Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een parel uit de schat der Kerk (15)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een parel uit de schat der Kerk (15)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSLEVEN

Christus is opgestaan

Toen Christus aan het kruishout stierf en Zijn dood lichaam in het graf was gelegd, werd dit graf gesloten. Een steen ervoor. Op verzoek liet Pilatus steen en graf verzegelen. Soldaten liet hij de „dodenwacht" betrekken. Zielige vertoning bij een ontzield lichaam. Van menselijke kant bekeken staat achter dood en graf een punt.

Calvijn wijst er in zijn Institutie op, dat voor ons menselijke begrip in het kruis, de dood en het graf van Christus slechts zwakheid blijkt. Maar hij vervolgt dan als in een triumf, dat het geloof over al die hindernissen mag heenspringen. Het geloof, waardoor wij niet door Jezus' dood, maar door Zijn opstanding worden wedergeboren tot een levende hoop. (1 Petr. 3 : 3)

Omdat God, de Vader van onze Heere Jezus Christus, achter de dood van Zijn Zoon geen punt zet, maar in Zijn opstanding , , Amen" zegt op het volbrachte werk van Christus. Calvijn spoort zijn catechisanten aan: Ga voort, zegt hij met het overige. (73) Anders gezegd: Verklaar het volgende artikel van onze Geloofsbelijdenis. Ga voort! Blijf niet staan bij Jezus’ dood.

Immers het geloof van Gods Kerk loopt zich niet dood in het graf, maar ziet het éne en ongedeelde heilshandelen van God de Vader en noemt kruis en opstanding in één adem. Jezus' dood is Gods heilshandelen. Daardoor zijn wij met God verzoend, is aan Gods rechtvaardig oordeel voldaan, is de vloek weggenomen en de straf op de zonde betaald. Dit heilshandelen zet de Vader door. Daarom kan het antwoord luiden: Er volgt dat Hij op de derde dag is opgestaan. Daarin heeft Hij Zich de Overwinnaar van dood en zonde getoond. Want door Zijn opstanding heeft Hij de dood verslonden, de boeien van de duivel verbroken en heeft zijn macht vernietigd.

Jezus heeft in de dood niet het onderspit gedolven. Calvijn gebruikt hier drie uitdrukkingen ontleend aan de bijbelse boodschap van de opstanding. Op de derde dag is Hij opgestaan. Hij heeft Zich de Overwinnaar van de dood en van de zonde getoond. Hij is krachtig bewezen de Zoon van God te zijn, door de opstanding uit de doden. (Romeinen 1 : 4) Tenslotte is de duivel, de geweldhebber van de dood vernietigd. Evenals in de Heidelbergse Catechismus wordt de ene dimensie van Pasen, namelijk de opstanding van Christus ten volle beklemtoond. In de Institutie brengt Calvijn ook de andere dimensie naar voren en wijst hij er op aan de hand van Romeinen 4 : 25, dat Christus door de Vader is opgewekt. Zijn Vader roept Hem wakker uit de dood en verkondigt ons daarmee dat Hij de genoegdoening van Christus ten volle heeft aanvaard. God heeft Hem van de doden opgewekt en Hem heerlijkheid gegeven, opdat ons geloof en onze hoop op God zou zijn. (1 Petr. 1 : 21) , , Niet dat het geloof, op Zijn dood gegrond wankel zou staan, maar omdat de kracht Gods, die ons in het geloof bewaart, zich juist het meest in de opstanding openbaart" (Inst. II-XVI-13). Dit is het wat het geloof in de Opgestane juichen doet: e dood is overwonnen, verzwolgen in Zijn leven. De kracht der zonde is gebroken. De macht der hel de tanden uitgebroken. Hij is onze vertroosting in deze wereld van sterven en doodsellende in al haar omvang. De overwinning van ons geloof is gelegen in Christus' opstanding en door het geloof in Hem zijn Gods kinderen verlost van de zonde en haar gevolgen, door de genade en haar gevolgen. Verlost om in alle eeuwigheid te leven voor het aangezicht van de heilige God.

Opstandingsvrucht

Jozefs hof, waarin zich het graf van Christus bevond, is sinds Christus uit de dood verrees, geen kerkhof meer, maar een lusthof. Een nieuw paradijs, dat ons zonder prijs en geld vruchten biedt.

Zeg mij eens, vraagt Calvijn verder: Op hoeveel wijzen hebben wij vrucht van deze opstanding? (74) Het antwoord vat de schat van zegeningen samen. Drievoudige. Het eerste is, dat wij daardoor gerechtigheid ten volle is verworven. Het tweede is, dat ze ons een zeker pand is, dat wij eenmaal zullen opstaan in heerlijke onsterfelijkheid. Het derde is, dat als we er werkelijk in delen, wij reeds zijn opgestaan tot een nieuw leven, om God te dienen en heilig naar Zijn wil te leven.

In het licht van de opstanding duidt gerechtigheid Gods aan, dat alles volmaakt in orde is tussen de heilige God en mij onheilige zon- daar. In de hand van Christus Hgt de gekwiteerde schuldrekening. Zij wordt in de lege bedelaarshand des geloofs gelegd. De opstanding garandeert volle vergeving. Opstanding is aanreiking van de toerekening van alles waarin ik zelf eeuwig tekort kom en tekort schiet. Geen zonde staat meer in de weg. Geen Wet kan mij verdoemen. Christus' eeuwig crediet heft mijn debet op. Dat is echt en gebeurt werkelijk... Als ge maar gelooft in Hem, Die Jezus onze Heere uit de dood heeft opgewekt. Vanuit dit rechtvaardigend geloof kom ik tot de levende hoop.

Het open graf geeft niet allen uitzicht op de dag der opstanding, het is er ook een zeker pand van. Een zekerheid die ons garandeert, dat de toekomende heerlijkheid Gods kinderen te wachten staat. Allen die in Christus ontslapen, zullen met Hem levend gemaakt worden. Lichaam en ziel zullen verenigd worden. Het sterfelijke zal onsterfelijkheid aandoen, het verderfelijke onverderfelijkheid. Als dit kan, dat Christus opgestaan is, is alles mogelijk. Pand is meer dan overlevingskans. Eeuwig met lichaam en ziel bij mijn Heere en mijn God te zijn ligt in de opgestane Christus verankerd. Het laatste woord is niet aan de dood, maar aan het leven; aan Christus die mijn Leven is.

Hoe weet ik dat zo zeker? Omdat wij door Zijn kracht worden opgewekt, nu reeds tot nieuwheid van leven, tot heiligmaking, naar de wil van God. Het nieuwe leven stelt ons als uit de doden levend geworden tot een wandel in een nieuw godzalig leven. En al ziet men niets dan het tegendeel van het nieuwe leven in zichzelf, dan neemt de Heere dit gebroken riet en heelt het door de kracht van Christus' opstanding. De hef de uit en tot de levende Christus doodt de zonde. Dat is de kern van de heihgmaking. Dit laatste mag er best duimendik bovenop liggen, zodat de wereld erkent, dat wij met Jezus geweest zijn en nog steeds met Hem verkeren.

Christus’ hemelvaart

De opstanding van Christus is de inzet van verhoging door de Vader. Hij gaat nu van heerlijkheid tot heerlijkheid. Laten we verder gaan. (75) Calvijn spoort zijn leerlingen aan om te vertellen wat zij nog meer van Christus weten mogen. Hij is er echt nieuwsgierig naar. U ook? Hij is opgevaren ten hemel, antwoordt de leerling, naar de letter en de geest van de ge­ loofsbelijdenis der Kerk. Met eer en heerlijkheid is Hij gekroond. Thuisgekomen in Zijn nu verheerlijkt opstandingsUchaam, mag Hij in eigen Persoon smaken, wat Zijn kruis tot stand gebracht heeft: Een geopende hemel, met een verheugde bevolking en een gunstrijk Vader. Nu is Hem de eer, de kracht, het koninkrijk. De slagboom die hemel en aarde, God en mens sinds Adams val scheidde, is van Bovenaf opengedaan.

Dit wekt meteen vragen op. Het is een nieuw heilsfeit van hoger orde, dat in de categorieën van ons denken niet te vangen is. Het is een geheimenis, alleen gekend en beleden door het geloof. Toch geeft Calvijn gelegenheid om over dit wondere heilsfeit na te denken.

Hij stelt de vraag: Maar is de Heere Jezus nu zó opgevaren, dat Hij nu niet meer op aarde is? (76) Op de achtergrond van deze vraag speelt mee de Lutherse (en ook de Rooms-Katholieke) gedachte van de Hchamelijke alomtegenwoordigheid van Christus. Beiden vergoddelijken zij Zijn menselijke natuur. Zij achten Christus lichamelijk aanwezig, met name in het brood en de wijn bij het Avondmaal. De roomsen zeggen dat brood en wijn verandert in het vlees en bloed van Christus. De luthersen leren, dat Christus hchamelijk met, in en onder de tekenen van brood en wijn aanwezig is. Daartegenover hield Calvijn vast aan de volle, echte menswording van Christus, en hij geloofde, dat de menselijke natuur van Christus, zelfs in de staat van Zijn verhoging, niet boven het menselijke uitgaat. Christus heeft immers Zijn werk op aarde volbracht. Hij heeft deze aarde definitief verlaten. Nu is Hij ingegaan in Zijn rust. Ja! Want omdat Hij gedaan heeft alles, wat de Vader Hem opgedragen had, en hetgeen tot ons heil nodig was, kon het ook niet langer nodig zijn, dat Hij op aarde bleef verkeren.

Nu Hij klaar is met Zijn werk, de Vader te verheerlijken op de aarde, door het heil te bewerken voor Zijn Kerk, mag Hij naar Huis. Zijn hemelvaart houdt de blijde boodschap in, dat hier alles volbracht is. Jezus zou niet weggegaan zijn, als Hij niet helemaal klaar was. Zijn vernedering heeft een einde genomen. De hemel duidt Zijn eeuwige bestemming aan, Zijn Thuiskomst om het Koninkrijk uit de hand van Zijn Vader te ontvangen. In beginsel, maar wel definitief en voorgoed. Langs de door de Vader vrijgegeven weg, gaat Hij met Zijn verdiensten als Eerste en Enige het Vaderhuis binnen. Dezelfde, Die nedergedaald is, is ook opgevaren. Hij kwam op het kruispunt van Golgotha. Hij ging door het dieptepunt der Godverlatenheid.

Zo heeft Christus de verse en levende weg ingewijd, door het voorhangsel, dat is door Zijn vlees. Hem is de hoogste eer bewezen, na en door de diepste vernedering. Niet als vergoeding voor die vernedering, maar als de wettige vrucht daarvan. Omdat Hij alles volbracht heeft komt Hij en Hij alleen, met rechten en met récht de hemel binnen. Nu mag Christus gaan feestvieren in de onuitsprekelijke Middelaarsverheuging, dat Hij God heeft verzoend en de hemel weer bewoonbaar is geworden voor allen, die door het geloof delen in Zijn heil en beschutting zoeken in Zijn zegenende en doorboorde handen, die Hij onafgebroken de Vader toont, zeggende: Vader Ik heb U verheerlijkt op de aarde, Ik heb voleindigd het werk, dat Gij mij gegeven hebt om te doen. En verder? Het is Hem er om te doen dat u dit heil-en troostrijk woord gelooft, dat u zelf niets meer aan uw zahgheid hebt te doen.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een parel uit de schat der Kerk (15)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's