Het gouden beeld in het dal van Dura (Daniël 3)
BIJBELSE FIGUREN
Bij het belichten van de bijbelse figuur Daniël, werd hoofdstuk 3 van het boek Daniël buiten beschouwing gelaten. Dat gebeurde, omdat Daniël bij wat daar beschreven wordt, niet aanwezig was. WeUicht was hij te zeer in beslag genomen door belangrijke staatszaken. We willen alsnog gaan zien wat in het dal van Dura gebeurde en ons verwonderen over de genade van God, bewezen aan de drie vrienden van Daniël, waardoor zij kracht ontvingen om in de Naam des Heeren Nebukadnezar te trotseren.
Toen Daniël voor de koning de droom van het beeld met het gouden hoofd had verklaard, had hij Nebukadnezar toegevoegd: , Gij zijt dat gouden hoofd". Die taal beviel de koning zeer. Het streelde zijn grootheidswaan. Niet onmogelijk heeft dit hem geïnspireerd om in het dal van Dura een gouden beeld te laten oprichten. Een beeld van enorme afmeting:30 meter hoog en 3 meter breed. Welke vorm had dit beeld? Daarover wordt verschillend gedacht. Sommigen denken dat het de vorm had van een zuil. Anderen menen: et vertoonde de gedaante van een mens. Zeker is het niet van massief goud geweest. Waar zou men zoveel goud vandaan halen en wie zou dat kunnen betalen?
Neen... men gebruikte daar dunne gouden platen voor. In Jesaja 40 vers 19 lezen wij daarover: , , De werkmeester giet een beeld en de goudsmid overtrekt het met goud en giet er zilveren ketenen toe". En in Jeremia 10 vers 4 staat: , , Men pronkt het op met zilver en met goud”.
Niettemin... wanneer zonnehcht dat gouden beeld in glans zette, was het een indrukwekkend gezicht. Wie zou er niet van onder de indruk komen? En het stond daar in dat dal als een manifestatie van Babels macht. De inwijding van dat gouden beeld was een gebeurtenis van belang! Een grote menigte mensen was opgeroepen bij de plechtigheid aanwezig te zijn: , de stadhouders, de overheden en de landvoogden, de wethouders, de schatmeesters, de raadsheren" en nog zo velen meer (Dan. 3 : 2). Er zijn ongetwijfeld ook meerderen onder die schare geweest, die gedeporteerd waren naar dat verre en vreemde land Babel. Ze hebben niet de moed gehad de oproep van Nebukadnezar te weerstaan. Ook in Babel gold: evel is bevel!
Uiteraard ontbrak ook de muziek niet. De muziek van de: , , horens, de citers, de pijpers en het accoordgezang." In onze tijd zou men het met luidsprekers en spreekkoren doen.
Er ging van dat beeld dreiging uit. Wie er niet voor boog, zou in de oven des brandenden vuurs geworpen worden. Het was die dreigende oven, die er voor moest zorgen, dat de aanbidding van het beeld 100% was. Zo speculeerde de koning op de angst bij de mensen. Dit zal zelfs de stramste knieën doen buigen. Het was: knielen en aanbidden of: levend verbrand worden. Als de muziek zou inzetten, moesten allen neervallen en het gouden beeld aanbidden.
En zo gebeurde het ook.
Daar klinkt de muziek en vallen de duizenden als één man neer.
Maar dan... temidden van de gebogen menigte zijn drie mannen blijven staan. Zij weigeren te knielen en te aanbidden. Het zijn Sadrach, Mesach en Abednego, de vrienden van Daniël. Zij vrezen de Heere en hebben Zijn geboden lief. In Zijn heilige Wet had de Heere alle afgodendienst en beeldverering verboden. Door de genade van God mogen zij de beproeving van hun geloof doorstaan.
En nu komen de geheime agenten in actie. Met groot genoegen rapporteren zij het gebeurde aan de koning. , , Die drie joodse mannen door u nog wel voorgetrokken, zij eren de koning niet, zij weigeren het beeld te aanbidden." Woedend ondervraagt de koning hen en biedt hen nog een kans om de vuurdood te ontgaan. Nog eenmaal zal de muziek het sein tot aanbidding van het beeld geven. Als ze alsnog neervallen en aanbidden, zal hen geen haar van het hoofd gekrenkt worden.
Het antwoord van de drie mannen is een geloofsbelijdenis. Hun God is machtig hen uit de hand van Nebukadnezar te verlossen. Zelfs uit de vurige oven. Maar ook al zou dit niet gebeuren, zij weigeren het beeld te aanbidden. Zij moeten Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Hier schittert goud, het goud van het geloof.
Sterke mannen binden de weigeraars. Zonder vorm van proces worden zij in de oven geworpen. Voor alle zekerheid wordt de hitte van de toch al hete oven verzevenvoudigd. Het werkt uit wat men niet wil... de sterke mannen worden door de uitslaande vlammen gedood. Maar op de jongemannen heeft het vuur geen vat. Verlost van de boeien, wandelen zij in het midden van het vuur. De koning ziet het tot zijn ontzetting aan (vers 23). Maar hij ziet nog meer. Hij roept er zijn vazallen bij. In de oven zijn te zien niet drie, maar vier mannen. De gedaante van die vierde is als die van een , , godenzoon". De Heere heeft Zijn Engel gezonden om hen bij te staan en uit te helpen. De kanttekening van de Statenvertahng tekent bij dit vers aan:
„Deze Engel heeft God de Heere deze drie mannen bijgevoegd tot hun troost en tot verlichting, opdat zij in het midden des vuurs en der vlam niet bezwijken zouden. Sommigen menen, dat het de Heere Christus Zelf geweest is. Die deze jongelingen verschenen is”.
Er is een apocrief geschrift, getiteld: , , Gebed van Azarja". Daarin horen we Azarja aldus bidden: , , Gij doet ons recht dat Gij ons gestraft hebt met zulke straf welke Gij over ons hebt laten gaan en over Jeruzalem, de stad onzer vaderen, ja. Gij doet ons recht en wel daaraan wegens onze zonden”.
Neen... hij klaagt Nebukadnezar niet aan over zijn boze daan, maar belijdt ootmoedig: , , wij hebben goddeloosheid gedaan, daarom zijn wij in het vuur." In dat apocrief geschrift wordt ook melding gemaakt van het , , gezang der drie mannen in het vuur". Zoals Paulus en Silas in de kerker Gode lofzangen zongen, zo zouden zij dat gedaan hebben in de vuuroven. Ook de kanttekenaren verwijzen naar dit lied: , , Sommige overzetters voegen hierbij de lofzang die deze mannen in de oven gezongen zouden hebben". , , Doch", voegen zij erbij, , , zulks wordt in de hebr. bijbel niet gevonden en is dienvolgens onzeker”.
Als Nebukadnezar de mannen uit de oven heeft teruggeroepen, is hij verbaasd en verslagen. De jongemannen zijn geheel on- gedeerd, zonder enige schroei vlek op hun kleren, geen verzengd haar ja zelfs zonder enige brandlucht. Verwonderd over de wonderen van de God van Israël, komt Nebukadnezar ertoe de Heere te loven: , , Er is geen ander God, Die alzo verlossen kan”.
Zo werd de belofte heerlijk vervuld: , , Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn. Wanneer gij zult gaan door het vuur, gij zult niet verbranden en de vlam zal u niet aansteken”.
Anders gezegd, hier gebeurde wat later in Hebreen 11 vers 34 van de geloofshelden zou worden getuigd: n.l., dat zij: , , de kracht des vuurs hebben uitgeblust". En dat alleen door het geloof.
Als bijkomstigheid wordt nog vermeld, dat de drie joodse jongens weer in hun hoge positie worden hersteld. Maar het hoogste was en moet zijn, dat de Heere, de Koning der koningen alle eer en aanbidding wordt toegebracht. Rest ons om van heler harte in te stemmen met het psalmhed:
„Komt, buigen w'ons dan biddend neer. Komt, laat ons knielen voor de Heer' Die ons gemaakt heeft en verkoren.”
B.
H.H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1996
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1996
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's