Josafat in de weg van de Heere
MEDITATIE
„Maar hij zocht de God van zijn vader en wandelde in Zijn geboden en niet naar het doen van Israël. En de Heere bevestigde het koninkrijk in zijn hand... En zijn hart verhief zich in de wegen des Heer en..." 2 Kron. 17 : 4, 5a, 6a
We hebben de eerste bladzijde opgeslagen van het levensboek van koning Josafat. De auteur stoot meteen door naar de kern van de zaak. Josafat vreesde de Heere!
Hij vertelt ons niet waar en wanneer hij geboren is, niet wat voor jeugd hij heeft gehad, wat voor opleiding hij heeft genoten. Er is voor de beoordehng van de koningen maar één criterium: deden zij wat recht was in de ogen van de Heere, of wandelden zij op de weg van de zonde?
Van koning Josafat wordt meteen een goed getuigenis gegeven. Hij is de vierde koning van Juda na de scheuring van het rijk. En hij overtreft zijn voorgangers. Want vader en grootvader waren niet goddeloos, maar vlekkeloos was hun leven niet... Het goede voorbeeld heeft hij een beetje gemist.
Dat kan dus nooit een excuus zijn, wat mensen soms ais excuus aanvoeren. Ik ben er niet zo bij opgevoed, bij mij thuis namen ze het niet zo nauw. Mijn ouders waren niet onkerkelijk, maar diep zat het ook niet.
Vader Asa was, zeker in het laatst van zijn leven, ook geen hchtend voorbeeld voor zijn zoon Josafat, en toch vreesde Josafat de Heere.
Toch heeft het voorgeslacht wel betekenis in het leven van Josafat. We moeten dan wel een heel eind terug. Want, zo vertelt de Kroniekschrijver, hij wandelde in de vorige wegen van zijn vader David! Die heeft hij nooit gekend. Hij is al de vijfde generatie na David. En toch loopt Josafat in datzelfde spoor. Wat zien we hier dat God de trouw bewaart tot in het laatste nageslacht! De God van David, Die zoekt Josafat ook.
1) de wandel op die weg
Hij zocht de God van zijn vader en wandelde in Zijn geboden. Josafat zegt niet: mijn over-overgrootvader heeft die God gediend en het gaat immers van vader op zoon, die God is dus ook mijn God. Nee, hij zoekt die God zelf ook.
Het is een voorrecht te behoren bij het Verbondsvolk, het teken van het Verbond te mogen dragen. Maar het werkt niet automatisch. Het is niet vanzelfsprekend de God van het Verbond te kennen en te dienen. Hij moet door ieder persoonlijk gezocht worden.
Hoeveel keer zou dat in de bijbel staan? Zoek de Heere! Zoek Mij en leef! Wat een voorrecht, dat we niet in het wilde weg hoeven te zoeken! De Heere heeft nooit gezegd: zoek Mij tevergeefs. Hij heeft beloofd: wie zoekt zal vinden.
Doen we dat ook. Hem zoeken van ganser harte en met ingespannen krachten? Er zijn altijd mensen die zeggen: ik zoek Hem al zo lang, maar ik heb Hem nog steeds niet gevonden.
Zoekt u dan wel op de juiste plaats? En hebt u er alles voor over om Hem te vinden?
Waaruit blijkt het, dat we echt de Heere zoeken? Kijkt u maar naar Josafat. Hij wandelde in Zijn geboden.
Wandelen doe je voor je plezier. Niet omdat het móet, maar omdat je er zin in hebt. Dat is voor Josafat de dienst van God. Hij dient de Heere met vreugde. Niet omdat het anders verkeerd afloopt. Ook niet omdat hij er iets mee wil verdienen. Maar gewoon omdat het zijn lust en zijn leven is.
Gods geboden zijn geen knellende banden die ons beknotten in onze vrijheid. God dienen is niet een zware opgave, waarbij dit niet mag en dat ook niet. Nee, het geeft vreugde, we vinden er plezier in. Het is geen last, het is een lust, de Heere te dienen.
En dat is toch geen kleinigheid voor koning Josafat. Want hij heeft zijn opvoeding tegen, vader en grootvader dienden wel de Heere, maar niet met een volkomen hart. En hij heeft de tijd tegen, want het is een tijd van weelde en welvaart. En over het broedervolk Israël regeren koningen die midden in de zonde leven. En op dit moment is Achab koning van Israël. Achab die de dienst van Baal heeft ingevoerd. Het zou voor Josafat veel gemakkelijker zijn om dat voorbeeld maar te volgen.
Maar er staat uitdrukkelijk: hij deed niet naar het doen van Israël. Hij durft alleen te staan. Daar, in Israël, moeten ze weten wat ze doen, maar in Juda wordt de enige ware God gediend.
Daar is moed, geloofsmoed voor nodig, om altijd maar tegen de stroom op te roeien. Vandaag ook. Want als je in zo'n geseculariseerde omgeving God wilt zoeken en dienen, dan ben je al gauw een buitenbeentje, een dwarsligger. Dan halen ze de schouders over je op, of je wordt meewarig aangekeken. Maar als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?
2) de zegen over die weg
Van die zegen zien we ook iets in het leven van Josafat. De Heere was met hem en de Heere bevestigde het koninkrijk in zijn hand.
Denk nu niet dat Josafat daarbij met de armen over elkaar zit. Nee, hij doet wat hij kan. Hij handhaaft zijn politiek van zelfstandigheid. Hij rust het leger goed uit. Hij zorgt dat het land in tijd van oorlog goed verdedigd kan worden.
Hij vertrouwt op God, maar dat sluit het ge- bruik van de middelen niet uit. Bid en werk. Dat brengt Josafat in praktijk. En daar geeft de Heere Zijn zegen over.
Daar is vandaag nog niets aan veranderd. Het leven bij het Woord van God, bij de dienst van God, daar heeft de Heere Zijn zegen op beloofd. In onze gezinnen, in de maatschappij, in de kerk. Het kan weleens lijken of je alleen staat. Je kunt het er weleens moeilijk mee hebben wanneer het lijkt of alles tegen je is. Maar als je aan de kant van de Heere staat, dan kun je desnoods alle mensen tegen hebben.
Dat wordt soms zichtbaar in het persoonlijk leven: hij die op U vertrouwt. Uw wetten onderhoudt vindt daarin grote loon. En dat zie je soms in de gezinnen, dat Gods trouw rust op het late nageslacht. En dat is merkbaar in het volksleven. Waar afgerekend wordt met het Woord en de dienst van God, daar treedt de ontbinding in. Maar waar overheid en volk zich richten naar het spoor van Gods geboden, daar is voor een land en een volk zegen te verwachten.
Het is een zegen voor Juda, een koning te hebben zoals Josafat. Een zegen voor kinderen, zulke ouders te hebben. Een zegen voor een gemeente, zulke voorgangers te hebben. Voor een volk, zo'n overheid te hebben. Mensen die zelf voorgaan in de dienst van God, en anderen daarin meenemen.
3) de vreugde in die weg
Van Josafat wordt iets gezegd, dat we van niemand in de bijbel lezen. Zijn hart verhief zich in de wegen des Heeren.
Opvallend is dat, dat van iedere gelovige weer iets anders wordt gezegd om zijn of haar godsvrucht uit te drukken. Henoch wandelde met God. Mozes sprak met de Heere zoals vrienden met elkaar spreken. Job was oprecht en vroom, Godvrezend en wijkend van het kwaad. Zacharias en EHsabeth waren beide rechtvaardig en onberispelijk. En Josafats hart verhief zich in de wegen des Heeren.
En dan te bedenken dat zich verheffen meestal een ongunstige betekenis heeft! Wanneer een mens zich verheft, dan wil dat zeggen dat hij zich hoogmoedig opstelt. Dat hij groot is met zichzelf. En wanneer dat niet zo is, als een mens klein wordt voor God, dan verheft hij zich niet. Dan horen we een psalmdichter zingen: mijn hart verheft zich niet, o Heere... Wat betekent het, dat Josafats hart zich verheft in de wegen van de Heere? Ons hart is het centrum van ons leven. De werkplaats voor onze gedachten, woorden en daden. Vanuit ons hart wordt alles geregeld. Wanneer nu dat hart zich verheft, dan stijgt het uit boven het gewone niveau.
Josafat stoort zich er niet aan wat zijn tijdgenoten doen, hij doet wat de Heere van hem vraagt. Hij weet dat anderen dat niet waarderen, maar daar staat hij boven. Zijn weg ligt hoger dan die van anderen, want het is de weg van de Heere. Op die weg wandelt hij niet alleen, daar vindt hij ook vreugde in. Hij dient God niet om er beter van te worden, zijn hart leeft erin.
Het mag dan alléén van Josafat gezegd worden, maar daarmee is toch het leven getekend van allen die in de weg van de Heere gaan. De satan zegt: jij dient God met een bedoeling, jij wilt er beter van worden. Maar de oprechten zeggen: Heere, U weet het toch dat ik Uw Woord hefheb, dat Uw dienst mij de grootste vreugde geeft?
Heeft Josafat dat van zichzelf? Nee, we hebben allemaal een hart dat zich verheft tegenover de Heere. Niemand wandelt van zichzelf in het spoor van Gods geboden. Niemand heeft daar ook zin in. En wanneer we nog weten van de rechten die de Heere op ons heeft, dan zeggen we nog: ik doe dit en ik doe dat, en ik heb nooit dat gedaan.
Maar de Heihge Geest haalt een streep door alles wat van ons is. Door onze goddeloze en door onze vrome hoogmoed. Hij brengt ons aan de voeten van de Heere. Hij leert ons vragen: leer mij naar Uw wil te handelen, 'k zal dan in Uw waarheid wandelen.
Dat kunnen we van Josafat niet leren. Zijn koningschap riep om een ander Koningschap. Om de Koning Die Slaaf is geworden. Die altijd de weg van Gods geboden is gegaan. Die altijd deed wat de Vader weibehaaglijk was.
Zijn hart verhief Zich in de wegen van Zijn Vader. Hij was nog maar twaalf jaar toen Hij zei: wist gij niet dat Ik moet zijn in de dingen van Mijn Vader?
In die weg kwam Hij volkomen alleen te staan. Hij vroeg niet wat Zijn discipelen graag wilden. Ook niet welke weg voor Hem het veiligst was. Hij heeft Zich vernederd tot de dood. En zó alleen kan Hij onze volkomen Zaligmaker zijn.
En de Heilige Geest leert ons zeggen: o Zoon, maak ons Uw Beeld gelijk. Vorm me om naar het Beeld van Hem Die altijd de weg van Zijn Vader ging.
Dat is een vernederende weg voor onszelf. Kleiner worden, minder worden. Eigen wil en zin verzaken.
Geen gemakkelijke weg. Maar wel een heilzame en veilige weg. Want wie op deze weg wandelt, zelfs de dwazen zullen niet dwalen.
W.v.G.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1993
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1993
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's