Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods almacht en het lijden (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods almacht en het lijden (4)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEESTELIJK LEVEN

Op de bodem aller vragen...

Onze wereld, zoals hij er vandaag aan toe is, lijkt op de Dom van Keulen vlak na de Tweede Wereldoorlog. Die Dom was toen gebombardeerd, hier en daar stond nog een stuk muur overeind, maar verder was het één deprimerende puinhoop. Je kon nog goed zien wat voor een schitterend gebouw het geweest was, overal zag je daar nog sporen van, maar het lag wel in puin. Zo licht ook in onze wereld soms nog even iets op van hoe alles bedoeld is. Hoeveel mooie dingen zijn er niet nog over in Gods schepping! Maar overheersend is toch de ervaring dat alles door de zonde zo radicaal bedorven is geraakt. Alleen nou moeten we niet zeggen: hoe heeft God zo'n wereld kunnen maken! Net zo min als we zeggen: hoe hebben de architecten van de Keulse Dom er zo'n puinhoop van kunnen maken. Want dat hebben zij niet gedaan, maar de bombarderen-> de piloten. Zo heeft God deze wereld niet tot I een puinhoop gemaakt, maar wij mensen. , , Op de bodem aller vragen ligt der wereld , zondeschuld”.

Het Evangelie der verlossing

Met dat bekende woord van Da Costa zijn intussen niet alle vragen opgelost. Want daarmee weten we bijvoorbeeld nog niets over de vraag waarom het lijden op onze wereld zo ongelijk verdeeld is. Waarom de één in z'n leven alles te verduren krijgt, terwijl het de ander altijd voor de wind gaat. En ook in het groot: aarom wij hier nog altijd een ongekende welvaart genieten, terwijl talloze andere volkeren onder de armoedegrens leven. Dat is toch echt niet omdat wij betere mensen zijn of een betere mentahteit hebben. Wij belijden immers dat wij midden in de zonde Uggen. Wanneer rampen ons voorbij gaan zijn dat alleen blijken van Gods onverdiende goedheid, bedoeld om ons tot bekering te brengen (vgl. Luk. 13 : 1—5). Van de dood en het lijden in het algemeen, ook het natuurlijk lijden waar mensen l geheel buiten staan, kunnen we nog zeggen dat ze Gods straf en vloek zijn, als reactie op onze zonde. Maar waarom sommigen daar dan veel meer mee te maken krijgen dan anderen - daar valt van ons uit gezien niets zinnigs meer over te zeggen.

We krijgen dus niet op al onze vragen een antwoord. Dat moest Job ervaren, dat moeten ook wij telkens weer ervaren. De vrienden van Job hadden wel een antwoord dat ook de verdeling van het leed verklaarde. Job zelf niet - en Job kreeg gelijk van God! De Bijbel geeft eigenlijk maar opvallend weinig antwoorden op onze waarom-vragen. De Bijbel geeft wel iets anders. Iets waar je buiten het geloof niets aan hebt, maar waarin het geloof een laatste houvast mag vinden. En dat is het Evangehe. Waarom doet God er niets aan, vragen mensen vaak. De Bijbel zegt ons dat God er wel iets aan gedaan heeft, dat Hij wel degelijk reageert op het kwaad. En wel door deze wereld in haar zeer diepe val niet te laten, maar in Christus naar ons toe te komen om de schuld der wereld op Zich te nemen. God Zelf heeft in Christus ons lijden op Zich genomen, vrijwillig, om ons te verlossen, om ons te brengen van het grootste kwaad tot het hoogste goed: de zalige gemeenschap met Hem, onze Schepper en Verlosser. Dat is goed beschouwd, als we letten op Gods heiligheid, een verbijsterende reactie, waaruit de diepte van Zijn liefde spreekt.

Wij brachten Hem aan het kruis, het meest absurde kwaad dat ooit in de geschiedenis plaatsvond, wij hebben de HEERE der heerlijkheid gekruisigd (1 Kor. 2:8). Maar God stelt daartegenover wat in geen mensenhart is opgeklommen (vs. 9): elfs dat meest afschuwelijke kwaad kan Hij nog aan. Juist aan dat kruis brengt Hij verzoening tot stand. Zo maakt Hij het kwade goed. Het kruis wordt onze redding, het blijkt de weg naar de Opstanding. Wat gij ten kwade gedacht hebt, dat heeft God ten goede gedacht, zegt Jozef tegen z'n broers. Dat is het Evangehe. Het geeft geen wijsgerige theorie over het kwaad, maar heilsgeschiedenis. Het geeft ons daardoor ook niet het inzicht dat we zochten, wel uitzicht, over de grenzen van lijden en dood heen. Of om het met woorden van ds. Troost te zeggen (in zijn recente boek Morgen zal het Pasen zijn): et geeft ons geen antwoord, maar wel een handwoord, een woord dat ons bij de hand grijpt en ons een weg wijst om te gaan.

Geloof en heiliging

Dat Evangelie is intussen nooit te bewijzen. Wat dat betreft heeft Dostoyevski's Iwan Karamazow gelijk. Het is nooit te bewijzen dat, zoals Paulus belijdt, het lijden van deze tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons zal geopenbaard worden. Zoals het ook niet te bewijzen is dat God met Zijn schepping geen riskant avontuur begonnen is, waar uiteindelijk veel meer kwaad dan goed uit voortkomt. Want hoezeer de mens ook verantwoordelijk is voor de werkelijkheid van het kwaad. God heeft in de schepping de mogelijkheid van het kwaad gelegd. Wij kunnen Hem daarin niet narekenen. Het Evangelie van zonde en genade vraagt dan ook voor alles om geloof. Alleen in het geloof geeft het ons inderdaad een laatste houvast. Buiten het geloof blijft alles ten diepste zinloos.

In de leerschool van het geloof wordt het ons ook gegeven , , fragmenten van zin" (J. Westland, God onze troost in noden, p. 11) te ontdekken in het lijden dat ons overkomt. De Heilige Geest leert ons ons lijden te verstaan als beproeving, als kastijding, als een mee-lijden met Christus, als een afsterven aan onszelf, als een voorbereiding en toebereiding op Gods toekomst etc. etc. Het vergt wel veel geestelijke oefening en strijd om de weg die God met ons leven gaat te ontdekken. Maar in het geloof mogen we zo toch van tijd tot tijd Zijn hand ervaren.

Dat wil niet zeggen dat wij het altijd direct eens moeten zijn met hoe de dingen gaan. Dat waren Job en Asaf en andere psalmdichters ook niet. , , 0 HEERE! Waarom staat Gij van verre? Waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid? " (Ps. 10). Er is in het geloofsleven dus plaats voor de klacht, ja zelfs voor de opstandigheid. Die laatste houding verraadt immers in elk geval dat we de levende God geloven of vermoeden achter wat ons overkomt. Om tegen het lot in opstand te komen heeft immers geen zin, daar kun je je alleen maar bij neerleggen. Maar met de levende God, Die Zijn hart opengelegd heeft in Zijn Zoon, kun je twisten. Bijvoorbeeld als we het leed van onschuldigen, met name van kinderen, niet in overeenstemming kunnen brengen met Gods hef de en goedheid. Of als we in ons eigen leven slag op slag te verwerken krijgen.

Wanneer wij mensen ontmoeten wier houding door zulke opstandigheid getekend wordt moeten we hen daar ook maar niet te hard om vallen. Veel beter kunnen we erkennen dat we het antwoord ook niet altijd weten, en tegelijkertijd zoeken naar mogelijkheden om deze opstandigheid niet het laatste woord te laten zijn. Want ook in de Bijbel is het bij Gods kinderen nooit het laatste woord. De Geest leidt door de opstandigheid heen tot overgave en vertrouwen. Trouwens, ook zonder zo'n fase van opstandigheid kan dat vertrouwen er zijn, dat niet of nauwelijks geschokt het levensleed uit Gods hand aanvaardt. Dat is misschien wel een heel bijzondere genade. Het is in elk geval geen vanzelfsprekendheid, en ook geen geestelijke krachttoer die we zelf op moeten kunnen brengen.

De Geest gaat in deze dingen met ieder Zijn eigen weg. Het leed kan ons brengen tot een twisten met God, maar ook tot overgave, of tot berouw, of tot een verdieping van de gemeenschap met God in Christus, of tot loutering en volharding. Het kan ons zelfs, moeten we met de apostelen zeggen, tot blijdschap brengen, wanneer we waardig geacht worden , , niet alleen in Christus te geloven maar ook voor Hem te lijden" (Fihp. 1 : 29). Heel dit scala van verschillende reacties op het lijden mag intussen onder het voorteken staan van de heiliging, waarin de Geest ons leven in de weg van een biddende omgang met de Schrift tot zijn bestemming brengt.

Met drie woorden

Zo hebben we geprobeerd vanuit de Schrift richting te geven in de verwarring die ons zo vaak treft wanneer we met het lijden geconfronteerd worden. Daarbij hebben we bewust met drie woorden gesproken: over God de Vader en onze schepping. God de Zoon en onze verlossing. God de Geest en onze heiliging. Alle drie hebben we ze nodig om werkelijk een weg gewezen te krijgen. Tezamen vormen ze het ene Evangehe, de reddingsboei die ons toegeworpen wordt als we dreigen te vergaan in zonde en lijden, in nood en dood.

Wie dit Evangelie afwijst, houdt helemaal niets meer over dan een totaal zinloos en uitzichtsloos bestaan. Hedendaagse zgn. postmoderne filosofen komen daar vandaag de dag hoe langer hoe meer achter. Alleen dit Evangehe biedt hoop, allerlei surrogaten begeven het vroeg of laat. Hoop voor onze persoonlijke redding, maar ook voor heel de schepping. De Opstanding van Christus is immers nog maar het begin, het bruggehoofd in een wereld die nog altijd kraakt in haar voegen. Maar het zuchten van de schepping is een zuchten in barensnood. Dat betekent dat het nieuwe leven dat straks tevoorschijn komt zo mooi is, dat alle weeën daar ruimschoots tegenop wegen. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Hoe meer we hier gebukt gaan onder het lijden, van onszelf en van de wereld, hoe meer worden we ook aangespoord om toe te leven naar die grote dag.

Zo komt alles er tenslotte op aan of wij het met dit Evangelie en met de God van dit Evangehe in het geloof durven wagen of niet. Zulk geloof is bepaald geen vanzelfsprekendheid. Geloof, zei Luther, is getrooste vertwijfeling. Vertwijfeling, omdat er vragen zullen blijven die in dit leven nooit afdoende beantwoord worden. Maar getrooste vertwijfeling, omdat we door het geloof mogen weten dat God in Christus voor ons en voor Zijn schepping gekozen heeft, en die keuze uiteindelijk helemaal waar zal maken. Na de Tweede Wereldoorlog ontmoetten twee joodse rabbi's die beiden Auschwitz hadden overleefd elkaar. De één vroeg aan de ander: hoe kun je nog in God geloven na alles wat er met ons gebeurd is! De ander antwoordde: Hoe kun je niet in God geloven na alles wat er met ons gebeurd is. Hij bedoelde: alleen dat geloof kan ons op de been houden, alleen dat geloof biedt perspectief in alle lijden. Dezelfde Da Costa van wie het gezegde over , , de bodem aller vragen" afkomstig is, dichtte ook:

„Aan het eindpaal van de tijden Ziet oi}s oog de geest van 't kwaad Moe geworsteld en ontwapend Tot geen afval meer in staat Als de Heer e God in allen En in allen alles is Zal het licht zijn, eeuwig licht zijn. Licht uit licht en duisternis.”

In dat vertrouwen zien we niet op hetgeen achter ons is, blijven we ook niet altijd maar vragen: waarom? maar doen we wat onze hand vindt om te doen, strijdend tegen allerlei vormen van kwaad en lijden. En ondertussen roepen we des te harder, juist ook omdat we zelf de zonde en het kwaad niet kunnen overwinnen: maranatha, kom Heere Jezus, ja kom haastig.

Lelystad

Ds. G. v.d. Brink

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1994

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Gods almacht en het lijden (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1994

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's