Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods volk bezingt Gods lof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods volk bezingt Gods lof

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„Gij leiddet door Uw weldadigheid dit volk, dat Gij verlost hebt; Gij voert hen zachtjes door Uw sterkte tot de lieflijke woning van Uw heiligheid." Exodus 15 : 13

Waarom komt de Gemeente van Christus elke zondag samen? Onder andere voor de generale repetitie van het loflied, dat straks bij de uitvoering volmaakt zal klinken: Gij, Heere, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de kracht tot in alle eeuwigheid.

Hoe komt het, dat de Gemeente zo weinig op deze toonhoogte zit? Dat we zoveel gemakkelijker klagen dan zingen? Of dat we zelfs aan de lof van Gods Naam niet eens tòekomen?

Want dat is toch een veelgehoorde klacht. Dat er zo weinig blijdschap van het geloof is. Dat we zo weinig gericht zijn op de eer van de Heere. Natuurlijk, lofliederen kunnen we niet maken... Maar moest de Gemeente van Christus niet veel meer leven tot eer van haar Koning?

Laten we in de leer gaan bij Israël, dat staat aan de oever van de Rode Zee en onder leiding van Mozes en Mirjam het lied van de bevrijding zingt.

Gods volk bezingt Gods lof

1. Omdat Hij het verloste

We hebben te doen met een verlost volk. En die verlossing heeft nogal wat voeten in de aarde gehad. Verlost uit Egypte, uit het diensthuis. Verlost uit de ijzeroven van Egypte. Verlost van de slavendrijvers.

Maar daar waren tien plagen voor nodig om de farao op de knieën te krijgen. En de woestijn in, een doodlopende weg naar de zee.

Het heeft voeten in de aarde gehad, maar ook voeten in de zee. Want God baande door de woeste baren en brede stromen ons een pad. Dat was ZIJN werk en daarom zal HIJ alleen er ook de eer van ontvangen. Daar rees Zijn lof op stem en snaren nadat Hij ons beveiligd had.

Zo is Israël verlost, en zo worden allen verlost die bij Israël worden ingelijfd. Want we zitten allemaal in de slavernij. We zijn allemaal lijfeigenen van de helse farao. Met dit verschil, dat we die dienst niet als een last ervaren. Integendeel, we voelen ons zo vrij als een vogel in de lucht.

Totdat de Heilige Geest het ons Iaat zi Dat we slaven zijn van de duivel en van ( zonde. Dat we werken voor geld en goed, eer en aanzien. En dat we ten enenmale onmachtig zijn om onszelf uit die slavernij te verlossen. Dan gaan we, net als Israël in Egypte, tot God roepen over die harde dienst.

Wat een wonder wordt het dan, dat er een Verlosser is. Gezonden door de Heere Zelf. Want niemand heeft erom gevraagd. Zoals er ook geen Israëliet was die Mozes heeft verzocht de leiding op zich te nemen, Later zegt de Heere het Zelf: IK heb voor uw aangezicht gezonden Mozes, Aaron en Mirjam.

Sterker nog, Mozes was als verlosser helemaal niet welkom. Ze zeiden tegen hem; wie heeft u tot een overste en rechter over ons gesteld?

Als HIJ komt, in de volheid des tijds, is Hij ook niet welkom, In Bethlehem was geen plaats voor Hem. In Nazareth werd Hij buiten de stad gebracht. De Samaritanen wilden Hem niet ontvangen. In Judea zochten ze Hem te doden. En tenslotte werd Hij uitgeworpen uit de stad van Zijn Vader, en verwezen naar het ruwhouten kruis.

Zó heeft Hij de verlossing teweeggebracht. Zich laten binden opdat gebondenen in vrijheid zouden worden gesteld. Tot zonde gemaakt opdat zondaren vergeving zouden ontvangen door Zijn bloed.

Hij is een Verlosser Die trekt uit de macht van zonde en dood en Die steh in de vrijheid der heerlijkheid van de kinderen Gods.

Kunnen we het begrijpen dat Israël aan de oever van de Schelfzee het lied van de bevrijding aanheft? Zouden de verlosten, de vrijgekochten des Heeren, dan niet gaan zingen van de verlossing die daar vèr bovenuit gaat? Bevrijd van de schuld en van de straf, en een recht gekregen op het eeuwige leven... Daar is je hart vol van, en daar loopt je mond van over! Gij omringt miJ met vrolijke gezangen van bevrijding.

Wanneer u niet zingt, bent u dan wel verlost? Of is het misschien al zo lang geleden, dat we vèr bij onze Verlosser vandaan leven? Of uitgeleid uit het diensthuis en toch weer met het juk der dienstbaarheid bevangen?

Want ook na onze bevrijding blijven we hardleerse mensen. Kijk maar naar Israël. Ze waren nog niet bij de Schelfzee en toen mopperden ze al tegen Mozes. En later zal Mozes van alles de schuld krijgen. Nee, aan Israël is geen eer te behalen. Ik doe het niet om uwentwil, zegt de Heere, maar om Mijn grote naam.

Gods volk bezingt Gods lof

2. Omdat Hij het leidt

Gij leiddet, zegt Mozes. Daarbij gebruikt hij een woord dat doet denken aan het leven van een nomadenvolk. Israël wordt geleid zoals een kudde schapen geleid wordt door de herder. Maar schapen zijn niet van die gewillige, lieve dieren. Schapen zijn eigenwijs en eigenzinnig, ze gaan hun eigen weg, ze dwalen van de kudde af, ze moeten telkens teruggehaald worden.

Ook daar is Israël mee getekend. Een weerbarstig en hardnekkig volk. Altijd eigen wegen willen gaan, altijd mopperen over Gods leiding. Veertig jaar, zal de Heere later zeggen, heb Ik verdriet gehad van dit volk.

Is Israël ook daarin niet het beeld van de Gemeente van alle tijden? Geleid uit het diensthuis dachten we rechtstreeks naar Kanaan te gaan... Maar dikwijls maakte de Heere een omweg met ons. En op die weg waren allerlei ontberingen. Op die weg was dikwijls moeite en verdriet. Ontmoetten we vijanden die we niet de baas konden. En dan vroegen we: waarom moet het nu zó...?

En toch - wanneer we de afgelegde weg overzien, dan moeten we zeggen dat het toch een rechte weg was. Dan moeten we belijden dat het ons op die weg aan niets heeft ontbroken. Er was brood voor onze honger, water voor onze dorst. De Heere streed tegen onze vijanden. Probeerde de satan ons te ziften als de tarwe, dan was daar de voorbede van Christus: Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude... Dachten we te bezwijken, dan zei Hij: Ik geef de moeden kracht...

En wanneer we dan zien wie we zelf zijn, een klagend en murmurerend volk, dan wordt het een wonder dat Hij toch weer verder gaat, dat Hij ons leidt. Hoe is dat mogelijk?

Dan moet u naar Mozes luisteren... Gij leiddet door Uw weldadigheid dit volk... Door Uw weldadigheid. Daar horen we het woord weldaad in. En een weldaad is iets dat je krijgt, maar niet verdiend hebt.

Weldadigheid is de trouw van God aan Zijn Verbond. Die wordt door alle ontrouw van het volk niet ongedaan gemaakt. Ook al wordt het Verbond van onze kant duizend keer geschonden. Hij houdt getrouw Zijn Woord. Daarom komt Israël ook op z'n bestemming. Omdat de Heere het verplicht is aan Zijn eigen Naam, aan Zijn eigen eer, om al Zijn beloften aan Zijn volk te vervullen.

Door Uw weldadigheid. Dat geeft moed, dat geeft hoop. Want als het aan óns lag, dan kwamen we er nooit. Wij kunnen bij onszelf niets vinden waarom de Heere het zou doen. Als de Heere zou zeggen: zie nu zelf maar dat je verder komt, Ik trek Mijn hand van je af... Dan waren we letterlijk nérgens meer... Maar dat doet Hij niet, dat kan Hij niet doen, terwille van Zijn verbond.

Leeft u al van die weldadigheid, van die Verbondstrouw? We kunnen de Heere geen groter plezier doen! Wij denken altijd maar dat we zó moeten zijn en dat we dat moeten doen... Maar de Heere wordt nergens meer in verheerlijkt, dan dat we als onverbeterlijke zondaren, als dwaalzieke en eigenwijze schapen, ons overgeven aan de leiding van de Herder, Die voor die domme en verloren schapen Zijn leven heeft gegeven.

Niets uit ons en al uit hem, zo komt men in Jeruzalem.

Gods volk bezingt Gods lof 3. Omdat Hij het thuisbrengt

Gij voert ze zachtjes door Uw sterkte tot de lieflijke woningen van Uw heiligheid...

Gods weg met Israël heeft een doel. De tocht gaat naar Kanaan, naar het beloofde land. Dat land krijgt een prachtige naam: de lieflijke woning van Uw heiligheid.

Het is een vruchtbaar land, een land, vloeiende van melk en honing. Maar het is ook de woning van Gods heiligheid. Een land dat door de Heere apart gehouden is, door Hem gereserveerd is voor Zijn volk om daar te wonen.

Zou Mozes hier niet denken aan de tempel, waar de Heere Zijn Naam zal doen wonen? Waar Hij Zelf woont op de lofzangen van Israël? Dat is toch het doel van de woestijnreis. Daarom heeft Hij het verlost uit de slavernij van Egypte. Daarom leidt Hij het, onderhoudt Hij het, al die jaren in de woestijn. Om het te brengen op de plaats waar Zijn Naam wordt aangeroepen. In het schoon Jeruzalem, dat Hij door Zijn woning luister geeft.

Hoe moet Israël daar komen? Het staat nog maar aan het begin van die lange reis door de woestijn. Het heeft nog veertig jaar voor de boeg.

Hoor maar, Mozes weet het: door Uw sterkte. Door Uw kracht. Want in eigen kracht zou het volk er nooit komen.

Het is allemaal Gods werk. Geleid door Zijn weldadigheid. En in Kanaan gebracht door Zijn sterkte.

Dat is moedgevend voor de Gemeente die op reis is door de woestijn van dit leven, naar het land der belofte. Voor die pelgrims, die soms ook niet weten hoe ze er ooit moeten komen. Zo'n lange weg, met zoveel gevaren en zoveel bezwaren... En toch gaat het naar de lieflijke woningen van Zijn heiligheid. Waar de Heere voorgoed woont bij Zijn volk, en waar Zijn volk eeuwig mag wonen bij Hem.

In ons is geen kracht, maar we zullen er komen als we mogen zien op Hem, Die voorgegaan is om plaats te bereiden. Die gezegd heeft: Ik kom weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt waar Ik ben.

Wàt een thuiskomst zal dat zijn voor het volk dat op reis is door de woestijn van dit leven... Voor hen die hier zo vaak zingen: Gij weet, o God, hoe 'k zwerven moet op aard... Die bij tijden ook het verlangen kennen: God des levens, ach wanneer zal ik naderen voor Uw ogen, in Uw huis Uw Naam verhogen?

Het gaat naar de lieflijke woning van Zijn heiligheid. Ja, het is een heilige woning, geen onreine komt er binnen. Daarom is HIJ ons ook zo dierbaar Die ons tot heiligheid gegeven is. Die gezegd heeft: Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.

Lieflijke woningen... Daar wordt gena van waarheid blij ontmoet, de vrede met een kus van 't recht gegroet... Daar is de zonde uitgebannen. Daar zullen de boze lusten van het vlees ons niet meer regeren. Daar zal geen inwoner zeggen: ik ben ziek. Ze zullen niet meer hongeren en ze zullen niet meer dorsten. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

Verlangt u ernaar, of hebt u er geen zicht op en geen zin in? Is dat dan leven, zomaar doelloos rondreizen en zien waar we uitkomen? Kom, ga met ons en doe als wij...!

Wanneer u op reis bent naar die lieflijke woningen, zou u daar niet van zingen? Een Verlosser Die ons bevrijdde uit het diensthuis... Een Heilige Geest Die ons leven vernieuwt en Die onze harten richt op de dingen die bozen zijn. En dat betere vaderland in het oog...

Uw hoop. Uw kudde woonde daar; Uit vrije goedheid waart Gij haar Een vriendelijk Beschermer. En hebt ellendigen dat land Bereid door Uwe sterke hand, O Israels Ontfermer!

W.v.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1997

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Gods volk bezingt Gods lof

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1997

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's