Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mefiboseth

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mefiboseth

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2 Samuel 9)

Rispa’s dodenwacht bij haar twee zonen op de „galgenberg" te Gibea-Sauls, is voorbij. Met nog vijf andere prinsen uit het geslacht van Saul, waren ze opgehangen. De bloedschuld, door koning Saul over Israël gebracht, omdat hij door Gibeonieten te doden, de eed van Jozua aan dit volk had gebroken, is nu verzoend. Drie jaar was er hongersnood geweest in Israël. Al die tijd was er te weinig water gevallen. Maar nu daalde weer een verfrissende regen op het dorre land neer. Nu ook mogen de gehangenen van de kruisen worden afgenomen. Koning David zendt dienaren naar Jabes. In die stad hggen Saul en Jonathan begraven. Hij laat hun gebeente halen, en met de Hchamen van de zeven prinsen, begraven in het famihegraf in het land Benjamin te Zela (2 Sam. 11:12-14).

En nu, nu dit alles achter de rug is, vraagt David: „Is er nog iemand, die overgebleven is van het huis van Saul, dat ik weldadigheid aan hem doe, om Jonathans wil? " (9:1). Ziba, een ondergeschikte uit het huis van Saul, wordt ingeschakeld. Van hem verneemt David, dat er inderdaad nog een telg uit het geslacht van Saul in leven is. Het is Mefiboseth, zoon van Jonathan, kleinzoon van Saul. Hij houdt zich schuil in het plaatsje Lodebar ergens bij Mahanaim in de buurt. Deze Mefiboseth is hchameUjk gehandicapt. Als kind van vijf jaar kwam hij zó lehjk ten val, dat hij beide benen brak. Dat was gebeurd, toen het bericht van Sauls nederlaag tegen de Filistijnen te Gilboa-Merubbaal werd ontvangen. De prinsen Jonathan, Abinadab en Malkisua waren gesneuveld en Saul had zelfinoord gepleegd. In paniek nam zijn verzorgster Mefiboseth op, om haastig te vluchten, maar liet daarbij het jongetje vallen. Met het gevolg, dat Mefiboseth voor het leven werd verlamd (2 Sam. 4:4).

David laat Mefiboseth halen en geeft hem een plaats aan het koninklijk hof. Hij: „zal gedurighjk brood eten aan mijn tafel", aldus koning David (9 : 10b). Men heeft berekend, dat Mefiboseth ongeveer twintig jaar moet zijn geweest, toen David hem in zijn paleis opnam. Mefiboseth had toen zelf ook al een zoon, Micha geheten (9 : 12). Deze edelmoedige handelwijze van David te- genover Mefiboseth, week geheel af van wat onder Oosterse vorsten de gewoonte was. Wanneer een nieuwe dynastie aantrad, deinsde de eerste vertegenwoordiger ervan er niet voor terug, om het huis van zijn vorstelijke voorganger, meedogenloos uit te roeien tot de laatste man toe. Troon en kroon moesten veilig gesteld worden! Ongetwijfeld leefde bij Mefiboseth de vrees, dat ook David zo zou handelen. Daarom ook had hij zich op de achtergrond gehouden in het van weinig betekenis zijnde Lodebar. En toen de boden van David hem kwamen halen, wist hij niet wat hem te wachten stond. Zijn laatste uur kon weleens geslagen hebben! Maar zijn vrees dat David kwaad in de zin had, was ongegrond. Koning David is anders dan de heidense koningen. Hij stelt Mefiboseth gerust. Wat een opluchting voor Mefiboseth. Hij put zich uit in verlegen, overdreven beleefde woorden zoals men dat in het Oosten deed. „Hij boog zich en zei: Wat is uw knecht, dat gij omgezien hebt naar een dode hond als ik ben? " (9:8). Niet alleen mag hij wonen in het paleis van de koning, maar ook herstelt David hem in de rechten op alle onroerende goederen, die destijds aan Saul hadden toebehoord. Ziba wordt rentmeester en zal het land bewerken. Hij kan daarbij beschikken over vijftien zonen en twintig knechten.

Hoe is deze milddadigheid van David te verklaren? Waarom deed David dit? Uit angst dat deze nazaat van Saul een bedreiging zou kunnen vormen voor zijn koningschap en dat het dus maar beter was hem in de gaten te houden? Dat lijkt, gezien de fichameUjke conditie van Mefiboseth, zeer onwaarschijnlijk. Israël zal zeker geen kreupele koning kiezen.

We behoeven naar het diepere motief van Davids daden niet lang te zoeken. Er staat dat hij dit deed „om Jonathans wil". Jonathan was de boezemvriend van David geweest. Het was een bijzondere vriendschap geweest. De Heihge Schrift omschrijft deze aldus: „De ziel van Jonathan werd verbonden aan de ziel van David en Jonathan beminde hem als zijn ziel" (1 Sara. 18 : 1). Er was sprake van een persoonhjke zielsverbondenheid. Als Jonathan is gesneuveld, geeft David uiting aan zijn gevoelens van innig verdriet: „Ik ben benauwd om uwentwil mijn broeder Jonathan; gij waart mij zeer hefeUjk, uw liefde was mij wonderUjker dan üefde der vrouwen" (2 Sam. 1 : 26). „David en Jonathan hadden met heihge eden het vriendschapsverbond vernieuwd in die God, Die ze beiden vereerden, waarbij David verzekerde, dat hij in de toekomst weldadigheid doen zou, niet alleen aan Jonathan, maar ook aan zijn geslacht" (Sillevis-Smit in; „Handboek voor de Heihge Geschiedenis"). Er was tussen David en Jonathan een verbond! En als David Mefiboseth weldadigheid bewijst, dan gaat het over Fer6o«^5-weldadigheid! „Het karakteristieke van het woord weldadigheid is, dat het gebruikt wordt voor de wijze waarop deelgenoten van een verbond - en van het VERBOND - zich ten opzichte van elkaar behoren te gedragen" (H.G. Abma). Van dat verbond tussen deze zo innig met elkaar verbonden vrienden, mocht Mefiboseth de vruchten genieten in Davids paleis in het schoon Jeruzalem: „Hij at gedurighjk aan des konings tafel" (9 : lOm). Dat was geen leven zonder zorgen. Ook een paleis is geen paradijs. Om te beginnen nam Mefiboseth zijn handicap mee. Zijn verlamde leden maakten hem afliankehjkvan anderen. En dat is een grote beproeving. Altijd aangewezen te zijn op een ander, niet meer in staat zijn om te gaan en te staan waar men wil. Dan ook... hij gevoelde zich betrokken bij wat zich in het leven van David afspeelde, goed of kwaad. En kwade dingen waren er genoeg. Denk maar aan de opstand van de knappe en eerzuchtige prins Absalom. Hij deed grote moeite zijn eigen vader van de troon te verdrijven en zelf koning te worden. Zó dreigend werd de situatie, dat David Jeruzalem moest verlaten. Mefiboseth wil met hem meegaan. Maar zijn Üchamefijk ongemak vereist vervoer per ezel. Zijn knecht Ziba heeft bhjkbaar nagelaten dit vervoer te regelen.

Met opzet? Het dwingt Mefiboseth in Jeruzalem achter te blijven. Deze Ziba blijkt niet te vertrouwen. Hij probeert zijn meester tegenover David verdacht te maken. Eerst biedt hij David een geschenk aan: broden, rozijnen, zomervruchten en een lederen zak met wijn. En als David aan hem vraagt, waar Mefiboseth is, dan zegt hij tot de koning: „Zie, hij blijft te Jeruzalem, want hij zei: „Heden zal mij het huis Israels mijns vaders koninkrijk wedergeven" (2 Sam. 16 : 3). Volgens Ziba zou Mefiboseth in Davids vlucht het bewijs hebben gezien, dat zijn eigen koninkrijk naderde. Zonder de zaak te onderzoeken, neemt David het woord van Ziba voor waarheid aan. Hij geeft al de bezittingen van Mefiboseth aan de trouweloze rentmeester. Van Mefiboseth hoort David later, dat de aantijging van Ziba op leugens berust. Ziba heeft de koning een strik gespannen en Daivd is daar in gevallen. In plaats van Mefiboseth te rehabifiteren, redt hij zich mt de moeilijkheden, door de goederen van Saul, gelijkelijk tussen Mefiboseth en Ziba te verdelen. Blijkbaar had David weinig mensenkennis. Daardoor wordt Ziba voor zijn wangedrag beloond, maar werd aan het recht tekort gedaan.

Zo werd door de weldadigheid van David aan Mefiboseth bewezen, het huis van Jonathan en dus ook het huis van Saul in stand gehouden. Een rijsje, ditmaal mt Sauls afgehouwen tronk, dat weer opwast tot een grote boom. In het boek 1 Kronieken hoofdstuk 8 : 35-40, is te lezen, welk een statig geslacht mt Micha, de zoon van Mefiboseth is voortgekomen. Zo is dan de lamp van Saul niet uitgeblust.

Ridderkerk

H. Hartman

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Mefiboseth

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's