Buiten de Kerk geen zaligheid
HOOFDARTIKEL
Lezers die thuis zijn in de belijdenisge-'^ schriften zullen bovenstaande uitspraak meteen herkennen. Ze komt voor in de aanhef van Artikel 28 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis: , , Wij geloven, aangezien deze heilige vergadering is een verzameling van degenen die zalig worden, en dat buiten haar geen zaligheid is..." Een trouwe afneemster van mijn bijdragen aan dit blad vroeg me om een toehchting. Wat betekenen die woorden, en kunnen we dat vandaag nog volhouden, dat er buiten de kerk geen zaligheid is?
Inderdaad is deze zinsnede in onze tijd meer omstreden dan ooit tevoren. Aan de ene kant zijn er de rand-en buitenkerkelijken, van wie velen denken en zeggen: , , Ik kan tóch wel geloven, daar heb ik de kerk niet bij nodig". De jongste enquête , , God in Nederland" heeft ons geleerd dat deze groep alleen maar groeit. Mensen die niets tegen de kerk hebben, maar ook niet weten wat ze er zouden moeten zoeken. Het zal niet gevraagd worden, zo menen ze te we ten, of je tot een kerk hebt behoord, en zo ja, tot welke.
Anderzijds kennen we de zogenaamde , , rechts-onkerkelijken". Hoeveel dat er zijn is moeilijk vast te stellen. Mensen die - helaas in vele gevallen zonder veel verdriet - constateren dat de Geest uit de kerk geweken is, dat er geen levende bediening meer is, en dat de kerk dor en doods is. Daarom zitten ze thuis, met een boekje in een hoekje. Ze lezen in gezinsverband of samen met geestverwanten een preek van een , , oudvader" en vinden dat de zichtbare kerk met haar prediking en haar sacramenten er niet toe doet, het zal er maar op aankomen of we levende Hdmaten zijn van de onzichtbare Kerk.
De Middeleeuwen
De geciteerde uitspraak uit Artikel 28 Is niet afkomstig van Guido de Brés. Ze is veel ouder en komt al voor bij de kerkvaders, waarschijnlijk het eerst bij Cyprianus. Ook Augustinus onderschreef en gebruikte haar, en na hem hebben vele pausen het herhaald. Het Concihe van Lateranen (1215) sprak met nadruk uit: Eén is de universele kerk der gelovigen, buiten welke volstrekt niemand behouden wordt". Paus Bonifacius VIII liet in 1302 in een bul vastleggen dat er „buiten die ene kerk geen heil noch vergeving der zonden gevonden wordt". Men beriep zich voor deze steUing op de ark van Noach - alles wat buiten haar was verdronk in de zondvloed - en op het huis van Rachab de hoer - wie niet binnen was kwam om. En uiteraard speelde in het bewijsmateriaal de uitspraak van Paulus een grote rol: Eén Heere, één geloof, één doop, één God en Vader" (Efeze 4 : 5). Voor alle mensen was het dus volstrekt noodzakelijk zich te scharen onder de paus als stedehouder van Christus op aarde.
Uit al deze uitspraken blijkt duidelijk wat Rome verstaat onder de kerk en het behoren daartoe. De kerk is daar, waar mensen het gezag van de paus aanvaarden. Wie de paus niet erkent als opperhoofd is geen lid van de kerk. Buiten de kerk geen heil wil voor Rome concreet zeggen: buiten de priester geen heil.
De Reformatie
Buiten de kerk geen zaligheid! Zoals we zagen nam Guido de Brés deze leus zonder reserve op in zijn Geloofsbelijdenis. En hij stond daarin waarlijk niet alleen... Ook bij Calvijn zijn zonder moeite tal van uitspraken te vinden die in dezelfde richting wijzen. God wil dat wij in de schoot der kerk opgenomen worden, niet alleen om door haar gevoed te worden, maar ook opdat wij door haar moederlijke zorg geregeerd zouden worden.
Er is - aldus Calvijn - slechts één kerk. Dat is voor hem niet wat wij , , de onzichtbare kerk" noemen, juist de kerk met haar prediking en haar sacramenten is onze moeder die ons in haar schoot ontvangt, aan haar borsten zoogt en onder haar hoede neemt. De kerk is onze moeder, zegt Calvijn, en aan een moeder die onzichtbaar is, heb je niet veel...
De Heere Zelf is aan deze middelen niet gebonden, maar Hij bindt óns er wel aan. Van die kerk mogen we ons niet zomaar afscheiden, en die kerk mogen we niet zomaar verlaten. , , Er kan geen vreselijker misdaad bedacht worden", aldus Calvijn, , , dan met heiligschennende trouweloosheid het huwelijk te schenden, dat de eniggeboren Zoon van God Zich verwaardigd heeft met ons aan te gaan”.
Hetzelfde?
We constateren dus een letterlijke overeenstemming tussen de oude opvatting van de Middeleeuwse kerk, èn die van de Reformatie. Buiten de kerk is geen heil te vinden. Maar wanneer twee hetzelfde zeggen is dat nog niet hetzelfde. Rome en de Reformatie hebben het namelijk niet over dezelfde kerk. Dat is al duidelijk wanneer we bedenken dat De Brés in het vorige artikel de kerk heeft genoemd , , een heihge vergadering der ware Christgelovigen, die al hun zaligheid van Jezus Christus verwachten, gewassen zijnde door Zijn bloed en geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest”.
Bij Rome is de kerk daar waar de priester is, die de bevoegdheid heeft de sacramenten uit te reiken als de genademiddelen van de kerk. Bij de Reformatie is de kerk daar waar het Woord is, waardoor de Goede Herder Zijn kudde vergadert. Daarbij staat centraal het geloof dat ons deel geeft aan Christus en ons de zaligheid doet beërven.
Het is dus niet voldoende, zoals bij Rome, door een uitwendige, zichtbare daad tot de kerk toe te treden. Het gaat erom dat we door de genade van de Heere Jezus Christus en door het vergaderend werk van de Heilige Geest Hdmaten van de kerk zijn.
Dat betekent overigens niet dat we vluchten in wat wij , , de onzichtbare kerk" noemen. De Reformatie heeft die onderscheiding tussen de zichtbare en de onzichtbare kerk nauwelijks gekend, en er zeker niet mee gewerkt. Wanneer de kerk ter sprake komt is dat steeds de kerk in haar zichtbare gestalte, in haar uiterlijke verschijningsvorm.
Dat er op de dorsvloer van de kerk koren en kaf is wist Calvijn ook wel. Eveneens dat er schapen zijn buiten, en wolven binnen de schaapskooi van Christus. Maar Calvijn wachtte zich wel om daarover een oordeel uit te spreken, of uit te maken wie levende, en wie dode lidmaten waren. Alleen de Heere kent degenen die de zijnen zijn. En verder moeten we het oordeel der liefde laten gelden.
Een probleem
Nu hebben wij een probleem dat in de tijd van de Reformatie onbekend was, namelijk de verdeeldheid van de kerk. De NGB gaat ervan uit dat , , de ware en de valse kerk gemakkelijk te kennen en van elkaar te onderscheiden zijn" (Art. 29). Het was in die tijd nog ondenkbaar dat de éne kerk van de Reformatie enkele eeuwen later uiteen zou vallen in allemaal kerken met dezelfde belijdenis. En welke van die kerken zou durven pretenderen de enige ware te zijn, met uitsluiting van alle andere?
Dat laat overigens onverlet wat De Brés belijdt, dat er buiten de kerk geen zaligheid is. Wie zalig wil worden moet binnen de kerk zijn. Niet alle leden en doopleden van de kerk zullen zalig worden, maar buiten de kerk worden we het zéker niet!
Want in de kerk is het Woord, dat ons wijs kan maken tot zahgheid. Het Woord, een zaad der wedergeboorte. En in de kerk werkt de Heilige Geest Die harten wederbaart. En door Woord en Geest vergadert Christus immers Zijn gemeente?
Dan moeten we daar zijn waar Christus kerkvergaderend bezig is. In de werkplaats van de Heilige Geest. Waar vaten des toorns gemaakt worden tot vaten der barmhartigheid. Waar mensen getrokken worden uit de duisternis tot het hcht.
Wie nat wil worden, zeiden ze vroeger, moet in de regen gaan lopen. Wie gevangen wil worden moet daar zijn waar de netten worden uitgeworpen. En wie zalig wil worden moet in de kerk zijn.
W.v.G.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1997
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1997
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's