Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Besnijdenis en doop (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Besnijdenis en doop (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSLEVEN

In het vorig artikel hebben we over besnijdenis en doop geschreven vanuit Colossenzen 2 vers 10—12. We hebben gezien, dat Paulus daar de doop de besnijdenis van Christus noemt. Nu willen we de kring wat wijder trekken. We gaan kijken naar de bredere bijbelse achtergrond van besnijdenis en doop.

We schreven, dat voor gelovigen in Christus van heidense afkomst de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is. Dezelfde uitdrukking horen we in elke doopdienst voorlezen vanuit het klassiek-gereformeerde doopsformulier. Dat wil dan laten zien, hoe de kinderdoop rust op bijbelse grondslag. De uitdrukking , , in de plaats van" veronderstelt zowel eenheid als verschil. Een nieuw huis vervangt ons oude. Maar we kunnen natuurlijk niet dat oude huis bijvoorbeeld door een auto vervangen. Een auto vervult niet echt de funkties van een huis. Een oud huis, moet weer door een ander, een nieuw huis vervangen worden. Tegelijkertijd is er ook wel reden om het huis te vervangen. Het oude was hard aan vernieuwing en vervanging toe.

In Hebreeën 8 lezen we met zoveel woorden over vervanging. Namelijk van het oude door het nieuwe verbond. Het gaat daar over de dienst der verzoening, zoals ze met name mag uitgericht worden door de Hogepriester. Hij is alszodanig de Middelaar van het verbond tussen God en Zijn volk. Sinds de komst en het werk van Christus is er echter een verbond met een uitnemender bediening en betere beloften. Vanuit Jeremia 31 vers 33 wordt het een nieuw verbond genoemd. En, zo rondt de schrijver zijn overwegingen af, als er staat, dat het een nieuw verbond is dan is het eerste verouderd ten opzichte van het nieuwe. En wat verouderd is, dat is de verdwijning nabij.

Deze woorden brengen ons tegelijk bij datgene wat de gelijke achtergrond is van besnijdenis en doop. Namelijk het verbond van God. Ter verduidelijking moeten we er bijzeggen: het genadeverbond van God. In Genesis 17 lezen we dat de HEERE Zijn verbond met Abraham opricht en als teken van dat verbond de besnijdenis aanwijst. We zeggen , , aanwijst" omdat de besnijdenis bij verschillende volken van toen wel bekend was, maar dan als een soort vruchtbaarheidsritus. De HEERE gebruikte dat voor Abraham en zijn zaad om als verbondsteken te dienen. Het meest fundamentele van dat verbond is, zoals uit de woordbetekenis al blijken kan, dat God de HEERE Zich verbindt om de God van Israël te zijn. Israël mag dan op haar beurt Gods volk zijn. Als telkens terugkerende verbondsformule vinden we in de Bijbel: En Ik zal u tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk zijn. Van Gods kant betekent deze relatie, dat Hij Zijn volk zegenen zal. Hij zal het bewaren en beschermen. Hij zal het Zijn heil doen zien. In Genesis 17 houdt het voor Abraham konkreet de belofte in van een talrijk nageslacht en de erfelijke bezitting van Kanaan.

Nooit mag hierbij vergeten worden, dat Abraham noch Israël waardigheden of rechten had op grond waarvan God Zich wel aan hen verbinden moest. Ze waren hun uitverkiezing op geen enkele manier waard. Gods verbond rust voluit op genadige verkiezing. De zonde, die de goede relatie tussen God en Zijn volk in de weg stond en telkens weer bedreigde, diende verzoend te worden. Heel het Oude Testament door zien we bloed vloeien. Op de altaren, die eerst her en der gebouwd waren, en later in de tempel stonden. Ook bij de besnijdenis. Degene, die de offers bracht was de bemiddelaar. Door Zijn bemiddeling werd de goede verhouding hersteld en bewaard.

Van de kant van de menselijke verbondspartner, in dit geval Abraham en later Israël, werd toewijding verwacht, welke uitkwam in het wandelen naar de inzettingen van God.

Het is van belang er op te wijzen, dat niet gesteld kan worden, dat het verbond in het Oude Testament alleen maar uiterlijk was. We hebben in het vorige artikel al gezien, hoe al in het Oude Testament er scherp kritiek wordt uitgeoefend op een puur uiterlijke benadering van de besnijdenis. Het ging erom, dat het volk van God innerlijk, geestelijk besneden was, dat het werkelijk van harte toegewijd was aan de dienst des HEEREN. Het uiterlijke teken van het verbond gaf echt niet zonder meer de garantie van de gunst en de genade van God.

Het is in dit verband ook opmerkelijk dat de vergadering van de HEERE, dat wil zeggen, de gemeenschap, die in de tempel samenkwam en ook het Pascha vierde niet zondermeer identiek was met het nationale volk Israël. De gekochte met geld en de vreemdeUng kon er, mits besneden, ook deel van uitmaken, vgl. Exodus 12 vers 13—19. En Israëlieten konden worden uitgesloten, bijvoorbeeld op grond van onreinheid.

Ook in Romeinen 4 vers 11 vv wordt duidelijk, dat het bij de besnijdenis niet om een puur uiterlijke handeling ging. Paulus laat daar vanuit Genesis 15 vers 6 zien, dat Abraham ook niet door de werken der wet, maar door het geloof gerechtvaardigd is. God stelde hem de belofte van Zijn verbond voor. Abraham is die gelovig toegevallen. Dat is hem tot gerechtigheid gerekend. In vervolg daarop heeft hij de besnijdenis ontvangen als een teken van het verbond, dat tot stand gekomen is in de weg van Abrahams gelovige overgave aan de HEERE. Kort samengevat noemt Paulus de besnijdenis dan ook een zegel van de gerechtigheid des geloofs. Namelijk van de rechte, dat is de verbondsverhouding tot God, die in de weg van het geloof ons deel wordt.

Bij de Doop ligt het wezenlijk niet anders. Het Nieuwe Testament getuigt ons van de komst en het werk van de Heere Jezus Christus. De verbondsverhouding tussen God en Zijn volk wordt in Hem vervuld. Ze komt tot volle ontplooiing. Ze wordt ten volle werkelijk. Het offer van Christus is er het fundament van, Matth. 26 vers 28 en Luk. 22 vers 20. Dat offer brengt namelijk een volkomen en definitieve verzoening tot stand. Zoals Johannes mocht schrijven: Het dierbaar bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden.

De Doop is dan ook niet anders dan de besnijdenis zegel van de gerechtigheid van het geloof. Nog eens: De rechte verhouding met God, die in de weg van het geloof in Zijn beloften ontvangen wordt. Alleen, het is nu ten volle gericht op Christus. We geloven in de Heere Jezus. In Hem hebben wij deel aan het eeuwig verbond der genade. Ook al komt de term verbond in het Nieuwe Testament niet zo vaak voor als in het Oude, toch blijkt op de achtergrond de zaak van het verbond duidelijk een rol te spelen. Allerlei verbondsmotieven komen er naar voren. Het is niet mogelijk om dat allemaal uitvoerig na te gaan. Ik wijs hier als voorbeeld op 2 Korinthe 6 vers 16—18, waar we zelfs de verbondsformule met zoveel woorden vinden toegepast op de verhouding van Christus en Zijn gemeente.

Vanuit de eenheid van het verbond Gods is het dus niet vreemd of onmogelijk, dat de Doop de besnijdenis vervangt. Er in ieder geval voor in de plaats komt. Ook de noodzaak van de vervanging kan uit het voorgaande worden opgemaakt. Het genadeverbond is immers in Christus vervuld. We kunnen dan toch niet langer blijven staan bij datgene wat nog om vervulling vraagt. Dat zou grote ondankbaarheid betekenen tegenover de HEERE. Hij immers is Zelf voortgegaan van belofte naar vervulling. Dat was voor Hem geen geringe zaak. Daar heeft Hij zelfs Zijn Zoon Jezus Christus voor over gehad. Vandaar ook dat besneden Joden, die tot geloof in Christus kwamen, gedoopt werden. Hun besnijdenis was zeker al een teken, dat ze deel mochten hebben aan het verbond van God. Hun doop betuigde echter, dat dit verbond nu vervuld was in Christus Jezus.

Zo is de doop dus de vervulling van de besnijdenis. Als we het zo zeggen is dat beter en meer , , to the point", dan wanneer we over de , , vervanging" van de besnijdenis zouden spreken. Dan gaat immers al gauw de gedachte aan de vervangingstheorie een rol spelen. Waarbij voor Israël als volk van Gods verbond, naast de kerk van Christus, geen enkele eigen plaats meer overblijft. Er zijn teveel profetische, en nieuw testamentische motieven die verhinderen, dat zo maar te stellen. De trouw van God aan Zijn verbond is niet na te rekenen, maar wel te geloven. Dat mag ook ons hoop en moed geven voor de kerk en voor onszelf, ondanks al onze zonden. Indien wij ontrouw zijn. God blijft getrouw.

P.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1994

Gereformeerd Weekblad | 32 Pagina's

Besnijdenis en doop (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1994

Gereformeerd Weekblad | 32 Pagina's