa hoorde, dat Van Ronkel in een geestelijke crisis verkeerde, gaf hij dit door aan ds. C. A. F. Schwartz in Amsterdam, een bekeerde jood, die zending bedreef onder de joden. Maar toen Schwartz per brief zijn hulp aanbood, wees Van Ronkel dat af. „Ik wilde", aldus Van Ronkel, , , met mijn strijd alleen zijn, en daarin of ondergaan, of alleen overwinnen. Ik moest geen mensch in dat opzicht iets te danken hebben; alleen mij zelven en mijnen wilskracht" Nieuwe visioenen

Toch wel merkwaardig, die visioenen van Van Ronkel! Want hij krijgt er weer twee, dicht na elkaar. Al is het zeker zó, dat God Zijn volk onderwijst door Woord en Geest, en niet door visioenen, die droomgezichten hebben toch voor Van Ronkel hun betekenis gehad, en zijn zieleleven niet oriberoerd gelaten. De nieuwe visioenen doen hem terugdenken aan het visioen van de ruiter op het witte paard. Het eerste was bedreigend, het tweede liefelijk. In het eerste visioen komt de duivel dreigend op hem af. Door een hem aangereikt kruis, weet Van Ronkel de satan te verdrijven. Het tweede visioen brengt hem bij een stil en helder water. Alles ademt rust en vrede. Dan gebiedt een blinkende verschijning hem op te staan. Als hij hem aankijkt, herkent hij hem als de blinkende ruiter van het visioen uit zijn jeugd. De ruiter neemt hem bij de hand en leidt hem onder in de blinkende stroom. Meteen was hij weg. , , Ik ontwaakte, innig verblijd en wist evenwel nog niet, wat dit alles betekenen moest".

Contact met Da Costa

Ondanks dit alles bleef het geestelijk donker voor Van Ronkel. Hij bleef twijfelen aan de geloofwaardigheid van vooral het Evangelie van Johannes; er leefden nog bezwaren tegen het christelijk geloof. Hij wilde dit alles eens bespreken met Da Costa. De gewenste ontmoeting met hem kwam tot stand en maakte op Van Ronkel diepe indruk. Hij schreef er over:

„Toen Da Costa begon te spreken, toen hij al spoedig warm werd, hoe bliksemden zijn oogen, hoe rees en daalde zijn stem nu eens tot de hoogte van een sopraan zich opheffende, dan in het zachtste fluisteren overgaande. Hoe forsch en stout greep hij in de ziel met woord en blik, en schokte hij die tot in het binnenste. Toen geleek hij waarlijk wel een reus. Een koninklijke en majestueuze figuur stond voor mij, boeide onweerstaanbaar mijn oog en oor. Hij had mij overreed, overweldigd, niet overtuigd".

Dat zei Van Ronkel hem ook. Wat op Van Ronkel vooral indruk maakte was, wat Da Costa zei over Johannes, tegen wiens Evangelie Van Ronkel bedenkingen had. Zeer ontroerd zei Da Costa:

„0, die goddelijke Johannes! 't Is een engel! Veel te geestelijk en heilig verheven nog voor u. Om dan met zachte stem te vervolgen: Heeft Johannes de Dooper ook reeds tot u van den Christus gesproken als tot de­ ze Johannes: Zie het Lam Gods dat de zon den der wereld draagt? Daar zit het geheim Gij moet eerst zondaar worden, als zondaar behoefte gevoelen aan den Christus, die is het Lam Gods. Zie dan wordt u die teedere Johannes alles; hij is een engel".

Op aanraden van Da Costa zocht Philippus in Utrecht ds. Van den Ham op, die hem hoorde en raad gaf. Ook met Nicolaas Beets maakte Van Ronkel kennis. Beets was in 1854 in Utrecht predikant geworden. In 1875 werd hij daar ook hoogleraar. Van Ronkel tekende Beets aldus:

„Beets was toen in de kracht van zijn leven, een prachtige kop bij een krachtige gestalte, j wel ietwat langzaam, maar dat temeer indruk maakte. Gelijk bij Da Costa was alles ; aan Beets aristocratisch".

Geleidelijk aan werd Van Ronkel ingewonnen voor Christus als het Lam van God, dat ook zijn zonden wilde verzoenen. Niet dat hij zijn geloof al beleed en tot een kerk toetrad. Zover was hij nog niet.

Uiteraard beijverden familie en vrienden zich, om Philip van zijn overgang tot het Christendom te weerhouden. Maar noch aandrang van zijn famiUe, noch spot van joden in Utrecht, konden het doorgaande werk van God breken. Hij kwam tot de bevrijdende zekerheid, dat Christus zijn Heiland en Zaligmaker was.

En dat geloof beleed hij op eerste Kerstdag 1856 in de Domkerk in Utrecht. Ds. Van den Ham doopte hem. Eén van de twee doopgetuigen was... Da Costa!

B.

H.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Philippus Samuel van Ronkel (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's