Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tweede brief van Johannes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tweede brief van Johannes

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

Opschrift

2 Joh. : 1-2

1. De ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen, die de waarheid gekend hebben;

2. om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid:

Algemeen

In de tijd der apostelen werd een brief nagenoeg altijd ingeleid volgens een vast patroon: fzender, adres en groet, 'n Voorbeeld hiervan lezen we in Hand. 23 : 26, , , Claudius Lysias aan den machtigsten stadhouder Felix groetenis". Kort en zakelijk. Anders werd het in de christelijke gemeente. Bij Petrus' brieven treffen we een uitgebreider vorm aan. Zie 1 Petr. 1 : 1—2 en 2 Petr. I : 1—2. Hetzelfde geldt voor Paulus, zie ondermeer I Thes. I : I en 2 Thes. 1 : I—2. De gewone groet is geworden tot een apostolische zegengroet, gesteld in een toebiddende of wensende vorm. Het gehele opschrift staat nu in het teken van het christen-zijn. Bepaald Johanneïsch is te noemen de lofspraak op waarheid en liefde.

De ouderling

Het Oude Testament kent naast de hogepriester en schriftgeleerde ook de oudste. Zo'n oudste was hoofd van een aanzienlijke familie, een hoogwaardigheidsbekleder in een stad of dorp of religieuze gemeenschap. Er waren oudsten over geheel Israël, in onderscheid van de plaatselijke oudsten. Bij het begin van de Nieuw-Testamentische tijd doen de meeste oudsten zich kennen als tegenstanders van Jezus en Zijn discipelen en later als vervolgers van de eerste christenen.

In de christelijke gemeenten werden ook oudsten of ouderlingen aangesteld. Zij gaven leiding in de plaatselijke gemeente. Zie Hand. 14 : 23, 15 : 2; 21 : 18; Tit. 1 : 5.

De auteur maakt zich in vers 1 bekend als ho presbyteros, de ouderling. Het Grieks kan tevens vertaald worden als de oudste of de oude man en gebruikt worden voor en door een eerbiedwaardige man en zowel de hoge leeftijd als zijn gezag weergeven. De ouderling moet een man zijn geweest, die ter plaatse en elders als zodanig bekend was. Deze aanduiding is de auteur waarschijnlijk door anderen gegeven en wijd en zijd bekend, althans in de gemeenten waarmee Johannes relaties onderhield.

Uit buiten-bijbels getuigenis weten we overigens, dat de apostel Johannes een zeer hoge leeftijd mocht bereiken. Hij had groot gezag omdat hij bij de Heere Jezus in de leer was geweest en met oog en oor getuige was van Zijn woorden en daden en bovendien door de Heere Zelf in het ambt gesteld. Daarbij had Johannes een langdurige ervaring in het leiden van zielen tot zijn Heere en Meester. Zo heeft de schrijver de titel overgenomen, waarmee men hem kende.

De uitverkoren vrouwe

Een vraag, die veel uitleggers bezighield en bezighoudt is: wie is toch die vrouwe. Het Grieks geeft aanleiding tot deze vraag. Schreef Johannes werkelijk aan een bepaalde, hem bekende vrouw óf bedoelde hij een zekere gemeente? Het is namelijk mogelijk de Griekse woorden te vertalen als eigen namen. We krijgen dan Eklekta, de vrouwe en Kyria, de uitverkorene. Kyria ziet op een voortreffelijke, aanzienlijke, voorname vrouw. Iemand, die te gebieden had. Vorstelijke dames werden wel met Kyria aangeduid. Zo kwam men tot de opvatting, dat we in vers 1 van doen hebben met een adellijke vrouw, een weduwe van een vorst. Vandaar vrouwe. Deze vrouwe of gebiedster leefde zodanig, dat ze zich naar buiten deed kennen als een Godvruchtige. Vroom waren ook haar kinderen.

We tekenen hierbij aan, dat het een voorname zorg en taak van ouders is om hun kind-(eren) op te voeden in de vreze des Heeren, om hen biddend en werkend te leiden tot Christus Jezus. Zie Deut. 6 : 7 en Ef. 6 : 4. Dat het hele gezin bestaat uit oprecht vrome personen is wel een zeldzaam iets, een zeer bijzondere genade van de Heere. Gelukkig de ouders, die Godvruchtige kinderen hebben! Gelukkig de kinderen, die waarlijk vrome ouders hebben, die hen vóórgaan in een Godzalige levenswandel en door wie zij worden opgedragen aan de troon van Gods genade! Laat dit beeld de christelijke ouders aansporen tot het zoeken van zaligheid voor hun kinderen. Laat dit beeld de jongens en meisjes aansporen op Hem, Die de Waarheid en het Leven is, te zoeken en lief te hebben.

Het is evenwel goed mogelijk, dat Johannes hier op een versluierende wijze spreekt over een bepaalde gemeente. Een parallel vinden we in 1 Petr. 5 : 13. , , U groet de medeuitverkorene Gemeente, die in Babyion is, en Markus, mijn zoon". De versluiering (v. 1) zou noodzakelijk zijn om de geadresseerden bescherming te bieden tegen druk en vervolging. Zou Johannes de gemeente met name noemen, het kon wel eens levens kosten. Voor de uitleg, dat deze vrouwe een gemeente is, spreekt wel vers 13: e kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Voor deze uitleg spreekt tevens het feit, dat in het N.T. de gemeente menigmaal symbolisch wordt voorgesteld als vrouw en als bruid. Zie bijv. Joh. 3 : 29 en Ef. 5 : 25—33.

De gemeente getypeerd als vrouwe. Zien we nu naar vers 13. Het spreekt vóór de uitleg van de uitverkoren vrouwe als een gemeente. Zoals iemand schreef: , , De gemeenteleden, die met de apostel samen groeten, worden getypeerd als , , de kinderen van uw zuster, de uitverkorene". Het zou een zeldzame samenloop zijn, als Johannes nu bij een vrouwe te gast was, die een lijfelijke zuster van de , , gebiedster" zou zijn, aan wie hij zijn brief richt, en wier , , kinderen" de eigenlijk groet enden zijn."

Sommigen zien in 3 Joh. : 9 aanleiding om hier aan een gemeente te denken: , ik heb aan de gemeente geschreven".

We geloven op grond van het zelfgetuigenis van Gods Woord, dat de Heihge Geest de schrijvers inspireerde te schrijven zoals zij geschreven hebben. De Geest achtte het niet noodzakelijk om hier expliciet aan te geven wie of wat de uitverkoren vrouwe is. We achten het daarom goed de tweeërlei uitleg naast elkaar te laten staan. Het vrome gezin in het klein, en de gemeente als (Gods) gezin in het groot.

Uitverkoren

De vroomheid en geloofsijver van die gezins-en gemeenteleden zijn geen vruchten van eigen bodem. Oprecht geloof is geschonken geloof. Dit geloof is een gevolg van Gods ge- nadige verkiezing. De uitverkorene mag de bruid zijn van de Heere Jezus Christus. Zij stelt het geheel van de gemeente voor. De kinderen zijn de afzonderlijke, gelovige gemeenteleden.

Het woord „uitverkoren" geeft het hoge voorrecht aan, dat God uit souvereine genade schenkt aan wie het Hem beüeft. Het is Johannes, die deze bruid heeft toebereid om haar als een reine voor te stellen aan haar Bruidegom. , , Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid, om u als, een reine maagd aan een man voor te stellen, namelijk aan Christus." Zo stelt Paulus in 2 Cor. 11:2.

Liefdesbetuiging

Iemand in waarheid hefhebben veronderstelt het zelf in die waarheid staan! Anders is het onmogelijk om de ander van harte toegedaan te zijn. Bij het zijn in de waarheid voegt zich de daad van de geestelijke liefde. , , Mijn kinderkens, laat ons niet liefhebben met den woorde, noch met de tong, maar met de daad en waarheid" (1 Joh. 3 : 18). Zie ook 3 Joh. : 1.

De waarheid kennen kan alleen wanneer 'men door de Waarheid geleerd is. Het betekent een gelovig aannemen en ook bevinden van de Waarheid. Zó is het gesteld met Johannes en de kinderen van de zuster(gemeente). Zij hebben werkelijk lief!

Waarheid, die gepaard gaat met oprechte hef de is van hemelse afkomst. Ontbreekt die bij ons? Onze hefde is vals! Niet van hemelse afïcomst... Het gaat in dit vers om , , geloof, door de liefde werkende" (Gal. 5 : 6c). Hoe oprechter die liefde, des te meer zoekt en vindt ze gezelschap. Ze is tevens gunnend van karakter: at de Heere mijn ziel deed ondervinden, gun ik van harte mijn naaste. Lees Joh. 3 : 34—35.

Duurzame waarheid

Het gaat in beide eerste verzen nadrukkelijk om ware christenen. De schijn-en naamchristen staat er buiten. Zie Ef. 4 : 15. Even nadrukkelijk gaat Johannes in tegen de dwaalleraren, die zelfbedachte Godsbeelden de gemeente binnendragen. De ware christen en christin heeft de Waarheid gekend: ezus Christus, God en mens. Zie Joh. 14 : 6; 1. Joh. 4 : 2 en 10.

Met de woorden van v. 2 toont de apostel de grond van zijn liefde en die van de anderen (v. 13) aan. Zij hebben gemeenschappelijk deel aan de Waarheid. Hier geschiedt een liefdesbetuiging vanwege een tedere geestelijke verwantschap: ze zijn allen - door het geloof - wedergeboren kinderen van God en in Christus Jezus zijn ze broeders en zusters. Onder hen heerst de geest van hefde, de geest van eenheid! Die is hen van Godswege toebedeeld.

De waarheid blijft in en met de gelovigen. De Heere Zelf beloofde de Zijnen hen niet te begeven noch te verlaten. Een heerlijke erfenis wacht allen, die in de Waarheid Zijn: , een beter en blijvend goed in de hemelen" (Heb. 10 : 34c). De Waarheid blijft in ons. Waar de Heere die legde in het binnenste, neemt Hij haar niet weer weg! Ze blijft mèt ons, want onze Borg beloofde het!

In ons..., met ons... Ons: die door de Heere uit de duisternis getrokken zijn en gesteld in Zijn hcht. Ons..., in onderscheid van hen, die aan de beweringen en verleidingen der dwaalleraren gevolg gaven / geven.

Ter persoonlijke overdenking

„Hebbende dan uw zielen gereinigd in de gehoorzaamheid der waarheid, door den Geest, tot ongeveinsde broederlijke liefde, zo hebt elkander vuriglijk lief uit een rein hart". (1 Petr. 1 : 22)

Gespreksvragen

1. Wat zou de oorzaak kunnen zijn, dat een groet als in Hand. 23 : 26 in de christelijke gemeente uitgroeit tot een geestelijk en gemeend geheel?

2. Onderzoek met elkaar of er overeenkomsten zijn aan te wijzen tussen het gelovige gezin als kleine geloofsgemeenschap en de gelovige gemeente als grote(re) geloofsgemeenschap.

3. Hoe worden zondaren door de Waarheid geleerd?

4. Kan de waarheid mèt ons zonder de waarheid in ons?

5. Ontbreekt het in eigen gezin of gemeente aan waarheid en hefde, wat is de oorzaak en hoe kan daarin verandering komen?

Veenendaal

J. G. van Willegen

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De tweede brief van Johannes

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's