Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bileam spreekt over Israëls Koning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bileam spreekt over Israëls Koning

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„Ik zal Hem zien, maar nu niet; ik zal Hem aanschouwen, maar niet nabij. Er zal een Ster voortgaan uit Jacob, en er zal een Schepter uit Israël opkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan en zal al de kinderen van Seth verstoren." Numeri 24 : 17

Balak is diep teleurgesteld in Bileam. Ik heb u geroepen - zegt hij verontwaardigd - om mijn vijanden te vloeken, maar zie, gij hebt hen nu driemaal gezegend! En daarop w^ilde hij Bileam wegsturen. Pak u weg naar uw plaats! Ik had gezegd dat ik u hoog zou vereren, maar zie, de Heere heeft die eer van u geweerd.

Koning Balak is wèl veranderd... De vorige keer kwam hij gespannen naar Bileam toe: wat heeft de Heere gesproken? Maar nu het antwoord hem niet bevalt, nu zegt hij: maak dat je wegkomt!

Zolang profeten maar zeggen wat mensen graag willen horen, dan kunnen ze lof oogsten. Maar als ze niets anders brengen dan het Woord van de Heere, dan is het al gauw: maak je uit de voeten...

Nee, dat wordt niet altijd openlijk gezegd. Misschien reageren de mensen alleen met een hooghartig glimlachje of met het ophalen van de schouders. Of ze komen niet meer onder de verkondiging van het Woord, ze gaan het elders zoeken. Maar het is niets anders dan wat Balak zegt: maak dat je wegkomt!

Hoe moeten Gods dienstknechten daarop reageren? Niet anders dan Bileam. Hij wordt weggestuurd, maar hij gaat niet weg. Hij heeft nog een boodschap voor Balak. Hij zal de koning van Moab in de toekomst laten kijken. Hij zal hem laten zien hoe zijn volk door dat volk, Israël, zal worden overvleugeld. Niet omdat het zo'n groot en sterk volk is, maar omdat het zo'n grote en sterke Koning heeft.

1) de Koning Die komt tot Zijn volk

Bileam is zich van zijn hoge opdracht bewust. Hij is aangegrepen door de Geest der profetie. Zijn ogen zijn geopend en hij is in een toestand van geestvervoering gekomen. Hij mag in de verre toekomst kijken en vervolgens gaat hij zeggen wat hij ziet.

Ik zal Hem zien, maar nu niet, ik zal Hem aanschouwen, maar niet nabij. Over wie hééft de profeet het nu ineens? Dat kan toch geen vraag zijn? Bileam ziet in de verte de Messias, de Beloofde aan de vaderen.

Maar het zal nog eeuwen en eeuwen duren voordat de Heere die belofte vervult. Vandaar zegt hij: ik zal Hem zien, maar niet nü, ik zal Hem aanschouwen, maar niet nabij. Hij ziet als het ware hoe het volk het beloofde land binnentrekt, hoe het dat land in bezit neemt, en dan ziet hij lange rijen richters en koningen aan zijn oog voorbijgaan. En dan helemaal aan het einde, dan ziet hij een troon opgericht, de troon van Davids Zoon en Davids Heere. De eeuwige Koning, Wiens Rijk geen einde zal hebben.

Of... bedoelt Bileam misschien nog iets anders? Heeft hij misschien zichzelf op het oog, als hij zegt: ik zal Hem niet van dichtbij zien? Ik zie wel dat Hij komt, maar zelf ben ik zo ver van Hem verwijderd. Ik zie Hem wel komen en ik weet wat Hij komt doen, maar zelf heb ik geen deel aan het heil dat Hij bereiden zal...

Moeten de woorden van Bileam ons niet onrustig maken? Want wij weten meer dan hij... Wij weten dat Hij gekomen is. Dat de Heere Zijn belofte heeft vervuld. Hij wordt ons voor ogen geschilderd in de bediening van het Woord, als de Koning, ons van Israels God gegeven.

En zitten er niet veel mensen onder het Woord, die moeten zeggen, net als Bileam: ik zie Hem wel, maar niet van dichtbij? Hij is wel een groot Koning, maar ik weet nog niet of Hij ook mijn Koning is.

Wat zal dat zijn, deze Koning uit de verte te hebben gezien, maar nooit echt voor Hem te hebben gebogen. Bij geruchte van Hem te hebben gehoord, maar Zijn Woord altijd nog voor kennisgeving te hebben aangenomen...

Wie ziet Hem uit de verte en zou zo graag dichterbij willen komen? Net als de vaderen uit het Oude Testament: de belofte van verre gezien en geloofd en omhelsd? De Heere heeft toch beloofd: uw ogen zullen de Koning zien in Zijn schoonheid? Hij wordt zo dichtbij u gebracht in de bediening van het Woord. U mag de zoom van Zijn kleed aanraken. U mag de hand op Hem leggen: bij U, mijn Koning en mijn God, verwacht mijn ziel een heilrijk lot...

2) de Koning Die voortkomt uit Zijn volk

Er zal een Ster voortgaan uit Jacob en er zal een Schepter uit Israël opkomen. Een Ster en een Schepter. Dat zijn de symbolen van het Koningschap. Bij de schepping zijn de sterren immers gegeven tot heerschappij over de nacht? Zij zijn als het ware de heersers in de duisternis. Ze stralen glans en majesteit uit.

Ook van het koningschap gaat luister uit, zeker in de Oudheid. En vooral wanneer de koning regeerde, rechtvaardig, wijs en zacht, dan was hij als een licht dat straalde over zijn volk.

De oude Zacharias, die veel dichter bij de komst van de Koning stond, heeft gezongen van de Opgang uit de hoogte. Die kwam om te beschijnen hen die gezeten zijn in de duisternis en schaduw van de dood. En de verheerlijkte Christus zegt het later van Zichzelf: Ik ben de Wortel en het geslacht van David, de bhnkende Morgenster.

Wat een beeld van de genade-heerschappij van deze Koning! Een Ster Die schijnt in de nacht. Wij hebben immers de volstreicte duisternis over ons leven gehaald. De aarde was in nacht verzonken. Maar het Licht schijnt in de duisternis. Maak u op, hebben de oude profeten gezegd, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op!

En dan dat andere beeld, een Schepter. Het symbool van de regering, van de heerschappij. Die schepter was eigenlijk een verlengstuk van de rechterarm. Die arm strekt zich zo vèr mogelijk uit over het gebied waarover de koning regeert. Die schepter bestrijkt héél het rijksgebied. Denk maar aan wat de dichter zingt: dat hemel, aard en zee en berg en dal, zo ver men ooit Zijn schepter ziet regeren... Want hemel en aarde is het grote gebied dat onder de heerschappij van deze Koning valt.

Helaas, de onderdanen van deze Koning zijn tegen Hem in opstand gekomen. De geest van de revolutie is over hen vaardig geworden: wij willen niet dat Deze Koning over ons is.

En toen is de Koning Zelf naar deze aarde gekomen. Niet om die opstand met geweld neer te slaan, maar om hier Zijn genade-heerschappij op te richten. En waar Hij komt, met Zijn genade en Geest, daar buigen opstandige mensen zich gewillig onder Zijn schepter. Daar zweren ze trouw aan deze Koning.

Want die schepter is geen knoet die mensen gedwongen aan zich onderwerpt. Die schepter is een staf om te weiden. Zijn juk is zacht en Zijn last is licht!

Bent u al onderdaan geworden van deze Koning? Onder Zijne heerschappij zijn we zalig, zijn we vrij.

Jamaar, zou zo'n grote en machtige Koning mij wel als Zijn onderdaan willen hebben? Ik ben zo vaak tegen Hem in opstand gekomen, ik heb me zo lang tegen Zijn heerschappij verzet...

Hoor eens, wat zegt Bileam? Die Ster komt voort uit Jacob en die Schepter uit Israël. Uit het volk waaraan Hij Zijn Naam heeft bekend gemaakt. Dat volk was het niet waard, had het niet verdiend. En toch komt Hij uit dat volk, Hij is Eén van hen.

Die Koning, zo ver van ons af, is ons toch zo nabij. Hij is vlees van ons vlees en been van ons gebeente. De Immanuël, God met ons.

Waarom moest Hij waarachtig Mens zijn? Omdat de rechtvaardigheid Gods vorderde dat de menselijke natuur die gezondigd had ook voor de zonde betaalde, en omdat de mens. zelf een zondaar zijnde, niet voor anderen kon betalen.

Daar stonden we met z'n allen, machteloos en onwiUig. Wij konden het niet meer goedmaken. Wij konden de schuld alleen nog maar vergroten. En daar kwam Hij, waarachtig God en Mens. Uit Jacob, uit Israël. En Hij kwam doen wat wij niet meer kónden. De zonde verzoenen, de schuld betalen. Als een Licht schijnt Hij in de duisternis van ons bestaan. Met Zijn schepter wil Hij zulke onwillige mensen als wij zijn regeren. De Koning, ons van Israels God gegeven!

3) de Koning Die opkomt voor Zijn volk

De schepter is een staf om de onderdanen te leiden. Maar diezelfde staf zal verpletterend neerkomen op allen die niet voor deze Koning willen buigen. Hoor maar wat Bileam zegt: die zal de palen der Moabieten verslaan en zal al de kinderen van Seth verstoren.

De eerste vijand die hij noemt is Moab. Het broedervolk en toch de erfvijand van Israël. De koning van dit volk heeft een heidense magiër gehuurd om Israël te vloeken. Maar straks wordt het trotse Moab verslagen. Hóe dat gebeuren zal, dat zegt Bileam ook: hij zal al de kinderen van Seth verstoren. Seth - bij die naam moeten we niet denken aan de derde zoon van Adam en Eva. Seth betekent zoveel als oproer, rumoer, krijgsgedruis. De kinderen van Seth zijn de rebellen, de opstandelingen, allen die zich verzetten tegen de Schepter uit Israël.

Laten de vijanden van Israël het weten dat dat volk een sterke en machtige Koning heeft. Dat ze niet straffeloos de wapens zullen opnemen tegen het volk van God.

Hun Verlosser is sterk, zegt één van de profeten, Heere der heirscharen is Zijn Naam, Die zal hun twistzaak twisten.

De Gemeente van Christus heeft een Koning Die voor haar strijdt tegen al haar vijanden. Gelukkig maar, want de onderdanen hggen in die strijd zo vaak ónder. Wij zijn zo zwak en hun sterkte is zo groot. Maar de Heere zal opstaan tot de strijd. En in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars.

Daarin ligt een ernstige waarschuwing voor alle vijanden van Israël. Pas maar op, zei rabbi Gamaliel, de ge niet bevonden wordt tegen God te strijden. Dat is een ongelijke strijd, dat moet je altijd verliezen. Val liever nu deze Ko- ning te voet, geef liever nu de wapens uit handen. Strijd liever onzer Zijn banier.

Israël, dat op weg is naar het beloofde land, dat gehaat wordt door Moab, Israël hoeft geen kwaad te vrezen. Het heeft een Koning Die overwinnen zal, want Hij is een Koning der koningen en een Heere der heren. Eens zal Hij heersen van de zee tot aan de zee en van de rivier tot aan de einden der aarde.

En allen die hier voor Hem hebben gebogen, die Hem hier hebben gediend en die hier met Hem hebben gestreden, zullen straks eeuwig met Hem heersen. Want Hij heeft beloofd: wie overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, zoals Ik overwonnen heb en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon.

Gij, Heer, alleen. Gij zijt Verwinnaar in de strijd En geeft Uw volk de zegen.

W.v.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1994

Gereformeerd Weekblad | 32 Pagina's

Bileam spreekt over Israëls Koning

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1994

Gereformeerd Weekblad | 32 Pagina's