Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Looft de HEERE!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Looft de HEERE!

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„Een lied Hammaalöth. Ziet, Looft de HEERE! gij al Zijn knechten des HEEREN! gij, die alle nacht in het huis des HEEREN staat. Heft uw handen op naar het heiligdom, en looft de HEERE. De HEERE zegene u uit Sion. Hij, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft." Psalm 134

De laatste van de liederen Hammaalöth. Een lied ten afscheid, volgens sommigen. Bij het vertrek naar huis roepen de pelgrims de achterblijvende priester-en levieten schaar op de lof van God in het heiligdom onafgebroken doorgang te laten vinden. Op hun beurt geven zij de zegen des Heeren mee aan de terugkerende feestgangers. Zo zou je de Psalm in kunnen delen. Maar bewijs is daar niet voor. Met geen woord rept de Psalm over afscheidnemen. Eerder valt te denken aan de „blijde inkomste" in Jeruzalem. Het woordje „ziet" wil de pelgrim opmerkzaam maken op wat de dienaars van het huis des HEEREN doen. Lof en dienst vallen samen. Met opgeheven handen aanbidden en loven zij God. Lof is dienst en dienst is lof. Laat dat ook 's nachts doorgang vinden, naar het voorschrift van 1 Kronieken 9 : 27 en 33. Daar lezen wij dat God gebood dat dag en nacht de lofzang in het heiligdom moest blijven klinken. En daar hadden ze hun handen zo vol aan, dat ze niets anders kon­ den en hoefden te doen, dan ze biddend en aanbiddend tot God omhoog heffen. Liever een welkomstlied dan een afscheidslied. Ziet, als wil de dichter zeggen, wat je in Gods tempel ziet, hoort en beleeft, dat beleef je nergens. Daar wordt Gods lof vergroot.

Dat was toen. En thans? Een christen wil Gods huis-en tempelzangen niet missen. Vindt u een kerkdienst ook zo iets... nu ja, zeg het maar... zoiets verrukkelijks? Omdat, omdat God er grootgemaakt wordt? Als dat dan ook maar gebeurt. Het volk op weg naar Jeruzalem spoort de knechten des HEEREN aan God te loven. Mag ik vragen: Waarom gaan we naar de kerk? Om velerlei redenen misschien. Maar naar ik hoop vooral om met God in aanraking te komen. Toe gij dienaren van Gods huis, wij die van het Huis des Heeren zijn sporen u aan God groot te maken in de verkondiging, in het midden van de gemeente. Eerlijk is eerlijk, missen wij het element van lofprijzing in de eredienst niet wat al te nadrukkelijk. Uit watervrees voor overmatig halleluja-geroep, doen wij het van de weeromstuit dan maar helemaal niet meer? Zit dat dan wel goed tussen God en ons? Ontmoeten we Hem dan wel echt? Ik zou niet weten waarom 's Heeren lof niet meer ten hemel zou mogen rijzen. Hij is het toch wel waard? Mij dunkt! Bovendien: niet somberheid is het kenmerk van het ware. Maar het Koninkijk Gods is vrede en blijdschap door de Heihge Geest. Tonen van verootmoediging en schuldbelijdenis khnken dieper en echter in het lied van de lofprijzing Gods. Raadpleeg uw Psalmboek maar op dit punt.

Luther maakt bij zijn verklaring van deze Psalm de kernachtige toepassing: „Zodra wij Gods Woord verkondigen en openlijk prediken, dan doen wij niet anders dan God eren, loven en prijzen voor Zijn barmhartigheid en erkennen wij Hem als onze Verlosser, Die Zijn Zoon gegeven heeft voor onze zonden". Dus zit volgens Luther de lof niet altijd in het uitbundige, maar in het sobere, in het eenvoudige. Waar Gods Woord het hart raakt. Om nooit te vergeten die keer en die keren dat je moede hart rust vond bij U, Heere, mijn Koning en mijn God.

Toe, gij knechten des Heeren; put u uit in de lof van God, in het uitstallen en uitdelen van menigerlei genade van God.

Wij hebben geen aardse tempel meer, compleet met offers en altaren, met priesters en plechtigheden. Maar Gods zegen uit Sion is gebleven. Wat zeg ik... ruimer, machtiger, veelomvattender dan ooit. Wat denkt u van een christen die zelf naar lichaam en ziel een tempel van God mag zijn. En dat de Geest van God in je woont? Ook denk ik aan wat de apostel Paulus van de gemeente zegt: Wiens huis wij zijn. Knechten in dit huis des Heeren zijn wij, die met geheven harten en handen de Heere lof en aanbidding brengen. Kom gij knechten en kinderen van God, laat u aansporen tot lof, dank en aanbidding van Hem die om Christus' wil uw God en uw Vader wil zijn. Maar ik hoor het al. Moet er ook wat te zingen en te loven zijn, zou iemand kunnen zeggen. Gelijk hebt u in zekere zin. Alleen als er nooit eens een loflied rijst voor God, al was het maar hierom, dat Hij een Hoorder der gebeden is, dan komt in zo'n opmerking alleen maar onze ontstellende geestelijke armoede aan het licht. En onze schuld niet in het minst. Want we zijn tot lof en eer van God geschapen. Wie de lof kwijt is is het leven kwijt. Is God kwijt. Ligt het daarom niet op onze weg oprecht te smeken: Denk aan mij toch in gena. Om Uw goedheid eer te geven? Welke lofprijzing ik bedoel? Die van Efeze 1: Gezegend, geloof, geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegeningen in de hemel, in Christus Jezus. Gelijkerwijs Hij ons uitverkoren heeft in Hem, van voor de grondlegging der wereld. Ver ordineer d tot aanneming tot kinderen, begenadigd in de Geliefde, in Welke wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, opdat wij zouden zijn tot prijs van Gods heerlijkheid. Kunt u dat zingen, zing dan mee: En gij, mijn ziel, looft gij hem bovenal!

Looft Hem al gij knechten des Heeren. Niet alleen ambtelijk. Maar ieder die met hart en ziel de Heere toebehoort. Al gij knechten des Heeren! De kleine knechtjes van God, zoals Samuël, die diende voor het aangezicht des Heeren in Silo. De jonge knechten, die met Obadja de Heere vrezen van hun jeugd af. De oudste generaties die met Anna, de profetes, dag en nacht niet wijken uit de tempel. De vaders onder ons als zij priesters zijn in eigen huis, de moeders die hun kinderen leiden naar Jezus. Speciale vermelding krijgt de lofzang in de nacht. Omdat in de figuurlijke nachten vaak sleur en sluimering dreigen toe te slaan. Omdat de gevaren dreigender zijn dan ooit. Dan hebben we des te meer te waken en te bidden. Opdat in de nachten van het leven het feest niet zal ophouden, maar wij Gods lof blijven zingen in de nacht. Hoe is dat mogelijk? Dankzij de grote Knecht des Heeren. Nee de nachten waren Hem niet onbekend. De nacht van de Olijfberg en de nacht van Golgotha, de nacht van het verraad en van de verloochening. Toen waakte Hij over de Zijnen, terwijl zij sHepen of Hem stonden te verloochenen. Daar bad Hij ons de nachten door en nu leeft Hij nog altijd om voor Zijn volk te bidden. Zo spreekt ook deze 134e Psalm van Christus en wil hij ons aansporen om Zijn beeld gelijkvormig te worden. Hoe groter wij van onze God spreken, hoe hoger wij van Hem opgeven, des te meer zullen we anderen jaloers maken om die God ook met eerbied te prijzen.

Houden we het er op dat deze Psalm de thuiskomst van de pelgrim bezingt, dan is het een eschatologisch hed. Een Hed vol toekomst. De blijdschap zal bij de wederkomst van Christus ten hoogste toppunt stijgen. Sions pelgrims Thuis! De vreemdelingschap vergeten. De tranen van de ogen gewist. De pelgrimstocht is dan voorbij. Geweest! Geweest als de poorten van Sion, die dag en nacht openstaan, voorgoed opengaan. Het laatste woord in het leven van de pelgrim is toch niet , , zwerven". Het laatste woord is , , erven". Het slotüed van de Hederen Hammaalöth spreekt van zegen uit Sion. Als de vreemdelingschap ten einde is en we de paarlen poorten binnengaan, dan hoef ik nooit meer af te dalen, dan ben ik het zwerven te boven. Daar boven, waar zij, die uit de grote verdrukking binnenkomen in hun witgewassen gewaden God dienen in Zijn tempel, dag en nacht. Het is een leven van arbeid, van geestelijke arbeid, een leven van aanschouwing en lofprijzing; een gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid. Aansporing daartoe is niet meer nodig. Omdat het één en al spontaniteit is. Zalige aanbidding van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Ja wij maakten een hele tocht vanuit Mesech en Kedars tenten; maar eens komen al Gods kinderen Thuis. Wat zal dat zalig zijn. Ik zie hem nog van jaren her voor mij, die broeder-ouderling op zijn sterfbed. Hij wees naar boven en zei:

Daar zal Zijn volk weer wonend naar Zijn raad. God eeuwig hun Zijn volle gunst betonen; Daar zullen zij, Gods knechten met hun zaad. Zij, die Zijn Naam beminnen, erfelijk wonen. Ontvangt van God uit Sion de zegen des Heeren.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Looft de HEERE!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's