Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een lofprijzing als slotakkoord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een lofprijzing als slotakkoord

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJ BELSTUDIE

„Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van Zijn erfenis voorbijgaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid; want Hij heeft lust aan goedertierenheid. Hij zal Zich over ons weer ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; ja. Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen. Gij zult Jakob de trouw. Abraham de goedertierenheid geven, die Gij onze vaderen van onze dagen af gezworen hebt". (Micha 7 : 18—20)

Het slot van Micha's profetieën eindigt op precies dezelfde wijze als het Onze Vader: met een indrukwekkende lofprijzing. In Naam van zijn Zender heeft Micha de zonden van Israël moeten aanwijzen en bestraffen. Hen moeten confronteren met Gods dreigende toorn en oordeel. En als zodanig was hij een profeet, die het in grote bewogenheid opnam voor de heiligheid van Gods Wet! Tegelijk heeft hij ook op indrukwekkende wijze de Evangelieha.zmn mogen blazen. Getuigd van het grote wonder, dat God dwars door oordeel en gericht heen Zijn volk weer zou herstellen, de Messiaanse heilstijd zou laten aanbreken en het zou zegenen met een volheid van heil. Vandaar, dat als Micha nu gekomen is aan het einde van zijn profetieën, hij niet anders kan dan zijn God roemen om Diens onvergelijkelijke glorie en grootheid.

Een onvergelijkelijk God

Micha zet het slot van zijn profetieën in met de lofprijzing: Wie is een God gelijk Gij..."? En het zal duidelijk zijn, hij bedoelt te zeggen: oals U is er niet één! U bent een enig God. Niemand is met U te meten. Niemand met U te vergelijken. Of zoals we het elders lezen: , Onder de goden is niemand U gelijk, HEERE en er zijn gene gelijk Uw werken" (Ps. 86 : 8). Datzelfde vormt ook de grondtoon van Israels oerbelijdenis, eenmaal uitgesproken door Mozes:

„Hoor Israël, de HEERE, onze God is een enig HEERE" (Deut. 6 : 4).

Micha betrekt die onvergelijkelijkheid van Israels God allereerst op het wonder van Zijn vergeving. Want, zo vervolgt hij: , , Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van Zijn erfenis voorbijgaat". Woorden, die herinneren aan Gods Zelfopenbaring op de Sinaï (Ex. 34 : v). Maar die evenmin los gezien kunnen worden van het voorafgaande. Micha had daarin gesproken van de rijke heilstijd, die het volk wachtte. Dat God Zijn volk wonderen zou laten zien als in de dagen, toen het uit Egypte uittoog (vs. 15). Vraagt iemand zich af, hoe dat ooit mogelijk is - zo'n rijke heilstijd voor zo'n diep schuldig volk - dan heeft dat alles maar één achtergrond: Gods genadige vergeving. En daarom: , , Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van Zijn erfenis voorbijgaat”!

Intussen herinnert de uitdrukking , , overblijfsel" er tegelijk aan, dat die beloofde heilstijd niet dan in een weg van oordeel en gericht zal aanbreken. Een weg, waarin slechts een , , overblijfsel" van het volk behouden zal worden. Dit, , overblijfsel" is de heilige rest, die ook in het oordeel aan Hem zal vasthouden. Zich op Hem zal verlaten en aan Hem gehoorzaam zal zijn. Het is het overblijfsel , , naar de verkiezing der gena- de” (Vgl. Rom. 9 : 27, 11 : 5). Of, zoals Micha zegt: et , , overblijfsel van Zijn erfenis"! Dat is: et overblijfsel van het volk, dat Hij Zich heeft verkoren. Waarmee Hij Zijn verbond heeft opgericht. En waarop Hij een heel bijzonder eigendomsrecht heeft. Gods onvergelijkelijke grootheid en heerlijkheid schittert dus allereerst in het wonder van Zijn vergeving.

Gods verbondstrouw

Maar vervolgens ook in het wonder van Zijn verbondstrouw. Micha vervolgt: , Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid, want Hij heeft lust aan goedertierenheid". Het woord, dat onze Statenvertalers hier met 'goedertierenheid' hebben weergegeven, kan het beste vertaald worden met verbondstrouw. We komen dezelfde gedachte ook tegen aan het slot van deze lofprijzing, waar Micha zegt: , Gij zult Jakob de trouw. Abraham de goedertierenheid geven, die Gij onze vaderen van oude dagen af gezworen hebt" (vs. 20). Het is dankzij die trouw, dat tot op de dag van vandaag gezongen mag worden: , God zal Zijn volk niet eindeloos kastijden, noch eeuwiglijk Zijn gramschap hen doen lijden" (Ps. 103 : 5 ber.). Hoe dat kan? Zoveel genade voor zo'n schuldig volk? Dat geheim kan nooit los gezien worden van het verzoenende offer.

We dienen te bedenken: Gods verbond met Israël was en is gegrond in het bloed van de verzoening. Dat God gedenkt aan Zijn verbond is geen automatisme. Geen voorbijzien aan Zijn recht. Nee, alleen dankzij het verzoenende offer wordt Gods toorn gestild en is er het gedenken aan Zijn verbond. U voelt: alles wijst ook hier reeds heen naar Christus, de Middelaar van het verbond. Naar het bloed, dat door Hem op Golgotha is gestort. Hij heeft plaatsvervangend Gods toorn tegen de zonde gedragen, opdat profeten en apostelen het Micha in diepe verwondering zouden mogen nabelijden: , , Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid; want Hij heeft lust aan goedertierenheid”.

Bezien we de dingen in het licht van hun vervulling in Christus, dan is er voor Christus' Kerk onder het Nieuwe Verbond destemeer reden om het uit de grond van het hart Micha na te zeggen: „ Wie is een God gelijk Gij..."! Die God gaf Zijn Zoon, Zijn Enige Die Hij liefhad. Die God zette Zijn eigen Kind de beker van het lijden aan de lippen, opdat Hij schuldige zondaren de beker van de verlossing zou kunnen toereiken. Wie kan dat bevatten? Wie kan dat verklaren? Niemand. Als ik dat wonder vatten wil, staat mijn verstand vol eerbied stil. En daarom: , , Wie is een God gelijk Gij...? ”

Ontferming en vergeving

Nog hoger klimt Micha's lofprijzing. Hij vervolgt: , , Hij zal Zich over ons weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; ja. Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen". Zeker, Micha weet: Gods oordeel is onafwendbaar. Israël zal door vreemde mogendheden worden geslagen en verdrukt. In baUingschap worden weggevoerd. En dat alles door eigen schuld. Vanwege eigen moedwillige afwijken van de levende God. Nochtans - en hij heeft daar reeds één-en andermaal van mogen spreken: het zal niet definitief ten onder gaan. Integendeel, , , Hij zal Zich weer over ons ontfermen". Zoals een moeder zich ontfermt over haar kind. Zoals de vader uit de gelijkenis zich ontfermde over zijn verloren zoon. Zó zal Israels God Zich weer over Zijn verbondsvolk ontfermen. In grote bewogenheid. In tere liefde.

Een ontferming, die daarin uitkomt, dat Hij al Israels ongerechtigheden zal 'dempen'. Letterlijk staat er: vertreden. Bedoeld is: , , met de voet vertreden, als iets dat men niet meer wil zien en waarvan men niet meer wil weten' (J. Ridderbos). Weg ermee. Aan de kant ermee. Een zeer aansprekend beeld, dat versterkt wordt door een tweede: , , Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen"! Let erop: ze worden niet tijdelijk weggestopt, of verborgen om ze te gelegener tijd weer te voorschijn te halen. Nee, ze worden geworpen , , in de diepten der zee". Daarin verdwijnen ze voorgoed. Daarin staat bovendien een bordje - zoals iemand eens treffend opmerkte - met als opschrift: „Verboden te vissen". Een beeld, dat wil duidelijk maken: hoe radicaal en totaal Gods vergeving is. En leest u dan ook niet over het woordje 'al' heen. God vergeeft niet sommige zonden. Niet veel zonden. Nee, Micha zegt: , , Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen”.

In oudtestamentische beelden ontvangen we hier een geweldig uitzicht op Gods volkomen heil in Christus. , , Wat gelooft gij van de vergeving der zonden? ", zo vraagt onze catechismus. , , Dat God om des genoegdoens van Christus mij al mijn zonden en ook mijn zondige aard, waarmee ik mijn leven lang te strijden heb, nimmermeer wil gedenken..."! O, in Hem en door Hem krijgt het ook vandaag z'n beslag: , , Mijn zoon. Mijn dochter, uw zonden zijn u vergeven"! Wat een heil. Wat een zaligheid. Alles in de diepte der zee! De zonde, die mij altijd aankleeft. Waarin ik ontvangen en geboren ben. Die al mijn doen en laten aantast. Die mij schuldig doet staan voor God. Die mij Gods vloek en toorn waardig maak. Al mijn zonden in de diepten der zee om Christus' wil! , , Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven, die van de straf voor eeuwig is ontheven"! O, wie hierin deelt, wie hier iets van smaakt en proeft belijdt met Micha: , , Wie is een God gelijk Gij...”!

Gods eed

God ontfermt, vergeeft, herstelt! En, zo verzekert Micha, in die weg zal Hij vervullen, wat Hij eenmaal aan Abraham, Izak en Jakob beloofde: , , Gij zult Jakob de trouw. Abraham de goedertierenheid geven, die Gij onze vaderen van oude dagen afgezworen heb". In Zijn verkiezende liefde richtte Hij Zijn verbond met hen op. , , Van oude dagen af" heeft Hij hun , , gezworen", dat Hij hun tot een God zou zijn en hun zaad na hen. Binnen de bedding van dat verbond zegde Hij hun het land Kanaan toe. De komst van Christus. Het volle heil. En aan die eed blijft God trouw. Nee, niet ten koste van Zijn recht, maar in de weg van het volkomen voldoen aan Zijn recht door Christus. Kortom, het is alles op kosten van Zijn Zoon. Duur verworven. Duur betaald.

Gij zult...! Dat is een gewisse belofte. Een belofte, die aanvankelijk vervuld is, toen Israël uit de baUingschap werd verlost en terugkeerde naar het beloofde land. Die principieel vervuld werd, toen Christus kwam en het volle heil verwierf. Maar die nog steeds vervuld wordt in de toebrenging van de volken tot de gemeente, die zalig wordt. Een toebrenging, die daarin zal uitmonden, dat ook Israël zal erkennen dat Jezus waarlijk de Christus is. Gij zult...! Het zal uiteindelijk uitmonden in de doorbraak van Gods eeuwig Koninkrijk. De nieuwe hemel, de nieuwe aarde. De volle zaligheid. En u begrijpt: daar Micha's lofprijzing op nog veel verhevener toon worden gezongen, maar de inzet zal dan ook zijn: , , Wie is een God gelijk Gij...? ”

Tenslotte

Hiermee sluiten we de overdenking van Micha's profetieën. Profetieën, die spraken van Gods aangrijpende toorn over de zonde, maar ook van het rijke heil, dat Hij in Christus zou bewerken. Micha's naam betekende: , , Wie is gelijk de HEERE"? We zagen: met die belijdenis eindigde ook zijn profetisch geschrift. En met die belijdenis in het hart sluiten we ook de overdenking van deze 'kleine profeet'. Wie is aan onze God gelijk!

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1997

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een lofprijzing als slotakkoord

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1997

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's