Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kreupele bij de Schone poort

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kreupele bij de Schone poort

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„En door het geloof in Zijn Naam heeft Zijn Naam deze gesterkt, dien gij ziet en kent; en het geloof dat door Hem is, heeft hem deze volmaakte gezondheid gegeven, in uw aller tegenwoordigheid". (Handelingen 3 : 16)

oor de drukke straten van Jeruzalem zien wij twee bekende mannen lopen. Het zijn Petrus en Johannes, twee discipelen van de Heer e Jezus Christus. Ze zijn blij, want ze hebben de Heilige Geest ontvangen. Eerst was het Pasen geworden en is het hen duidelijk geworden dat de Heere Jezus niet in het graf is gebleven, maar echt is opgestaan. Ze hebben de Heiland naar de hemel zien varen op de Hemelvaartsdag en tien dagen later hebben ze de Trooster, de Heilige Geest ontvangen, Die hen moed geeft om overal de Naam van de Heere Jezus te verkondigen.

Waar gaan Petrus en Johannes naar toe? Naar de tempel, het belangrijkste en mooiste gebouw van de stad Jeruzalem. Het is immers drie uur in de middag en dan vindt bij de tempel het avondgebed plaats. De vrome joden gaan 's morgens om 9 uur en 's middags om 3 uur naar de tempel en Petrus en Johannes zijn, ook al zijn ze nu christenen geworden, toch ook nog steeds vrome joden. Later zijn jodendom en christendom helaas uit elkaar gegaan, maar eerst waren de christenen allemaal joodse men­ sen die niets liever wilden dan dat ze samen met hun volk Jezus zouden dienen als de Messias van Israël. Het is nooit de bedoeling van de christenen geweest dat er een scheuring zou komen tussen joden en heidenen, maar juist dat zij samen één zouden zijn in Christus. Het is dan ook nog altijd een groot verdriet voor de gelovigen dat joden en christenen gescheiden wegen gaan en als het goed is bidden we veel en vurig om de bekering van Israël.

In de tempel konden de volgelingen van Christus overigens niet meer meedoen met de offers. Immers, nu het offer van de Heere Jezus Zelf gebracht was op Golgotha, was er geen enkel ander offer meer nodig. Maar bidden in de tempel, dat wilden de christenen nog steeds.

Ik denk dat de twee discipelen niet van plan zijn geweest om bij deze gelegenheid te gaan evangeliseren. Het was niet hun opzet om de Naam van Jezus nu te gaan prediken. Maar God leidde het zo dat het daar wel van kwam.

Bij één van de tempelpoorten aangekomen, - het was de , , Schone poort" ofwel de Nicanorpoort, die beroemd was vanwege het mooie Corinthische brons dat erop aangebracht was - , werd daar juist een verlamde man naar de poort gedragen. Petrus en Johannes hadden die man ongetwijfeld wel vaker gezien, want hij werd daar elke dag neergezet om te bedelen. Het was een zielige figuur. Hij was al meer dan 40 jaar oud (4 : 22), maar had nooit kunnen lopen, nooit kunnen gaan en staan waar hij zelf wilde. Van zijn moeders lichaam af aan, dus van geboorte af aan, was hij kreupel of beter gezegd: erlamd. Totaal afhankelijk van de hulp van anderen. En nu had hij zijn vaste bedelplekje bij de mooie poort. Je kon hem daar wel uitschilderen. Een echte straatfiguur, bij vrijwel iedereen in Jeruzalem bekend.

Voor een bedelaar was het daar bij de , , Schone poort" een prima plekje. Daar kwamen alle mensen die naar de tempel gingen voorbij. Die mensen meenden dat ze een goed werk deden dat verdienstelijk was bij God wanneer ze zo'n bedelaar een muntstuk toewierpen. Zo haalde de verlamde man wel het één en ander op, zodat hij in zijn levensonderhoud kon voorzien.

Zodra de verlamde Petrus en Johannes in het oog krijgt, begint hij te roepen: , , aalmoes!, aalmoes!" Dat betekent eigenlijk: , , heb meelij, heb meelij". Maar de bedoeüng was duidelijk: , , laat mij een muntje mogen ontvangen om eten te kunnen kopen". Hij zal Petrus en Johannes wel gekend hebben als vrome mannen die dagelijks naar de tempel gingen en hij zal heus weleens wat van hen gekregen hebben. Dus ziet hij nu zijn kans schoon. Fijn dat hij nog net op tijd was om deze twee mannen om een bijdrage te kunnen vragen. Hij doet het met aandrang door maar te blijven roepen: , , aalmoes! aalmoes!"

Petrus blijft stilstaan als hij deze roep hoort. Dat is niet gebruikelijk. Meestal werpen de tempelgangers zo'n bedelaar iets toe zonder verder op of om te kijken. Ze geven een aalmoes, maar het is niet uit liefde voor een medemens. Wie die bedelaar is en hoe hij eraan toe is, interesseert ze totaal niet. Aalmoezen geven hoort bij hun godsdienst en door middel van hun godsdienst denken ze de hemel te kunnen verdienen. Zo kunnen wij ook onze naaste in nood een fooitje geven, een giro-overschrijving of een paar gulden in de collecte, als het ware een paar kruimels van onze overvolle tafel. Daar moet die medemens in nood dan maar tevreden mee zijn. Verder doet ons zijn ellende en honger niets. We slapen er geen uur minder om...

Maar Petrus ziet deze mens. Hij ziet hem werkelijk zitten, net zoals Jezus die man die 38 jaar ziek was zag Uggen in het huis Bethesda (Joh. 5). Petrus is hier in diakonale bewogenheid een navolger van Christus. Hij kent die verlamde in zijn nood, hij verplaatst zich in zijn ellende. Zo wordt Hij echt een naaste van hem, zo vindt er een echte ontmoeting plaats. Dat is kenmerkend voor echt diakonaat: de wezenlijke ontmoeting met de naaste in nood. En dan wordt Petrus geleid door de Geest om bepaalde beslissingen te nemen. Het is dan alsof het hem ingefluisterd wordt: hier dient genezing te geschieden in de Naam van Jezus.

Petrus kijkt die man strak aan zegt: , , zie op ons". Kijk ons eens heel diep in de ogen. Op die manier wekt hij verwachting bij deze gehandicapte. De verlamde begrijpt dat er nu iets bijzonders gaat gebeuren. Geen ogenblik denkt hij aan genezing. Dat is immers uitgesloten. Iemand die verlamd geboren was, werd in die tijd algemeen als ongeneeslijk beschouwd. Daar was niets aan te doen, daar moest zo iemand maar mee leren leven. Maar die man denkt aan een bijzondere gift. Meer dan het gewone. Geen dubbeltje, geen kwartje, geen gulden, maar een tientje of vijfentwintig gulden. Een goede gift waardoor zijn dag meteen goed zou zijn.

Maar als Petrus deze man zo aankijkt, dan weet hij het helemaal zeker dat hij nu in de kracht van de Heihge Geest, dat is in de kracht van de opgestane Heere Christus, een wonder zal mogen doen. Dan klinkt het uit Petrus' mond: , , Zilver en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geef ik u". Wat zal dat eerst teleurstellend voor die man zijn geweest. Daar gaan ze hem vertellen dat ze geen geld bij zich hebben! Waarom doen ze dan eerst alsof ze hem wat willen geven? Op deze manier drijven ze de spot met hem! Maar hij krijgt geen kans om boos te worden, want in één adem gaat Petrus verder: , , maar wat ik heb, dat geef ik u: in de Naam van Jezus Christus, de Nazarener, sta op en wandel!". Tegelijkertijd grijpt Petrus die man bij de rechterhand en trekt hem omhoog. Er stroomt kracht in zijn enkels en voeten waarop hij nog nooit heeft kunnen staan. Hoe is dat mogelijk? Het ongelofelijke en menselijkerwijs onmogelijke geschiedt: hij kan staan, hij kan lopen, hij kan springen!

Als we vers 8 lezen, zien we dat deze man die zich nooit goed heeft kunnen bewegen en die altijd door anderen gedragen moest worden, nu één en al beweging is: hij springt op, staat recht overeind en wandelt in het rond. Zijn eerste gang is de trap op, de poort door, door de voorhof der vrouwen naar de binnenste voorhof waar de offers gebracht werden om daar God groot te maken en iedereen te laten zien dat hij genezen was. De menigte die zich in de binnenste voorhof verzameld had voor het gebed en de priesters die bezig waren met het avondoffer werden opgeschrikt door de enthousiaste lofprijzing en het heen en weer lopen van de genezen verlamde. Kijk, daar wandelt en springt hij op het tempelplein temidden van de mensenmenigte en prijst luidkeels de grote daden van God. Dat valt natuurlijk op.

Al die mensen zien hem daar bezig. Ze kennen hem en staan versteld dat de verlamde van de Schone poort nu genezen was. Ze staan als aan de grond genageld en met open mond te kijken. Wie had dat nu ooit kunnen denken en hoe is dat nu toch mogelijk? Er komt een hele volksoploop. De genezen man blijft dicht in de buurt van Petrus en Johannes, zodat de mensen begrijpen dat die twee alles met de genezing te maken hebben.

Vanaf het binnenste voorhof zijn de mensen in een grote oploop naar de buitenste voorhof gegaan. Bij de zuilengalerij van Salomo zien we Petrus, Johannes en de genezen man midden tussen een grote menigte, die hen staat aan te staren. Maar dan neemt Petrus het woord. Hij begrijpt dat de Heere hem hier de gelegenheid biedt om het evangeUe te verkondigen, zoals hij dat ook op de Pinksterdag had gedaan. Zo'n gelegenheid grijpt hij graag aan. Dat geldt voor elke oprechte christen. Hij of zij wil niets liever dan getuige zijn en vraagt God om gelegenheden om mensen te kunnen bereiken met de boodschap van de enige Naam die onder de hemel tot zaligheid gegeven is. Petrus mag nu de mensen duidelijk maken dat deze wonderlijke genezing van een verlamde een bewijs is van de opstanding van de gekruisigde Jezus Christus.

„Mensen", zegt hij , .jullie kijken nu allemaal ons wel aan alsof wij door onze eigen kracht of godzaligheid (vroomheid) deze verlamde man genezen hebben, zodat hij weer wandelen kan. Maar zó is het niet! Hier is wat anders aan de hand. Hier is Iemand anders aan het werk. En dan wordt Petrus in zijn prediking heel scherp. Hij windt er geen doekjes om, maar zegt precies waar het op staat. De God van Abraham, Izak en Jakob, de God van onze vaderen, heeft Zijn Kind Jezus verheerlijkt. Jazeker, Die Jezus waarover jullie zo verachtelijk spreken als , , de Nazoreeër". Die Jeuzs die jullie uitgeleverd hebben in de handen van de heidenen. U hebt de Heilige en Rechtvaardige, dat wil zeggen de beloofde Messias verloochend. Hem verraden en in Zijn plaats een moordenaar als Barabbas gekozen. De doodslager gekozen, maar de Vorst des levens gedood!

Maar nu is deze gehandicapte man volkomen gezond geworden door diezelfde Jezus. Door de Naam, dat is op het bevel en door de kracht van Hem die uit de dood is opgestaan, de levende Christus. Vervolgens roept Petrus al die mensen indringend op zich toch te bekeren en de Heere Jezus toch te erkennen als hun Heere en Zaligmaker, opdat het oordeel van hen afgewend zal worden. Dan zullen hun zonden afgewassen kunnen worden en zullen ze een rijke zegen ontvangen wanneer de grote toekomst van Christus zal aanbreken.

Maar wee degenen die deze grote Profeet, Jezus, ongehoorzaam blijven. Die zullen uitgeroeid worden uit het volk, die zullen eeuwig gestraft worden. Het is in wezen dezelfde prediking die in onze gemeenten nog van zondag tot zondag gebracht wordt. De prediking van behoud door het geloof in Christus, maar ook van de verlorenheid buiten Hem en zonder Hem.

Zo klinkt er vlak bij de tempel, kort na de grote Pinksterdag, opnieuw een heldere prediking van zonde en genade. En nog meer mensen komen tot geloof in Christus. De genezing van de verlamde man wordt aanleiding tot verdere uitbreiding van de gemeente van Christus. Een volgende keer denken we verder na over de actuele betekenis van deze bekende geschiedenis,

V.

J.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De kreupele bij de Schone poort

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's