Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het waarschuwende voorbeeld van Ezau

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het waarschuwende voorbeeld van Ezau

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„Dat niet iemand zij een hoereerder of onheilige gelijk Ezau, die om één spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf. Want gij weet, dat hij ook daarna, willende de zegening beërven, verworpen werd; want hij vond geen plaats van berouw, hoewel hij die met tranen zocht". (Hebreeën 12 : 16—17)

In de voorafgaande verzen werd gewaarschuwd voor het grote gevaar van het , , verachteren" van de genade Gods. We zagen, het grondwoord betekende letterlijk: te laat komen, achterop raken, door onachtzaamheid iets verspelen. Er lag het vermaan in besloten: Hebreeën, zie er op toe, dat u niet in ongeloof van Christus afwijkt. Dat u het heden van de genade niet verknoeit door aan de verkondiging van Christus en Zijn genade voorbij te gaan. Want dan zult u straks tot uw grote schrik ontdekken, dat het te laat is. Dat er geen mogelijkheid van berouw en bekering meer is, omdat het heden van de genade voorbij is. Welnu, deze huiveringwekkende mogelijkheid wordt nu met een voorbeeld gestaafd. Het is het voorbeeld van Ezau.

Een hoereerder en onheilige

„Dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige gelijk Ezau, die om één spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf..". Ezau wordt met twee kernwoorden gekarakteriseerd. Hij was een , , hoereerder" en een , , onheilige". Onder de exegeten bestaat verschil van mening over de vraag, of de eerste typering letterlijk dan wel geestelijk verstaan moet worden. Immers, , , hoererij" kan in de Schrift zowel het daadwerkelijke leven in ontuchtige verhoudingen aanduiden, alsook het leven in een situatie van geestelijk overspel. De ontrouw aan de levende God en het zich laten meeslepen door de dienst van de afgoden.

Nu vinden we in het Oude Testament Ezau weUswaar nergens letterlijk aangeduid als een hoereerder. Toch hebben, dunkt me, die verklaarders het gelijk aan hun kant, die stellen, dat Ezau's keuze voor zijn twee Hethitische vrouwen voor Izak en Rebekka gelijk stond; È aan hoererij. Ezau werd immers dusdanig ty door zinnelijke begeerten gedreven, dat hij dth scheidslijn, die God in de verkiezing van v Abraham had getrokken, weer doorbrak. Zijn b hartstochten wogen kennelijk zwaarder dan de z heiUge afzondering, waartoe God hem riep. d Bovendien, welk een wereld kwam Ezau niet d binnen door zijn verzwagering met , , de afgo-s dische, in schrikkelijke zonden levende Ka-v naanieten" (Grosheide). Niet voor niets zijn e Ezau's beide vrouwen voor Izak en Rebekka g , , een bitterheid des geestes" (Gen. 27 : 46, zie in dit verband ook Gen. 28 : 8, 9). Ook door m de joodse uitleggers uit de dagen van het Nieu-H we Testament wordt Ezau getekend als een g door en door zinnelijk mens, helemaal gericht é op de bevrediging van zijn aardse genoegens.

Een hoereerder, maar ook een „onheilige", le Met dit laatste wordt vooral Ezau's geestelijke g ontrouw in 't volle licht gesteld. Hij stamde uit h de heilige Unie. Uit 't zaad, dat door God in h verkiezende hef de apart was gezet. Uit het ge-v slacht, waarmee God Zijn verbond had opgericht en waaraan Hij Zijn bijzondere beloften e had doen toekomen. De belofte van Kanaan, S De belofte van de Messias. De belofte van zo-k wel tijdelijke als eeuwige zegen. Maar Ezau D heeft dat alles veracht. Miskend. Is er in onge-o hoorzaamheid en ontrouw aan voorbijgegaan, d Is afvallig geworden.

Een hoereerder en onheilige. Daarbij staat k het één uiteraard niet los van het ander: , , Bij È Ezau bleek, dat de zonde van hoererij leidde n tot afval, of ook, dat afval zich in hoererij openbaarde" (Grosheide). Het zij tot onze d waarschuwing gezegd. Immers, ook vandaag n is het zaak de wacht te betrekken bij het feit, D dat God ons roept tot heihge afzondering, n Niet in het minst als het gaat om huwelijks-z keuze en huwelijkssluiting. Hoevelen kiezen te niet voor , , Hethitische" zonen en dochters in r plaats van te gehoorzamen aan de God van het D verbond. Verbroedering met de wereld is aan ti de orde van de dag. En uit het één vloeit het \V ander. De heilige afzondering verdwijnt. Gods z roeping wordt verzaakt. De dwaasheid van het o eigen hart wordt gevolgd. En het einde? Af-to val, verderf en ondergang. En daarom: , , Dat C niet iemand zij een hoereerder of onheilige ge-| lijk Ezau”!

Om één spijze

Hoezeer vleselijke begeerten het leven van p Ezau beheersten blijkt echter bovenal uit één yperend feit uit z'n leven: , , die om één spijze et recht van zijn eerstgeboorte weggaf". Een erwijzing naar de bekende geschiedenis, waarij Ezau terwille van een schotel linzemoes ijn eerstgeboorterecht prijsgaf. Een kleine aad, maar van verstrekkende gevolgen. Een aad, waaruit naar voren kwam, hoe Ezau lechts hechtte aan het hier en nu. De waarde an het eerstgeboorterecht volstrekt miskende n absoluut geen oog had voor de eeuwige zeen aan dat recht verbonden.

Die om één spijze...! Het telwoord staat er et nadruk bij. Om één spijze. Hoe dwaas. oe kortzichtig. Voor één ogenblik van aards enot gaf hij alles op. En dat was maar niet én keer zo. Dat verkopen van zijn eerstgeoorterecht kwam maar niet uit de lucht valen. Nee, dat was nu typerend voor heel zijn ang. In Ezau zien we ons dan ook getekend et beeld , , van de aardse, zinnelijke mens, die et eeuwige voor het tijdelijke, het heilige oor het onheilige prijs geeft" (J. van Andel). Ondertussen, wie een bhk leerde slaan in z'n igen hart, zal zich niet boven Ezau verheffen. taan we er niet allen bloot voor? Ligt dit waad niet op de bodem van ons aller hart? at hartstochten ons regeren? Dat het aardse ns zó bezet en ons zó door en door beheerst, at we het eeuwige geen blik waardig keuren? oet zelfs Gods kind niet klagen: , Mijn ziel lééft aan het stof" (Ps. 119 : 25)? Nochtans, zau is een afschrikwekkend voorbeeld. Dat iet iemand zij...!

Het brenge ons in waarachtige ootmoed aan e voeten van Hem, Die nóóit wankelde. Die óóit het tijdelijke stelde boven het eeuwige. ie nóóit terwille van één ogenblik aards geot de gehoorzaamheid aan Zijn Vader veraakte. Satan heeft Hem daartoe wel zoeken e bewegen. Dat ook Hij om één spijze het recht van Zijn eerstgeboorte zou verkopen. Denkt u maar aan de verzoeking in de woestijn. Maar Hij is ten einde toe trouw gebleven. Wat een wonder. Want nu is er in Hem verzoening voor al ons struikelen en vallen. Maar Ook kracht en genade om anders dan Ezau foch te zoeken de dingen, die boven zijn, waar hristus is, zittende aan de rechterhand Gods.

U hebt te strijden met uzelf? U moet uzelf aanklagen een Ezau's natuur en een Ezau's hart met u om te dragen? O, belijdt het alles aan de voeten van de Christus Gods. Wie aners kan u verlossen! Wie anders kan het ste­ nen hart uit uw binnenste wegnemen en u een vlesen hart schenken! Wie anders kan uw voeten doen gaan in de ruimte! Hij, de grote Hartekenner, weet raad met al uw kwalen. Door Zijn Geest weet Hij zondaren de oprechte belijdenis in het hart te leggen: , Wien heb ik nevens U in de hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!” (Ps. 73 : 25)

Geen plaats van berouw

Dat niet iemand zij als Ezau...! Dat klemt temeer, omdat vanuit de Schrift duidelijk is, hoe huiveringwekkend zijn einde is: „ Want gij weet, dat hij ook daarna de zegening willende beërven, verworpen werd; want hij vond geen plaats van berouw, hoewel hij die met tranen zocht". Dat is het aangrijpende lot van Ezau. Eerst verachtte hij het eerstgeboorterecht. Een schotel linzemoes achtte hij van veel meer waarde. Later kreeg hij spijt en wilde hij met alle geweld toch die zegen beërven. Maar toen was het te laat: , , God had Ezau aan zijn verkoop gehouden en al zondigde Jakob, alles werd zó bestuurd, dat Jakob en niet Ezau de eerstgeboortezegen kreeg" (Grosheide). God wees Ezau terug. Confronteerde hem met de consequenties van zijn eigen gedrag. Toen hij onder veel tranen bedelde om alsnog in de eerstgeboortezegen te delen, werd hij , , verworpen". Voor hem bleef nog slechts een aardse zegen over. Want , , hij vond geen plaats van berouw”.

Een uitdrukking, die meerdere betekenissen kan hebben. Sommige verklaarders laten het woord , , berouw" betrekking hebben op Izak (en daarin op God). Zo bijv. de Kanttekeningen op de Statenvertaling. De betekenis zou dan worden: ij vond geen plaats van berouw bij Izdtc! D.W.Z.: oe Ezau ook smeekte en hoeveel tranen hij ook vergoot, het was Izak onmogelijk om de uitgesproken zegen ongedaan te maken en de zegen van het eerstgeboorterecht alsnog op Ezau te leggen. Izak wist maar al te goed, dat de woorden, die hij gesproken had woorden van Gód waren. Hem ingegeven door de Geest der profetie. Vandaar zijn korte antwoord: , Ik heb hem gezegend, ook zal hij gezegend zijn" (Gen. 27 : 33).

Toch is deze verklaring vanuit de grondtaal wat gewrongen. We doen er beter aan om met verreweg de meeste klassieke (Calvijn bijv.) en moderne exegeten het berouw, waarvan hier sprake is, te betrekken op Ezau. Hij vond geen plaats, of zoals we ook kunnen vertalen: geen mogelijkheid van berouw, hoewel hij die met tranen zocht. De Hebreeënschrijver bedoelt: er waren bij Ezau wel tranen, hij wéénde wel hartstochtelijk, maar het was toch geen echt, geen waarachtig berouw. Het was alleen maar verdriet vanwege het verlies van de zegen, maar het waren geen tranen van wederkeer tot God. Van verootmoediging en schuldbelijdenis. Immers, terwijl z'n tranen nog nauwelijks gedroogd zijn zet zich de haat tegenover Jakob vast in z'n hart en vervullen moordplannen z'n binnenste.

Verharding

M.a.w.: n plaats van door de schok van het verlies van de eerstgeboortezegen stilgezet en verootmoedigd te worden brengt dit alles bij Ezau dus alleen maar meer verharding. Hij vond geen plaats van berouw, hoewel hij die met tranen zocht. In Ezau vinden we een afschrikwekkend voorbeeld van dat, waarvoor we al in hoofdstuk 6 zijn gewaarschuwd: , Want het is onmogelijk om degenen, die eens verlicht zijn geweest en de hemelse gave gesmaakt hebben en de Heilige Geest deelachtig geworden zijn en gesmaakt hebben het goede Woord Gods en de krachten der toekomende eeuw en afvallig worden, die - zeg ik - wederom te vernieuwen tot bekering" (6 : 4—6).

Wat is verharding ook vandaag een levensgroot gevaar. Dat we alleen nog maar tranen schreien als ons dingen ontvallen en ontgaan, maar als er niet meer de tranen zijn van het waarachtig berouw over de zonden. Brengt het u in de klem? Vreest u voor uzelf? Moet u uzelf ervan beschuldigen, dat u net als Ezau de genade Gods hebt versmaad en nu misschien zo koud en dor uw weg gaat? En misschien daarom bang, dat ook u bent overgegeven aan het oordeel der verharding? Calvijn antwoordt, dat er ook voor de versmaders van Gods genade nog genade is, mits het berouw hen maar op de rechte plaats brengt.

Ezau komt niet verder dan alleen, dat hij verdriet heeft over het verlies van de zegen. Maar het waarachtige berouw klimt op tot Gód. Het kent niet slechts verdriet over de gevolgen van de zonde, maar ook over de zonde zélf. Het is - naar het woord van de apostel - een droefheid naar Gód...! Waar déze droefheid is, daar geldt, zo schrijft Calvijn: , , zo dikwijls als de zondaar zucht, zo is de Heer e bereid om te vergeven en men zoekt nimmer tevergeefs de genade Gods, want de deur zal voor de kloppende openstaan." Opwekkendel Id woorden, die ons in Christus begeren uit te m drijven tot God.

Ondertussen, Ezau blijft tot op de dag var vandaag een waarschuwend voorbeeld. Juist voor ons, die net als hij leven op het erf van het verbond, onder de bediening van het Evangelie, onder de verkondiging van de Christus Gods. Wee ons, als we deze voorrechten verachten. Wee ons, als we de genadetijd door jacht naar het aardse voorbij later gaan. Als we verachter en van de genade Gods en voor eeuwig te laat komen. Het doe ons vrezen voor onszelf. Het make ons verleger om de Geest der genade en der gebeden. En het scherpe ons op om nergens anders enige zaligheid te zoeken dan in Christus alleen.

M.

L.W.Ch.R

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het waarschuwende voorbeeld van Ezau

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's