Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat afvalt van de hoge God, moet vallen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat afvalt van de hoge God, moet vallen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„Span de snelle dieren aan de wagen, g inwoneres van Lachis (deze is voor de dochter van Sion het beginsel der zonde) want in u zijn Israels overtredingen ge vonden.

Daarom geef geschenken aan Morésche Gaths; de huizen van Achzib zullen de koningen van Israël tot een leugen zijn. Ik zal u nog een erfgenaam toebrengen gij inwoneres van Marésa! Hij zal komen tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid van Israël.

Maak u kaal en scheer u om uw troetelkinderen; vergroot uw kaalheid als de arend, omdat zij gevankelijk van u zijn weggevoerd". (Micha 1 : 13—16)

Het opschrift boven dit artikel is ontleend aan één van de gedichten van Isaac da Costa (1798-1860). De theoloog, die in de dagen van het Reveil de geest van afval en godsverzaking zo scherp aan de kaak heeft gesteld. Net als meerderen uit zijn vriendenkring doorzag hiji dat de verzaking van Gods Woord en de daar- mee gepaard gaande ongehoorzaamheid aan de levende God vroeg of laat wel moet leiden tot de ontbinding en de ondergang van een volk. De wijze Salomo sprak immers reeds: Als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot" (Spr. 29 : 18). Bovendien, God is geen lijdelijk toeschouwer! Integendeel, waar afval en ongehoorzaamheid is, daar hebben we niets anders dan Zijn toorn te vrezen. En daarom: , Wat afvalt van de hoge God, móet vallen"! Dat blijkt ook zonneklaar uit het eerste hoofdstuk van Micha's profetieën.

De kring sluit zich

In Micha 1 wordt, zo zouden we kunnen zeggen, de kring steeds nauwer getrokken. We zagen: zowel het noordelijke tienstammen-, als het zuidelijke tweestammenrijk waren beide in de greep van afgoderij en hoogtedienst. Daarbij gingen de beide hoofdsteden voorop: , , Wie is het begin van de overtreding van Jakob? Is het niet Samaria? En wie van de hoogten van Juda? Is het niet Jeruzalem? " (vs. 5). Gods oordeel zal dan ook beide rijken treffen. Eerst heeft de HEERE bij monde van Micha Samaria het oordeel aangezegd: , , Daarom zal Ik Samaria stellen tot een steenhoop des velds" (vs. 6). Een oordeel, dat ook daadwerkelijk gekomen is. In 722 v. Chr. werd Samaria door Sargon, de Assyrische bevelhebber ingenomen en verwoest en grote delen van het volk zijn toen weggevoerd naar Assyrië.

Maar Micha zag: ook Juda en Jeruzalem zullen niet buiten schot blijven. Integendeel, de plagen, die Samaria getroffen hebben, zullen ook hen treffen. In de verzen 10—12 riep hij meerdere dorpen en gehuchten, gelegen in de omgeving van Jeruzalem op daar terdege mee te rekenen: , , Want een kwaad is van de HEERE afgedaald tot aan de poort van Jeruzalem" (vs. 12). Afgedaald van Samaria tot aan de poort van Jeruzalem. Niet slechts als een toevalligheid, maar als een welbewuste beschikking van Godswege. Ook dit is letterlijk in vervuUing gegaan, toen in het jaar 701 v. Chr. Sanherib grote delen van Juda in bezit nam en zijn tenten opsloeg tot voor de muren en poorten van Jeruzalem.

Echter, daarmee is Micha's oordeelsaankondiging nog niet ten einde. Nee, in de verzen, die nu voor ons Hggen weet hij zich van Godswege geroepen om de kring nog nauwer te trekken en confronteert hij ook zijn eigen stad en de landstreek, waaruit hij zélf af­ komstig was met het oordeel van God. Micha stamde immers van het judeese platteland. Zijn geboorteplaats was Moréschet-Gath, een plaatsje gelegen in de nabijheid van het zuidelijke Lachis. Welnu, mochten de inwoners van Lachis en omgeving al gedacht hebben: eindelijk eens een profeet, die het de grote jongens van de stad durft aan te zeggen, aan het slot van deze oordeelsprofetie blijkt: Micha spaart ook zijn eigen volksgenoten niet. Integendeel, ook hen geldt Het strenge woord van Gods gericht. In VS. 13—16 worden ook Lachis en haar naburige plaatsen, waaronder Micha's eigen Moréschet getroffen door Gods gerichtswoord.

Lachis: broedplaats van ongerechtigheid

Allereerst noemt Micha , , Lachis", een vestingstad van grote strategische en militaire betekenis, gelegen ten zuidwesten van Jeruzalem. Wat roept hij de bevolking van deze stad toe? Dit: , , Span de snelle dieren aan de wagen, gij inwoneres van Lachis"! M.a.w.: ze moeten ten spoedigste hun wagens in gereedheid brengen. Snelle paarden voor hun wagens spannen. Waarom? Om te strijden? Om de vijand krachtige weerstand te bieden en in Gods kracht te overwinnen? Nee, om te vluchten! Want Gods oordeel komt. Lachis heeft de maat van haar ongerechtigheid volgemaakt.

Wat heeft de HEERE op deze stad tegen? Dit: Want in u zijn Israels overtredingen gevonden". M.a.w.: e overtredingen, die kenmerkend waren voor het Tienstammenrijk van Israël hebben ook binnen Lachis navolging gevonden. Calvijn denkt hierbij in het bijzonder aan de volstrekt verwerpelijke verering van Jahwe, zoals die onder Jerobeam was ingevoerd te Bethel en Dan (1 Kon. 12 : 25—33): , Er is derhalve geen twijfel aan, of de burgers van Lachis hadden als eersten zich met de verdorvenheden van Jerobeam ingelaten en zo waren zij afvallig geworden van de zuivere dienst van God" (comm. op Micha 1 : 13). Jerobeam, die eigen heihgdommen bouwde en daar de levende God liet vereren in kalverenbeelden.

Deze uitleg van Calvijn wordt bevestigd, door het feit, dat bij opgravingen is gebleken, dat Lachis in de dagen van Micha een eigen heiligdom gehad moet hebben met een eigen eredienst. Nadat Sanherib in 701 v. Chr. de stad had veroverd, is nl. in het koninklijk paleis te Ninevé van het beleg van Lachis een re- lief gemaakt, waarop wierookbranders voorkomen, die door de Assyriërs als buit worden meegevoerd (Van der Woude). Dat duidt overduidelijk op een eigen heiligdom en een eigen eredienst. Dus ook in Lachis: verwording van de ware dienst van God.

En het is bij Lachis niet gebleven. Nee, van daaruit heeft dit kwaad heel Juda aangetast. Wat eerder van Samaria en Jeruzalem is gezegd, dat ze fungeerden als broeinesten van afgoderij en ongerechtigheid, wordt nu ook van Lachis gezegd: , , Deze is voor de dochter van Sion het beginsel der zonde". Het, , beginsel": , , Deze uitdrukking typeert de stad niet enkel als , , begin" en , , uitgangspunt" van het kwaad, maar tevens als , , basis" daarvan (Van der Woude). Kortom, Lachis' zonde heeft het gehele judeese land geïnfecteerd. Deze stad heeft , , de dochter van Sion" (hier een aanduiding voor gehéél Judea) verleid tot allerlei bijgeloof en ongerechtigheid. De benaming , , dochter van Sion" herinnert aan Juda's hoge komaf. Was , , Sion" de door God verkozen berg. Ook de benaming , , dochter van Sion" herinnert aan dat verkiezend handelen van God. Hoe aangrijpend: door God verkozen te zijn, voorwerp te zijn van Gods bijzondere bemoeienis en dan toch Hem te verlaten en te vergeten. Ontrouw te zijn aan Zijn verbond. Zijn Woord en wet te verzaken. U voelt: dat maakt Juda's schuld alleen maar zwaarder en meerder. En dat geldt het allermeest voor Lachis, dat voor de dochter van Sion het, , beginsel der zonde" was: , , Micha kondigt hier dus niet zonder reden de burgers van Lachis hun ondergang aan, daar zij voor hun volksgenoten de aanstichters van de zonde waren geweest” (Calvijn).

Intussen wijst dit ook ons op onze hoge verantwoordelijkheid. Uit wat ons in Micha 1 gezegd wordt van Samaria, Jeruzalem en Lachis wordt duidelijk: we kunnen elkaar meenemen op de weg van het kwaad. Elkaar tot een valstrik zijn. Elkaar meenemen op een weg van ongeloof en bijgeloof, ongehoorzaamheid en afval. Het voorgeslacht kan aan de basis staan van het ongeloof van het nageslacht. Ambtsdragers kunnen door hun woord en gedrag een gemeente vervreemden van de waarachtige vreze des HEEREN. U voelt: welk deel van de Schrift we ook overdenken, altijd weer worden we opgeschrikt uit onze natuurlijke gerustheid en uitgedreven naar de Christus Gods. Die de Levensbron is. Die de levendma­ kende Geest heeft verworven. Die tot dode zondaren spreekt: , , Ik leef en gij zult leven"! Alleen vanuit de levende verbondenheid met Hem, verbonden met de waarachtige vreze van Zijn Naam zullen we anderen ten zegen kunnen zijn. Als kinderen van het licht mogen schijnen temidden van een krom en verdraaid geslacht.

Ook de omgeving van Lachis

In het gerichtswoord over Lachis wordt vervolgens ook Micha's geboorteplaats Moreschet betrokken: , , Daarom geef geschenken aan Moréschet-Gaths". Dat is: Moréschet, dat in de nabijheid van Gath hgt, of tot het gebied van Gath behoort. Het grondwoord, dat door de Statenvertalers vertaald is met , , geschenken" duidt in het hebreeuws vooral de brüidsgift aan, die een vader meegeeft aan zijn dochter, die het huis verlaat. Zo krijgt het ook de betekenis van: afscheidsgeschenk. Kortom, de inwoners van Lachis krijgen de opdracht om afscheidsgeschenken te geven aan Moréschet. Waarom? Omdat ook dat ten onder zal gaan en door de vijand onder de voet gelopen zal worden. Tussen twee haakjes: wat moet dat voor Micha een aangrijpende profetie geweest zijn! Gods toorngericht over je eigen geboorteplaats aan te moeten kondigen!

Het geldt echter nog meer plaatsen: , , De huizen van Achzib zullen de koningen van Israël tot een leugen zijn". Waarschijnlijk moeten onder de, , huizen van Achzib" werkplaatsen verstaan worden, , , waar aardewerk en hnnen voor het koninklijke hof werden vervaardigd" (Van der Woude). Deze bloeiende koninklijke industrie zal echter te gronde gaan en niets meer opleveren. Ze zal tot een , , leugen" zijn. Dat is: ze zal gelijk zijn een béék (hebr. , , akzab", woordspeling met Achzib), die in de regentijd volop water heeft, maar zodra het heet wordt, geheel verdroogt. Juist dan hoopt men er water te vinden, maar men komt er bedrogen mee uit. Zo zal de nu nog bloeiende industrie te Achzib, juist als het erop aankomt de koningen van Israël met lege handen doen staan.

Ook het een aantal kilometers ten noordwesten van Lachis gelegen Maresa moet het ontgelden: , , Ik zal u nog een erfgenaam toebrengen, gij inwoneres van Maresa". Maresa heeft door de jaren heen meerdere bezetters gehad. Welnu, Micha bereidt de inwoners van deze stad erop voor, dat ze weer een nieuwe „erfgenaam”, een nieuwe bezetter zullen krijgen, nl. de Assyriërs, die straks op nietsontziende wijze Juda zullen teisteren. En ten laatste valt ook de naam van AduUam: , Hij zal komen tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid van Israël". Adullam - een kleine 20 km. ten noordoosten van Lachis - is ons vooral bekend uit de levensgeschiedenis van David. Die zich in „de spelonk van Adullam" samen met vele anderen, die in nood verkeerden, verborg voor Saul (1 Sam. 22 : 2). Tenslotte dienen we - met onze Staten vertalers - onder , , de heerlijkheid van Israël" Jeruzalem te verstaan. Ook de , , schone stad van Israels Opperheer" (Ps. 122 ber.), vanwege de tempel de , .heerlijkheid" van Israël zal door de vijand bedreigd en belegerd worden.

Rouwbetoon

Micha eindigt zijn oordeelsprofetie tenslotte met een oproep tot rouwbetoon: , Maak u kaal en scheer u, om uw troetelkinderen; vergroot uw kaalheid als de arend, omdat zij gevankelijk van u zijn weggevoerd". Allen worden opgeroepen om ten teken van rouw het hoofd kaal te scheren. Ja, de plek, die men kaal scheert zo groot te maken als de kale plek op de kop van een gier. Het hebreeuwse grondwoord (nèsjèr) kan zowel vertaald worden door gier als arend. Maar omdat de arend geen kale plek op zijn hoofd heeft, zullen we hier - anders dan de Statenvertalers - moeten kiezen voor gier. Dit kaalscheren van het hoofd was overigens een rouwgebruik, dat bij de wet verboden was (Deut. 14 : 1). Dat Micha hier toch toe oproept, geschiedt uiteraard niet uit gebrek aan kennis omtrent Gods Wet. Immers, Gods Geest inspireerde en bezielde hem! Nee, het fungeert hier als een onthullende aanklacht. Het volk liet zich in met tal van heidense praktijken, dan moeten ze ook maar op heidense wijze rouwen.

Waarom? „Om uw troetelkinderen (...), omdat zij gevankelijk van u zijn weggevoerd". Letterlijk: om , , de zonen van uw vermaak". Wat populairder: om uw lieve kinderen. De steden dienen rouw te bedrijven, omdat hun inwoners niet zullen worden gespaard. Velen zullen de dood sterven, anderen in ballingschap weggevoerd worden. Dit alles is ook daadwerkelijk vervuld, toen in 701 v. Chr. Sanherib Juda binnenviel. Bovengenoemde steden zijn toen alle in handen van de vijand gevallen. Lachis werd daarbij zelfs tot Assyrisch hoofdkwartier, van waaruit Sanherib de belegering van Jeruzalem leidde. Desalniettemin is Jeruzalem toen als door een wonder van God gespaard.

Intussen mogen we niet vergeten, dat Micha zijn profetieën niet uitsprak als een onafwendbaar noodlot, maar als een krachtige oproep tot bekering! Hij wilde zijn volk wakker schudden. Overtuigen van het huiveringwekkende feit, dat als ze zich niet bekeerden Gods oordeel wis en zeker zou komen. Dat is dan ook de toepassing naar onszelf toe. Wat dageraad zullen we hebben - persoonlijk, maar niet minder ook als land, volk en kerk - indien we God vergeten? Indien we Zijn heihge en heilzame geboden met voeten blijven treden? Geen enkele! Wat afvalt van de hoge God, móet vallen. Hoezeer is ook in onze dagen over de hele linie van het leven waarachtige wederkeer geboden. Opdat we in Christus met God verzoend niet zullen worden getroffen door Zijn heilige verbondswraaA: , maar mogen delen in Zijn heilrijke verbondszege«.'

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Wat afvalt van de hoge God, moet vallen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's