Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Anselmus over de verzoening (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Anselmus over de verzoening (1)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

P A S T O R A A L

Inleiding

N u in het Gereformeerd Weekblad alom aandacht besteed wordt aan de leer van de verzoening, is het weUicht goed om ook eens te letten op de grote betekenis die de Middeleeuwse theoloog Anselmus van Canterbury gehad heeft voor de bezinning op de aard van de verzoening tussen God en mens. Algemeen wordt immers erkend dat de opstellers van onze Heidelberger Catechismus sterk door deze Anselmus beïnvloed zijn bij het schrijven van de zondagen 4-6. De bedoehng van dit eerste artikel is dat we een indruk krijgen van de geestelijke atmosfeer waarin Anselmus leefde en werkte. In het tweede artikel willen we nagaan hoe Anselmus' verzoeningsleer er inhoudelijk uitziet. Tenslotte willen we in een derde artikel enkele bezwaren bespreken die vaak tegen Anselmus' verzoenings­ leer ingebracht worden. In hoeverre zijn deze steekhoudend?

Levensloop

Anselmus - spreek uit: Anselmus - werd in 1033 geboren te Aosta in Italië, in de buurt van Turijn. Zijn vrome moeder Ermenberga, afkomstig uit een vooraanstaande maar in verval geraakte familie, had een diepgaande invloed op zijn geestelijke ontwikkehng. Zijn vader Gundulph was vermoedelijk van een heel andere geest. Na de dood van Anselmus' moeder, werd zijn verhouding tot zijn vader in elk geval problematisch. Anselmus besloot weg te trekken, op zoek naar een plaatï van bezinning en vorming: een klooster. Een bijzondere besturing bracht hem naar het klooster te Bec in Normandië (nog altijd bevindt zich hier op dezelfde plaats een klooster, dat men kan bezoeken). Hier vond hij het door hem zo vurig verlangde samengaan van vroomheid en wetenschap. Hij werd er monnik onder prior Lanfranc, een beroemd geleerde die evenals Anselmus uit Italië afkomstig was.

Reeds na drie jaar werd Anselmus tot Lanfrancs opvolger benoemd, en begon hij naam te maken als , , studieleider" van jonge klooster leerlingen. Later kreeg hij als abt de eindverantwoordelijkheid voor het hele klooster. Dat bracht hem van tijd tot tijd in Engeland, omdat het klooster daar ook bezittingen had. In Engeland was inmiddels Lanfranc aartsbisschop van Canterbury geworden. Na diens dood was het opnieuw Anselmus die hem opvolgde (1093). Jarenlang heeft hij vanuit deze positie leiding gegeven aan de kerk van Engeland, totdat hij in de stille week van 1109 overleed. Hij werd begraven in de kathedraal van Canterbury, naast Lanfranc.

Theologisch uitgangspunt

Ondanks de vele kerkpolitieke verwikkelingen waarin hij verzeild raakte, vond Anselmus toch nog tijd voor studie en bezinning. Geestelijk en theologisch voelde Anselmus zich nauw verbonden met Augustinus. In zekere zin zette hij zelfs diens werk voort. Evenals Augustinus ging het ook Anselmus om een verheldering van het christelijk geloof door de inhoud daarvan zo grondig mogelijk te doordenken. Anselmus' fijnzinnige geest was voortdurend met de diepste vragen bezig. Dat hij zich daarbij liet leiden door de Heilige Schrift, sprak voor hem vanzelf. Dat uitgangspunt betekende voor hem echter niet het einde, maar juist het begin van diepgaande theologische bezinning. Prof. A.F.N. Lekkerkerker noemde Anselmus ooit , , de grootste godgeleerde der Middeleeuwen". Zo'n uitspraak houdt imphciet ook een oordeel in over andere denkers, die men dan van geringer kaliber acht. Vast staat dat Anselmus in elk geval één van de grootste, scherpzinnigste en meest invloedrijke theologen uit de Middeleeuwen is geweest.

In zijn denken concentreert Anselmus zich sterk op het apologetisch (~ verdedigend) gesprek met hen die van huis uit het christelijk geloof niet deelden, zoals joden en moshms. Veel minder tijd en energie wenst hij te besteden aan ketters, die hun doop en belijdenis ontrouw werden. Omdat dit een principe is, waar we vandaag misschien nog wel iets van kunnen leren, citeren we letterlijk wat Anselmus erover schrijft: , , Ons geloof moet tegenover de ongelovigen met redelijke argumenten verdedigd worden; echter niet tegenover hen, die belijden zich in de eer van de Christennaam te verheugen. Van deze laatsten moet immers terecht geëist worden, dat zij de verbintenis, in de Doop aangegaan, onwrikbaar vasthouden. Aan de eerstgenoemden echter moet op redelijke wijze aangetoond worden, op hoe onredelijke wijze zij ons smaden".

Door zijn theologische creativiteit te besteden aan het gesprek met de , , ongelovigen", heeft Anselmus de Westeuropese cultuur twee kostbare parels nagelaten die de eeuwen door tot op de dag van vandaag telkens weer verrassend oplichten: zijn zogeheten ontologisch Godsbewijs en zijn verzoeningsleer. Over het ontologisch Godsbewijs, een ongeëvenaard staaltje van wijsgerige denkkracht, zullen we hier verder niet uitweiden. Wat Anselmus' verzoeningsleer betreft, die ontstond in reactie op pogingen van Joodse en moslim-geleerden om het ongerijmde van het christelijk geloof aan te tonen. Met vlijmscherpe redeneringen, voor een deel aan de Griekse wijsbegeerte ontleend, hadden dezen zich gekeerd tegen het christelijk geloof - en dan met name tegen die geloofsovertuigingen, die specifiek christelijk zijn: de leer van de drieëenheid, van de menswording van Christus, en van de verzoening. Voor Joodse en moslimdenkers vormden deze specifiek christelijke thema's een steen des aanstoots. Dat God Zich zou vernederen om een sterfelijk mens te worden, dat achten zij het toppunt van onredelijkheid. In zijn boek Cur Deus Homo (Latijn voor: „Waarom God mens werd") nu, gesciireven in de jaren 1095-1098, tracht Anselmus hun ongelijk aan te tonen.

Augustinus

Laat ik beginnen met het citeren van een veel bekritiseerde passage uit het , , woord vooraf" van Cur Deus Homo: , , ...terwijl Christus geheel wordt weggedacht, alsof er nooit sprake van Hem was geweest, bewijst (dit boek) met dwingende redenen, dat het onmogelijk is dat enig mens zonder Hem behouden kan worden. Op dezelfde wijze, alsof men niets van Christus wist, wordt dan ... aangetoond met geen mindere redelijkheid en waarheid, dat alles geschieden moest wat wij aangaande Christus geloven".

Wanneer men dit citaat los van de omvattende context van Anselmus' theologie leest, zou de gedachte kunnen opkomen dat Anselmus aan de Bijbel niet genoeg heeft, en daarom zoekt naar een redelijke bewijsvoering voor het geloof in Christus' menswording. Het zou kunnen lijken dat Anselmus het Evangelie van de verzoening niet onvoorwaardelijk in geloof wil aanvaarden, maar daartoe slechts bereid is voorzover hij de waarheid ervan logischerwijs kan aantonen. Dat is Anselmus ook wel verweten. Toch is niets minder waar. Het motto waaronder Anselmus theologie bedreef was juist: het gelóóf zoekt naar inzicht. En de gedachtengang die Anselmus in Waarom God mens werd ontvouwt, past helemaal in dit kader. Het geloof gaat daarbij dus voorop, en vormt het onbetwistbare uitgangspunt. Nooit is het er Anselmus om te doen, te onderzoeken óf de geloofswaarheid wel kan bestaan voor de rechtbank van de rede. Steeds gaat het hem erom enig inzicht te verkrijgen in hóe die geloofswaarheid er precies uit ziet.

Met nadruk schrijven we: , , enig" inzicht. Want Anselmus is zich de grenzen van ons menselijk kennen heel goed bewust. Sprekend over de zondeloosheid van Christus zegt hij bijvoorbeeld: , , Wanneer wij echter niet kunnen inzien op welke wijze Gods wijsheid dit volbracht, dan behoeven wij ons daar niet over te verwonderen, maar met eerbied moeten wij het verdragen dat er iets in de geheimenissen van een zo grote zaak verborgen is, dat wij niet kennen". Hier ademen we in de atmosfeer van een door en door christelijke spiritualiteit, zoals we die bijvoorbeeld ook tegenkomen in de Belijdenissen van Augustinus. Alles spreekt van een diep besef van afhankelijkheid van God en Zijn genade. , , Ik wil beproeven, mij enigszins tot de aanschouwing van de zin van ons geloof te verheffen, zover mij de hemelse genade zal vergunnen", schrijft Anselmus. En dat is niet bedoeld als retorische stijlfiguur of chchématige vroomheid. In een boek als Waarom God mens werd treft men geen van beide aan: Anselmus zegt er geen woord te veel, maar precies datgene wat hij bedoelt.

Meditatie en reflectie, bidden en denken zijn bij Anselmus nauw met elkaar verbonden. Soms laat hij in zijn oeuvre zijn betoog zomaar overgaan in de directe aanroeping van God in het gebed - en dat zonder dat de lezer het gevoel krijgt dat het gewrongen is. Integendeel, het één gaat als vanzelf in het ander over. Het gebed was voor Anselmus van wezenlijk belang. Wanneer hij zich na eerst allerlei tegenwerpingen gemaakt te hebben - hij zou er niet geschikt voor zijn - heeft laten overhalen om over de verzoening te schrijven, kondigt hij dat als volgt aan: , , Daarom wil ik trachten met Gods bijstand en de hulp van uw gebeden, die ge op mijn herhaalde aandrang daartoe hebt toegezegd, naar de mate van mijn krachten, de oplossing van uw vraag niet zozeer aan te wijzen, als wel met u te zoeken". En aan het eind van zijn boek, als Anselmus de reden van Christus' menswording uitvoerig aangetoond heeft, voegt hij nog toe , , dat er ook nog wel een andere grond zal te noemen zijn, afgezien nog daarvan, dat God iets kan doen wat des mensen rede niet vermag te begrijpen".

„...terwijl Christus wordt weggedacht"

Men kan, kortom, Anselmus moeilijk rationalistisch, dogmatisch of pretentieus noemen. Integendeel: afhankelijkheid, bescheidenheid, bewustzijn van de eigen beperktheden - dat zijn de trefwoorden die ons binnenvallen. Dat alles neemt niet weg dat Anselmus tegelijk een sterke beshstheid aan de dag legt. Zich beroepend op bekende teksten als 1 Petr. 3:15 zoekt hij hartstochtelijk datgene wat ons geopenbaard is ook denkend te mogen verstaan - voorzover dat ons gegeven is. Intens kon Anselmus met denkproblemen bezig zijn. Bijna op zijn sterfbed aangekomen hoopt hij bijvoorbeeld nog enige tijd in leven te mogen blijven, omdat hij het probleem van de oorsprong van de ziel nog niet heeft opgelost, en er niet zeker van is of iemand dat na zijn heengaan nog zal doen!

Behalve om de vreugde van het inzichtverkrijgen als zodanig, was het Anselmus zoals gezegd vooral te doen om de tegenwerpingen van buitenstaanders te beantwoorden. Vandaar dat hij zich in Waarom God mens werd niet wil beroepen op bijbelteksten over Christus' komst op aarde. Daarmee zou hij de Joden en mosHms immers toch niet overtuigen. Ter wille van zijn betoog ziet hij dus tijdelijk af van een beroep op het credo van de kerk, en schrijft hij , , terwijl Christus geheel wordt weggedacht". Daarmee bedoelt Anselmus dus volstrekt niet de Schrift terzijde te stellen en puur bij zijn verstand te rade te gaan. Integendeel, allerlei openbaringsgegevens .die zijn tegenstanders wél aanvaarden neemt ook Anselmus zonder meer aan. Bijvoorbeeld Gods goedheid, Gods almacht, het bestaan van Adam, de val van de engelen, en ook Gods wil om mensen te redden. Wanneer Anselmus de noodzaak van de menswording van Christus tracht aan te tonen, gaat het niet om een puur logische noodzakelijkheid. Het gaat om noodzakelijkheid gegeven wat de Bijbel zegt over Gods goedheid, Gods rechtvaardigheid. Zijn wil om de mens te redden etc. En die wil om de mens te redden is weer allerminst noodzakelijk, maar een geheel vrij besluit van God, een daad van Zijn liefde en genade.

Op de achtergrond speelt de Bijbel dus voortdurend een rol. En soms ook op de voorgrond, want Anselmus bespreekt en passant heel wat bijbelteksten die op de verzoening betrekking hebben. Slechts waar het erop aankomt, wil Anselmus voorkomen dat hij in een gesloten cirkel redeneert, waar zijn tegenstanders buiten zullen blijven.

We kunnen dit artikel over de atmosfeer waarin Anselmus' verzoeningsleer ontstond niet beter samenvatten dan met een typering van ds. G. Boer in zijn bekende boek over De prediking van de verzoening (p. 7): , , Anselmus wordt vaak in de hoek gedrukt met de opmerking: een onbescheiden rationaUst. Is dit waar? Neen, dat is zonder meer niet waar. Anselmus gebruikte de rede niet om tot het geloof te komen, maar om in het geloof na te denken over het mysterie van de vleeswording".

Lelystad

G. v.d. Brink

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1998

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Anselmus over de verzoening (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1998

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's