Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rachab

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rachab

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSE FIGUREN

Nadat in de serie „Bijbelse figuren" aandacht werd gegeven aan Jozua, ligt het min of meer voor de hand, dit nu te doen aan Rachab. We kwamen haar, in het verhaal over Jozua, al even tegen, en vernamen toen, dat zij hem een goede dienst bewees, door de twee, door Jozua uitgezonden verspieders, onderdak te verlenen en te verbergen.

Maar de Bijbel geeft meer bijzonderheden over Rachab. Als we daarvan kennis nemen, dan bhjkt dat haar leven in hoge mate gekenmerkt wordt door de tegensteUing: zonde-genade. We horen van verlorenheid zeer groot, maar ook van de reddende Uefde van Hem, Die in Jezus Christus, barmhartig is en zeer genadig. Hier zien we de vrijmacht van de genade van God. Een heidense vrouw die een hoer was, in genade door de Heere aangenomen. lUustratie van wat de Heere Jezus zei: „Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering". „Rachab, een vrouw van de vlakte, gaat zich bekommeren over de eeuwige dingen..." (Jac. van Dijk). Juist tegen de donkere achtergrond van de zonde, schittert temeer het hcht van de genade. Het is als een diamant op donker laken.

Rachab de hoer

Zó, met naam en toenaam, is zij bekend. Zó ook wordt zij in de Bijbel nadrukkehjk genoemd. De Bijbel is een eerhjk boek. Het Woord van de Waarheid gaat eerhjk met ons om. Draait niet om de feiten heen. Zwart wordt niet wit genoemd en wit niet zwart; zwart op wit staat, zowel in Jozua 2 : 1, als in Hebreen 11 : 31 en in Jacobus 2 : 25: „Rachab de hoer"

Van oude tijden af heeft men dit willen verdoezelen. De oude Rabbijnen zowel als vele Christehjke uitleggers hebben van Rachab iets anders willen maken dan ze was. Men kon gewoon niet aannemen, dat een vrouw, die met Salmon huwde, moeder van Boaz en zo één van de stammoeders van Christus was, een hoer zou zijn geweest. Om die ergernis weg te nemen, heeft men het Hebreeuwse woord „zonah" dat „hoer" betekent, anders geduid. Zonah zou betekenen: „waardin". Rachab zou een herbergierster zijn geweest in alle eer en deugd. Ook de kanttekeningen op de Statenvertaling wijzen op die mogeüjkheid. Bij Hebreen 11:31 wordt aangetekend: „het Hebreeuwse woord zonah betekent ook ene waardin, en de verspieders zijn in haar huis gegaan om te overnachten". (Jozua 2:1). „Doch", gaat het dan verder: „dewijl de Apostel alhier, ge- Ujk ook Jacobus in zijn brief (Jacobus 2:25) haar ene hoer noemt, zo schijnt dat zij van beide deze dingen behjdenis gedaan heeft".

Kenners van de grondtalen van de Bijbel, waartoe ik helaas niet behoor, concluderen dan ook, dat Rachab wel waarUjk een hoer was, en dat zowel „zonah" in het Hebreeuws als „pornê" in het Grieks, „hoer" betekent, en dat een andere vertahng niet is toegestaan. Ze zal wel waardin zijn geweest, maar dat andere is even waar... ze was een vrouw van hchte zeden.

Omdat bij Rachab veel vreemde mannen over de vloer kwamen, vonden de door Jozua uitgezonden spionnen deze herberg een geschikte plaats om te overnachten en zich schuil te houden. Maar ze schijnen toch in de stad te zijn gesignaleerd, want de koning van Jericho beveelt hun opsporing en uitlevering. Rachab heeft door, dat de twee vreemdelingen Israëheten zijn. Met gevaar voor eigen leven verbergt ze hen op het dak onder vlasstengels, die daar te drogen lagen. Omdat het huis van Rachab op de dubbele stadsmuur stond, bleef, wat op het dak gebeurde, onzichtbaar Een tamehjk veihge schuilplaats voor de verspieders. Als de opsporingsambtenaren bij Rachab aanbellen, erkent zij, dat de gezochte mannen wel bij haar zijn geweest, maar intussen weer zijn vertrokken. In welke richting zou ze niet weten. „Maar" is haar advies, „jaagt hen haasteUjk na, want gij zuft hen achterhalen". 0ozua 2 : 5b). DuideHjk is dat Rachab een leu­ gen gebruikt. Hoe dit te benoemen? Was het een krijgsUst; een leugen om bestwil? Rachab stond hier voor een botsing van pUchten. Ze koos die van de opzetteUjk onjuiste voorüchting. Da Costa tekende hierbij aan: „Rachab had ook gelogen, doch daarom werd zij niet geprezen en behouden, maar omdat zij geloofde en omdat zij geloofde, werden haar leugen en al haar zonden haar vergeven". Rachab geloofde! Dit is het wonder van Gods genade, dat in het verhaal van haar leven ons bijzonder moet aanspreken. Deze Kanaanietische vrouw, deze heidin, is opgenomen in de wolk van de geloofsgetuigen in Hebreen 11.

Over haar geloof wordt niet uitvoerig gehandeld. Hebreen 11 vers 31 luidt: „Door het geloof is Rachab de hoer niet omgekomen met de ongehoorzamen, als zij de verspieders met vrede had ontvangen." En in de brief van Jacobus, wijst deze erop, dat het geloof van Rachab een werkzaam geloof was; zij toonde haar geloof door daden. Met deze summiere mededehngen moeten we het doen.

In het huis van Rachab hebben de verspieders van haar vernomen, dat in Jericho, ja in het gehele land, grote angst heerst voor het leger van Israël. Maar ze hoorden meer! En het heeft diepe indruk op hen gemaakt. Het woord van Rachab is vol van God. Calvijn heeft bij deze geschiedenis opgemerkt, dat: „Gods genade in dat pubheke huis al eerder was binnengetreden." Meermalen had Rachab van voorbijtrekkenden gehoord van dat wondere volk, dat uit Egypte naderde en van de God van Israël, Die zulke grote wonderen deed. In al die verhalen die haar verteld werden, zocht God haar Anders gezegd. Hij het aan haar Zijn Woord prediken. Hij won haar hart in en werkte in haar het levend geloof. Het beUefde de Heere deze vrouw in genade aan te nemen. En nu komen daar twee mannen van die God in haar huis. Mannen, die niet komen om zonde met haar te bedrijven, maar om voor de uittocht van Gods volk de weg te bereiden. En nu komt het in haar hart tot een beshssing. Ze kan en wil die levende God niet meer weerstaan. Ze snijdt de band met haar volk door en geeft zich over aan de God van hemel en aarde. Die mannen zijn voor haar als boden van God. Ze beHjdt tegenover hen haar geloof in de God van Israël; „uüeder God is een God boven in de hemel en beneden op de aarde". Ze is ervan overtuigd, dat Deze aan Zijn volk dit land zal geven. Dat is zekerheid voor haar. Ze weet... Jericho zal ten onder gaan. Omdat ze dit weet, smeekt ze voor zichzelf, maar ook voor haar vader en moeder en de verdere famihe om hjfsbehoud. Ze vraagt aan de mannen, wanneer straks Jericho zal vallen, aan haar te denken en haar met haar famihe in het leven te behouden. Daartoe zijn deze gaarne bereid. Als herkenningsteken moet het scharlaken koord uit het venster hangen, zodat ze weten waar ze moeten zijn. Dan laat Rachab de verspieders aan een touw over de stadsmuur neer buiten de stad. Op haar advies hielden zij zich nog drie dagen schuil in de bergen en keerden toen terug naar hun legerplaats. Daar deden ze aan Jozua verslag van wat ze vernomen hadden.

Na een wonderhjk beleg storten straks de muren van Jericho in. Uit het huis met het scharlaken koord, brengen de verspieders Rachab en haar gehele famihe buiten de ten ondergang gedoemde stad in veiligheid. Ze wijzen haar een verbhjfplaats buiten de legerplaats van Israël. Oozua 6 : 23). Het geloof in de God van Israël redde haar. De echtheid van Rachabs geloof kwam openbaar in levensvernieuwing. Ze verhet haar zondig beroep. Ze werd een eerzame huisvrouw. Ze kreeg een plaats onder het volk van Israël. In Psalm 84 staat: „de Heere zal genade en ere geven." Dat mocht Rachab ondervinden. Ze ontvangt genade, maar ook eer. Ze wordt de vrouw van Salmon (Mattheüs 1: 5), die de zoon van Nahesson was, de vorst van de kinderen van Juda (IKronieken 2 : 10), de leider van de stam, die in de woestijn voorop ging. (Numeri 10:14). Zo werd Rachab ingevoerd in de koninklijke hjn van Israël, in één van de meest geëerde famihes. Ja, in Mattheüs 1, in de wordingsgeschiedenis van onze Heere Jezus Christus, staat onder vele roemruchte namen, ook die van Rachab. Rachab de hoer, met Thamar en Bathseba, één van de stammoeders van de Heere Jezus. En met die andere vrouw Sara, opgenomen in de galerij van de geloofshelden. (Hebreen 11).

Het heeft verzet opgeroepen, ergernis verwekt. Het doet het nog steeds. Beste, brave kerkmensen kunnen het maar moeihjk verteren, dat Rachab de hoer wordt geëerd als een heldin van het geloof. In Mattheüs 21:31 lezen we datjezus zei: „Voorwaar Ik zeg u, dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het koninkrijk van God". De Joden die dit hoorden, ergerden zich aan dit Evangehe. Iets van die ergernis zit in ons allen. Zijn we die ergernis al kwijt geraakt? Dat zal alleen zo zijn, als we ons met hoeren en tollenaren, verloren voor God leerden kennen. Anders zien we vanuit de hoogte neer op zo grote zondaren. Bhjven we de brave, vrome burger, die het verwacht van zijn levenswandel, waarop niets is aan te merken. Maar God rechtvaardigt geen brave, vrome mensen. God rechtvaardigt goddelozen door het geloof om niet! Er is geen onderscheid: „Zij hebben allen gezondigd en derven de heerhjkheid van God, en worden om niet gerechtvaardigd." Dit afsnijdend woord geldt Rachab zowel als de meest eerbare huisvrouw. „Hoe ontzettend voor onze hoogmoed het ook zij, het feit hgt er eenmaal toe, dat en Thamar en Rachab en Bathseba alle drie voorkomen onder de stammoeders van onze Heiland, niet als heihgen, maar als diep gevallen zondaressen". (A. Kuyper: „Vrouwen uit de Heüige Schrift" Bladz. 42).

Waar de brave burger zich ergert en geen oog heeft voor de vrijmacht van Gods genade, mag de schuldverslagen zondaar moed putten uit de geschiedenis van Rachab de hoer. Er zijn voor God geen hopeloze gevallen. Er is voor God geen mens te slecht. Zo toont God in Rachab: „dat Zijn genade vrijmachtig is; dat er voor de diepstgevallene in Zijn genade nog redding is; en dat gij, omdat God u voor het uitslaan van de vlam der zonde meer dan anderen bewaarde, niet in zelfgenoegzame eigengerechtigheid op die anderen zuU neerzien". (Kuyper).

B. H.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1998

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Rachab

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1998

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's