Bonaventura en zijn „Soliloquium" (1)
UET DE SCHAT VAN DE KERK
Jeugd:
We schrijven 1217. In een klein plaatsje in het Italiaanse Toscanië wordt in het gezin van dokter Fidanza een , , puerulus", een knaapje geboren, dat weldra de naam Johannes ontvangt .
De ouders van dit knaapje zijn praktisch in de vergetelheid geraakt. Over de moeder, die waarschijnlijk Ritella heette, vertelt de kleine Johannes later in één van zijn werken: „ Toen ik nog een knaapje was (...) en zeer zwaar ziek, deed mijne moeder voor mij een gelofte aan den zaligen vader Franciscus en ik werd aan de armen van den dood ontrukt."
Latere legenden hebben dit zinnetje opgesmukt: Franciscus (van Assissi) zou nog in leven zijn geweest en door de moeder van de kleine Johannes bij haar zieke zoontje zijn geroepen. Na de genezing van het ventje zou Franciscus hebben uitgeroepen: , , 0 buona ventura!". , , 0, gelukkige gebeurtenis!" Ziehier het geheim van zijn tweede naam Bonaventura, die hij bij zijn doop reeds zou hebben ontvangen.
Over zijn jeugd weten we heel weinig. Zijn biografen wijzen erop dat zijn moeder plechtig beloofd zou hebben haar zoontje aan Franciscus op te dragen en hem aan diens orde der minderbroeders af te staan. Deze eenvoudige gelofte is inderdaad in vervuUing gegaan.
Universiteit van Parijs
Lang heeft de kleine Johannes niet in zijn geboorteland vertoefd. Op jonge leeftijd reeds verlaat hij het ouderlijk huis en vertrekt hij vol goede moed naar Parijs om daar de universiteitsstudie aan te vangen. Eerst volgt hij daar, zoals in die tijd gebruikelijk, het programma van de , , vrije kunsten", en daarna nog eens de achtjarige theologie-studie.
In 1257 wordt zijn uitgebreide studie bekroond met het hoogleraarschap in de theologie, ook te Parijs. In datzelfde jaar wordt hij ook generaal van de orde der minderbroeders. Dit laatste betekende voor hem veel reizen, organiseren en onderhandelen over allerhande problemen. Bijvoorbeeld over het , , probleem" dat de orde der minderbroeders steeds groter en geleerder werd, terwijl ze volgens Franciscus arm en eenvoudig moest zijn. En over het grootste probleem van Bonaventura, nl. de steeds groter wordende invloed en doorwerking van het gedachtengoed van Aristoteles binnen de kerk en de theologie.
Kardinaal-bisschop:
In 1273 volgt dan tenslotte zijn benoeming tot kardinaal-bisschop van Albano door paus Gregorius X. Het verhaal wil dat hij juist in de keuken met de afwas bezig is, als dit bericht hem bereikt. Eén van de tapijten in de St. Bonaventura-kerk te Lyon geeft dit gebeuren prachtig weer.
Als kardinaal-bisschop heeft Bonaventura het niet gemakkelijk. Meer en meer ziet hij het grote gevaar van het aristotelisch gedachtengoed voor de kerk. En voor die kerk voelt hij zich als kardinaal-bisschop verantwoordelijk. Vooral in deze laatste jaren van zijn leven werpt hij zijn grote gezag als wijsgerig theoloog in de strijd tegen de verbreiding van het aristotehsme, ten gunste het gedachtengoed van Augustinus.
Weldra raakt hij ook verwikkeld in de voorbereiding van het tweede concilie van Lyon, dat de hereniging van de rooms-katholieke en de grieks-orthodoxe kerk beoogde. Zijn fel begeerde doel, n.l. de hereniging, ziet hij nog net voor zijn dood zich voltrekken. Binnen twee weken na de begeerde hereniging (die overigens van tijdelijke aard zou zijn) sterft hij op 15 juh 1274 aan een besmettelijke ziekte, die hij in Lyon had opgelopen. Hij wordt begraven in de kathedraal aldaar.
In de traditie van Augustinus
We zagen dat Bonaventura zich vooral aan het eind van zijn leven opwierp als verdediger van het gedachtengoed van Augustinus tegenover dat van Aristoteles. Daardoor is hij één van de grootste, maar ook één van de laatste vertegenwoordigers van de augustijnse traditie geworden.
Kenmerkend voor deze traditie, die in de voetsporen van de grote kerkvader Augustinus wenste te gaan, is de heerschappij van het geloof over de rede. Het verstand mag ten enen male niet heersen over geloofsvragen. De weg naar de waarheid begint volgens de augustinisten altijd weer bij het geloof, om via de Schrift bij de rede terecht te komen. En het begrijpen van de Schrift is afhankelijk van de genade.
Zonder de verlichting door de Heilige Geest blijft ons verstand volgens de augustinisten verduisterd vanwege de zondeval. Zo stellen de augustinisten steeds weer Jeruzalem, de stad Gods, boven Athene, de stad der wijsgeren, de stad van het verstand.
Invloed van Aristoteles
In de dertiende eeuw rukt echter steeds meer het gedachtengoed van Aristoteles de kerk en de theologie binnen. Dit was mede te danken aan de beroemde tijdgenoot van Bonaventura, nl. Thomas van Aquino. Deze wilde niets Hever dan het gedachtengoed van Aristoteles , , verzoenen" met het christelijk denken; een soort synthese.
Vooral aan het eind van zijn leven heeft Bonaventura de grote gevaren van het Aristotelsme binnen kerk en theologie ingezien. In zijn studie heeft hij zich overigens uitgebreid met Aristoteles beziggehouden en ook later toen hij hoogleraar werd. Bovendien vinden we in zijn eigen werken (helaas) de onderscheidingen en de terminologie van Aristoteles op allerlei wijzen terug.
Door veel Bonaventura-kenners is wel beweerd dat hij zowel volgeling van Aristoteles als van Augustinus zou zijn. Hij zou dan vooral Aristoteles gebruikt hebben om de werken van Augustinus te vervolmaken. Toch schaar ik me persoonlijk graag achter het standpunt van de grote Bonaventurakenner Gilson die in zijn magistrale werk over de filosofie van Bonaventura beweert dat deze een echte augustinist was. Een echte volgehng van Augustinus.
Toch denk ik dat we de opmerkingen van andere Bonevanturakenners niet zomaar naast ons kunnen neerleggen. Allen, behalve Gilson, wijzen erop dat Bonaventura zeker door Aristoteles zou zijn beïnvloed. En dat is ontegenzeggelijk zo!
Hij gebruikte in zijn werken allerlei aristotehsch begrippenmateriaal. Vooral in zijn filosofische werken is duidelijk zijn aristotehsche manier van denken, redeneren en classificeren te bespeuren. Hij beheerste het uitstekend.
We moeten daarbij wel opmerken dat dat voor een hoogleraar in het Parijs van de dertiende eeuw ook wel erg noodzakelijk was. Hoe zou hij immers hebben kunnen ageren tegen stelsels die hij zelf ternauwernood beheerste?
Toch blijf ik volhouden dat zijn werken theologisch aantrekkelijker zouden zijn geweest als ze minder door het aristotelisme en de logica zouden zijn beïnvloed. Dit laatste geeft aan zijn werken soms iets heel vermoeiends. Bovendien zou hij dan ook meer in het spoor van zijn meester Franciscus zijn blijven wandelen.
Een geleerde franciscaan
Franciscus van Assisi, voor wie Bonaventura nameloos veel waardering had, legde in zijn leven een negatieve instelling ten aanzien van de studie aan de dag. Georganiseerde studie was voor hem ontrouw aan vrouwe Armoede. In zijn bekende Regel van 1221 heeft Franciscus laten opnemen dat de broeders alleen maar die boeken mogen hebben die nodig zijn voor hun breviergebeden. In het hoofdstukje over de predikanten uit dezelfde regel lezen we: lle broeders zullen preken door hun daden. En: ..laten we op onze hoede zijn voor de wijsheid van deze wereld en het inzicht van het vlees (Rom. 8 : 6). Want de geest van het vlees is sterk uit op het bezit van woorden, maar weinig op daden; en hij zoekt niet naar godsvrucht en heiligheid in de innerlijkheid van de Geest, maar hij verlangt sterk de godsvrucht en heiligheid te bezitten van uiterlijk vertoon voor de mensen. En dat zijn degenen van wie de Heere zegt: , Voorwaar zeg Ik u: ij hebben hun loon reeds ontvangen."
Kardinaal Hugolinus probeerde op alle manieren Franciscus ervan te overtuigen dat de kerk tegen ketterijen en zedelijk verval moest kunnen optreden. En daartoe moesten volgens hem de predikers geschoold worden in de studie der H. Schrift. Franciscus bleek hier ontvankelijk voor; het hoofdstukje over de predikanten is in de Regel van 1223 dan ook veranderd.
We moeten hierbij wel bedenken dat Franciscus onderscheid maakte tussen de wijsheid dezer wereld en de wijsheid uit God. Hij koesterde groot wantrouwen tegenover de wijsheid dezer wereld en vroeg aandacht voor de ware godgeleerdheid. Het ging , , de man uit het dal van Spoleto" erom dat de mens, of hij nu met zijn handen arbeidde of studeerde, de geest des Heeren bewaarde.
Bonaventura heeft tot lang in de dertiende eeuw de geest van de franciscaanse school gestempeld. Binnen die school en de orde heeft hij het studeren erg gestimuleerd. Vooral in de dertiende eeuw - waarin allerlei ketterijen zich aandienden en men de leer van de kerk steeds meer met de kracht van het eigen verstand ging bewerken - zag Bonaventura zich genoodzaakt de studie der minderbroeders te rechtvaardigen. Toch heeft hij m.i. in bepaalde opzichten grenzen overschreden die hij als volgeling van Augustinus en Franciscus niet had mogen overschrijden.
Nieuwland/Oosterwijk
H. Liefting
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1996
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1996
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's