Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over geloften (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over geloften (3)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

PASTORAAL

Geloften in de Bijbel (vervolg)

We zagen dat niemand tot het doen van geloften verplicht werd. Wie de Heere een gelofte deed, was echter wel gehouden die te volbrengen. Begrijpelijk kon men voor de betaling geen gaven gebruiken die de Heere ai op andere wijze toekwamen zoals bijv. de eerstgeboorten van het vee. Men moest de vrije beschikking hebben over datgene wat men de Heere wilde toewijden.

We eindigden het vorige artikel met het noemen van de treurige toestand rond het betalen van geloften in de tijd van de profeet Maleachi. Men offerde niet - zoals was voorgeschreven - een gaaf manlijk offerdier maar een minderwaardig, ondeugdelijk, , , verminkt" dier, en probeerde er zo met weinig kosten van af te komen. De Heere heeft over zulk bedrog niet alleen Zijn beklag gedaan, maar sprak zelfs de vloek uit over de bedriegers. Deze verkeerde praktijk kenmerkte het ernstige verval van de godsdienst in Maleachi’s dagen.

Met de profeet Maleachi staan we intussen op de drempel van de tijd van het Nieuwe Testament. Hoe staat het daar met geloften?

Korban

In de tijd van het Nieuwe Testament is de situatie ai niet veel beter dan in de dagen van de profeet Maleachi. We denken daarbij met name aan het conflict tussen de Zaligmaker en de Joden over de korban, de offergave aan de tempel.

Waar het over ging? Wel, men had in het gelofte-offer een handige , , escape "-mogelijkheid ontdekt om onder de verplichting van het vijfde gebod uit te komen. Staat in de wet niet dat men vader en moeder moet eren? Inderdaad. Maar wat te doen als de ouders in behoeftige omstandigheden waren geraakt? Dan was men, gezien Gods gebod, gehouden de ouders te onderhouden. Maar menigeen had daar geen enkele zin in. Hier kwam de traditie van de wetgeleerden echter te hulp. Deze leerde dat de wijding van het bezit aan de Heere de eis van het vijfde gebod buiten werking stelde. Daarom legde men datgene waarmee de ouders in hun armoede zouden zijn geholpen, onder het beslag van een gelofte. Men , , wijdde" het de Heere toe en hoefde daarmee dus niet de ouders te eren. Men sprak eenvoudig uit: dit is korban. Dus: dit is een offergave voor de Heere. Intussen behield men wel het vruchtgebruik van wat men de ouders onthield, want men wachtte zich er wel voor, zich uit te spreken over het tijdstip waarop men het aan de Heere zou geven. Velen gaven het zelfs nooit. Zo ont- trok men zich aan de onderhoudsplicht van zijn ouders en maakte door een dwaze traditie het goede gebod van God krachteloos. De overlevering der ouden stelde het woord van God buiten werking en maakte Zijn gebod „onschadelijk”.

De Heiland heeft deze dwaze, liefdeloze godsdienst echter onbarmhartig aan de kaak gesteld (zie Matth. 15 : 5, 6 en Mark. 7 : 11—13). Met de lippen eerde men God. Het leek immers o zo vroom om door een gelofte een deel van het bezit Hem te wijden, maar intussen hield men zich met het hart ver van Hem.

Dit voorbeeld uit de Evangeliën illustreert duidelijk de verwording van de geloftepraktijk in de tijd van het Nieuwe Testament. We zullen echter straks bij iemand als Paulus zien dat ook in de tijd van het Nieuwe Testament het goede gebruik van het doen van geloften niet geheel was verdwenen.

Het nazireaat

Een aparte paragraaf willen we nog wijden aan het nazireaat. We worden over deze bijzondere vorm van gelofte uitvoerig ingelicht in Numeri 6. Kort weergegeven komt het nazireaat op het volgende neer.

In Israël waren er de eeuwen door mannen en vrouwen die zich op een bijzondere manier aan de Heer e wilden verbinden. Dat waren de zogeheten nazireeërs. De naam komt van het Hebreeuwse woord nazir en betekent afgezonderde, gewijde. Zo'n nazireeër nam het geheel vrijwillig op zich, voor een bepaalde tijd af te zien van het gebruik van bepaalde profane zaken. Dan kon hij of zij zich des te beter aan de dienst van God wijden.

In Numeri 6 heeft de Heere door een aparte wetgeving het nazireaat geregeld om allerlei wildgroei te voorkomen. Hij wees dus deze bijzondere vorm van vroomheid niet af, maar leidde die wel in verantwoorde banen.

Nazireeërs blonken uit in vroomheid en ijver voor de Heere. Zij waren sieraden in Gods kerk. De Heere wilde dat in hen de bijzondere heerlijkheid van Zijn roem zou schitteren (Calvijn). De profeet Amos wijst Israël op het grote voorrecht dat God uit hun zonen zulke nazireeërs had voortgebracht. Hij noemt ze in één adem met de uit Israël voortgekomen profeten (Amos 2 : 11). Hoe donker werd het voor de kerk, als er zulke lichten niet meer schenen. Jeremia klaagt aangrijpend zijn verdriet uit over het ontbreken van zulke nazireeërs in zijn dagen: , Haar bijzondersten waren reiner dan sneeuw, zij waren witter dan melk; zij waren roder van lichaam dan robijnen, gladder dan een saffier. Maar nu is hun gedaante verduisterd van zwartigheid, men kent hen niet op de straten” (Klaagl. 4:7).

In Numeri 6 bepaalde de Heere dat een nazir gedurende de hele tijd van zijn nazireaat de Heere heilig zou zijn. Nazireeërs moesten anderen eraan herinneren dat alle leden van het volk van God de Heere heilig moeten zijn. Niet iedereen zal door hun voorbeeld geprikkeld zijn om meer werk te gaan maken van het dienen van God, maar op menigeen zullen zij een positieve invloed hebben gehad, zo vermoeden we. Zo hebben zij onder het volk geschitterd als kostbare edelstenen. Zij waren de vaandel-dragers en gidsen, die de ijver om God te dienen onder de massa hebben aangewakkerd (Calvijn).

Volgens Numeri 6 diende het nazireaat zichtbaar gestalte te krijgen in drie dingen. Men moest zich in die periode onthouden van wijn of sterke drank en van alles wat van de wijnstok kwam, het hoofdhaar mocht niet worden afgesneden en men mocht niet bij een dode komen, zelfs niet als die dode de vader, moeder, broer of zuster van de nazir was. Kwam men toch per ongeluk in aanraking met een dode, dan waren speciale reinigingsoffers voorgeschreven en moest men weer van voren af aan beginnen.

Het uitdrukkelijke verbod om wijn en andere bedwelmende dranken te drinken bracht de nazireeër in de buurt van in de tabernakel of de tempel dienstdoende priesters (vgl. Lev. 10 : 9). Geen andere macht - ook niet die van de drank - dan alleen die van de Heere mocht in de nazireeër openbaar komen. Amos heeft in zijn dagen dan ook vreselijk getoornd tegen zijn volk, omdat zij nazireeërs verleidden tot het drinken van wijn en hen zo tot zonde aanzetten (Amos 2 : 12). De haargroei - ons welbekend bij iemand als Simson - was een bijzonder teken dat men met een nazireeër had te doen. Het lange haar werd wel zijn nezer genoemd, een woord dat van dezelfde stam is afgeleid als het woord nazir. Het is een lichamelijk ereteken geweest. Het verbod om met een dode in aanraking te komen, zelfs al was die zijn vader, moeder, broer of zus, bracht de nazireeër in de buurt van de hogepriester voor wie dezelfde strenge eis gold (zie Lev. 21 : 11). De reden zal zijn geweest dat de dood alles te maken heeft met de vloek van God over de zonde. De dood hoort niet in de buurt van God, want God is een God der levenden. Aanraking met een dode maakte de nazireeër onrein. Was hij niet de Heere heilig?

In Numeri 6 lezen we ook over de plechtige afsluiting van het nazireaat. Als de gelofteperiode voorbij was, werd een brand-, zond-en dankoffer gebracht. Het brandoffer spreekt van volkomen levensovergave, het dankoffer van harmonie tussen God en mens. Ook een zondoffer was voorgeschreven. Calvijn zegt zo heerlijk nuchter dat , , hoe vrolijk en ijverig men zich geheel aan God probeert te wijden, toch nooit de eindpaal van de volkomenheid wordt bereikt". Daarom was er zelfs na deze toch zo heiUge verrichting een zondoffer nodig.

Ook het hoofdhaar werd afgeschoren en met het vuur dat onder het dankoffer was, verbrand. Het was niet zelf een offer. Op deze wijze was de nazireeër weer , , ontwijd"; hij keerde terug in het gewone leven.

We mogen aan een gelofte in de speciale setting van het nazireaat denken, wanneer we in het Nieuwe Testament lezen dat Paulus zijn hoofd te Kenchreeën beschoor, omdat hij een gelofte had gedaan (Hand. 18 : 18). Later voegt hij zich op aanraden van Jakobus en de ouderlingen bij vier nazireeërs in de tempel te Jeruzalem, om met hen de plechtigheden van de reiniging te verrichten (Hand. 21 : 23—24).

Een speciale uiting van het nazireaat komen we tegen bij mensen als Simson en Samuel. Zij waren gedurende heel hun leven nazireeër. Van Simson weten we zelfs dat hij het al was vanaf de moederschoot. Zijn moeder moest zich namelijk van alles onthouden waarvan ook een nazireeër zich had te onthouden (Richt. 13). Van Samuel is bekend dat zijn moeder Hanna aan de Heere de gelofte deed dat als God haar een zoon gaf, zij hem geheel aan de Heere zou wijden. Geen scheermes zou op z'n hoofd komen (1 Sam. 1 : 11). Johannes de Doper is geen nazireeër in de gewone zin van het woord geweest. Wel weten we van hem, dat hij geen wijn of sterke drank zou drinken, maar van de moederschoot af vervuld zou zijn met de Heilige Geest (Luk. 1 : 15).

Een volgende keer hopen we in te gaan op de vraag naar de mogelijke betekenis van het doen van geloften voor onze eigen tijd.

E.

P.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1997

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Over geloften (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1997

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's