Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uitzonderingen op de regel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uitzonderingen op de regel

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„Doch gij hebt enige weinige namen, ook te Sardis, die hun klederen niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte klederen, overmits zij het waardig zijn. Openb. 3:4

e examentijd is voor onze jongeren, en voor hun ouders, een spannende tijd. Zeker, wie een gemiddeld verstand heeft en z'n best gedaan, die komt er in de regel wel. Maar toch - er zijn altijd uitzonderingen. Een paar van de klas die het over moeten doen.

Johannes moet een rapport schrijven over de gemeente Sardis. Maar het is ongunstig, het is onvoldoende. Eigenhjk precies andersom als bij een examenklas. De hele gemeente bUjft beneden de maat, er zijn slechts een paar geslaagden. De uitzonderingen op de regel.

1. Waar zij wonen

Sardis is de vijfde van de gemeenten in Klein- Azië. Een oude stad die 1000 jaar voor Christus al bestond. De voormahge hoofdstad van het oude Lydische koninkrijk, later in de macht van de Perzen gekomen, en nu deel uitmakend van het grote Romeinse rijk.

In deze stad is een gemeente van Christus ontstaan. Dat mag een wonder heten. Trouwens, het is altijd een wonder wanneer ergens een ge­ meente van Christus is. Want dat is een vreemd element in de samenleving. Mensen richten zo'n gemeente niet op. Het is de Heere Jezus Zelf Die Zich een gemeente vergadert.

En het is zeker een wonder wanneer er zo'n gemeente is in een puur heidense stad als Sardis. Een christelijke minderheid temidden van een afgodische samenleving.

Een mooie gemeente, op het eerste gezicht. Weinig op aan te merken. Christus zegt het Zelf: gij hebt de naam dat gij leeft. Een levende gemeente. Als ik het een beetje eigentijds mag zeggen: het zuivere Woord wordt er verkondigd, de dwaalleer krijgt er geen kans, er zijn geen vleugels, naar ünks of naar rechts. Geen polarisatie. En een goede opkomst, de kerk zit vol, er is aandacht onder de prediking. En met de opbrengst van de koliekten staat Sardis bovenaan de hjst.

Zo wordt er in de omgeving over Sardis gesproken. En Sardis zelf is ook gaan denken dat het zo'n goede gemeente is. Als de gemeenteleden horen wat er in andere gemeenten allemaal aan de hand is, dan mogen ze nog dankbaar zijn.

En nu zegt de Heere Jezus zonder omwegen: een mooie gemeente? Een dooie gemeente! Gij hebt de naam dat gij leeft en gij zijt dood. Iets ergers kan van een gemeente niet gezegd worden. Een mindere kwalificatie kan een gemeente niet krijgen. Want wat dood is, daar is weinig meer aan te doen.

Er is niet één gemeente van de zeven waarover de Heere Jezus zo'n scherp vonnis vek. Niet één gemeente die zo'n slecht rapport krijgt.

Wat mankeert eraan? Uiterlijk is er geen probleem. Alles is perfect georganiseerd. Alles bruist van aktiviteit. Jawel, zegt Christus, werken zijn er genoeg, alleen. Ik heb ze niet vol gevonden voor God. Het zijn lege vormen, zonder inhoud.

En op de inhoud komt het juist aan. De Heere vraagt naar waarheid in het binnenste. Hij ziet het hart aan. Hij prikt door de vorm heen en vindt geen inhoud. Een mooie verpakking, maar een lege doos.

Hoe is dat nu zo gekomen? Natuuriijk niet van de ene dag op de andere. Misschien was er eerst wel een bruisend geloofsleven. Werd er gesproken en gezongen tot eer van de Heere. Maar er is een zekere gewenning ontstaan. Het hep allemaal zo goed. En - heeft iemand gezegd - toen is de gemeente gaan hjden aan de zonde van de alledaagsheid. Alles was vanzelfsprekend. Het leek zelfs of de duivel in slaap gevallen was.

En dat is zo gevaarhjk, want de satan slaapt nooit, neemt ook geen vakantie. En als hij geen dwaalleer of ketterij in de gemeente brengt, als hij geen twist en tweedracht zaait, dan is hij op een andere manier aktief. Dan fluistert hij ons in dat we toch zo'n goede gemeente zijn, en dat we ons geen zorgen hoeven te maken.

En nu komt de Heere van Zijn gemeente Zelf die gezapigheid doorbreken en Hij zegt: u hebt de naam dat u leeft, maar u bent dood. En tenslotte is Hij de Enige Die tot oordelen bevoegd is. Hij heeft - zegt Hij aan het begin van de brief - de zeven Geesten Gods en de zeven sterren. Hij doorlicht de gemeenten en hun voorgangers. Daarom moeten we het oordeel ook maar aan Hem overlaten. Want er zijn keurmeesters genoeg. Mensen die weten hoe het er met de kerk bij staat. Die de ware gelovigen en de naamchristenen precies van elkaar kunnen onderscheiden. Maar we nemen het voor kennisgeving aan, want alleen de Heere kent hen die de Zijnen zijn. De uitzonderingen op de regel.

2. Wie zij zijn

Enige weinige namen, ook te Sardis. In de gemeente die de naam heeft dat zij leeft, terwijl zij dood is. Bhjkbaar is nog niet de hele gemeente dood. Er zijn nog enkele levende leden. Wij denken ook weleens dat het gebeurd is met de kerk. Of dat er in de gemeente geen vleugje leven meer te bespeuren is. Soms - zegt onze belijdenis - is de kerk zeer klein en als tot niet gekomen in de ogen der mensen. Maar dan nog bewaart de Heere Zijn overbhjfsel.

Enige weinige namen. We zouden verwachten: enkele personen. Nee, namen. Onze naam is een middel om ons van anderen te onderscheiden. Die gemeenteleden in Sardis staan bij de Heere bekend. Ze hebben een naam. Ze staan op de rol van Gods verkorenen. En de Goede Herder kent Zijn schapen bij name.

Maar het zijn er niet veel. Enige weinige namen. Gods kinderen vormen in de regel maar een minderheid. Abraham bad voor het behoud van Sodom. Als er eens 50 rechtvaardigen zouden zijn... Maar uiteindehjk was er maar één. En de Heere Jezus noemde Zijn discipelen een klein kuddeke.

Jawel, straks is het een schare die niemand tellen kan. Maar hier is het een klein getal, een te verwaarlozen minderheid. Merkwaardig dat de Heere Jezus niet zegt: IK heb enige weinige namen. Ze zijn immers van Hem? Hij heeft ze toch gekocht met Zijn bloed? Maar hij zegt tegen de voorganger van de ge­ meente: ü hebt ze. Ze behoren bij u. Houdt er rekening mee dat er onder al die dode hdmaten nog levende leden zijn. Misschien tellen ze bij julhe niet mee, maar bij Mij staan ze bekend.

Wat onderscheidt die mensen nu van de anderen? Ze hebben hun kleren niet bevlekt. Misschien moeten we denken aan de oosterse gewoonte de lange kleren op te binden opdat ze de grond niet zouden raken, en daardoor vuil worden. Het beeld is in ieder geval duideUjk. Kinderen die nette kleren aan hebben, krijgen een waarschuwing mee: denk erom dat je je kleren niet vuil maakt, dat je niet onder de rommel thuiskomt.

Als we onze naaktheid hebben gezien, als we bekleed zijn met het kleed van Christus' gerechtigheid, dan worden we ook geroepen dat kleed zuiver te bewaren. Om te ontvüeden de besmetting van het vlees.

Want dat kleed kan op alle mogeUjke manieren worden bevuild. In de kerk, door allerlei dwaalleer. In de maatschappij, waar met Gods gebod de draak wordt gestoken. En denk aan alles dat op ons afkomt via de media. Er is reden genoeg om te bidden: leid ons niet in verzoeking. En al lopen we nog zo voorzichtig, we komen toch altijd weer thuis met vlekken op onze kleren. Toch weer niet goed uitgekeken. Toch weer toegegeven aan de verzoeking. En altijd hebben we weer dat reinigende bloed nodig.

In Sardis zijn er enkeUngen die hun kleren niet bevlekt hebben. Omdat ze niet in uiterUjke zonden gevallen zijn? Of omdat ze niet konden meedoen met de grote massa die zo gearriveerd en zo zel^oldaan was? Al die anderen dachten dat het er met hen zo goed voorstond, maar zij moesten bidden: ik heb gedwaald als een verloren schaap.

3. Wat zij krijgen

In de gemeente krijgen deze weinigen niet veel begrip, niet veel waardering. Zij die hun kleren niet bevlekt hebben roeien altijd tegen de stroom op. Ze kunnen niet meedoen met de massa. Niet omdat ze beter zijn, maar omdat ze bang zijn, de nabijheid van de Heere te verliezen.

En in de samenleving krijgen ze te horen dat ze een paar honderd jaar te laat geboren zijn. Dat ze niet zo moeilijk moeten doen. Een mens moet toch met z'n tijd meegaan? Aller uitvaagsel en aller afschrapsel, zou Paulus zeggen.

Maar uiteindelijk is het niet belangrijk hoe mensen over ons denken, wel hoe de Heere ons beoordeelt. En Hij zegt: die mensen die hun kleren niet bevlekt hebben, die zullen met Mij wandelen in witte kleren.

Witte kleren. Dat is de priesterkleding. Of kleren van overwinnaars. Ook wel bruidskleding. Dat is een verrassing voor mensen die hier in het zwart gaan wegens des vijands onderdrukking! Witte kleren, waarin ze mogen wandelen. Niet vechten of hardlopen, maar wandelen. En dat doe je ongedwongen, dat doe je voor je plezier. Wandelen, zonder bang te zijn dat je ergens tegenaan loopt, of vlekken op je kleren krijgt. Want de zonde en de verleiding is daar voor eeuwig weg.

Maar het heerhjkste van alles is dat Christus zegt: ze zullen met MIJ wandelen. Met Hem Die de kleren verdiend heeft met Zijn eigen bloed. Wandelen op kosten van Hem en in Zijn gezelschap.

En het wonderlijkste van alles is dat Hij zegt: aangezien ze het waard zijn! Dat moet een vergissing zijn, want ik bèn het niet waard. Ik heb die kleren niet verdiend. Hij is het waard, het Lam Gods. En toch doet Hij alsof ze het zelf verdiend hebben. Hij schrijft het op hun rekening. Niet dat ik vanwege de waardigheid van mijn geloof God aangenaam ben, nochtans... alsof ik zelf alle gehoorzaamheid volbracht had, die Hij voor mij volbracht heeft.

Waar hoort u bij? Bij de massa die geen belang heeft bij het kleed van Christus' gerechtigheid? Of uw naam in het doopboek en in het Hdmatenregister, en niets op uw leven aan te merken, maar toch - uw werken niet vol voor God? De deur staat nog open, het witte kleed is nog gratis te krijgen.

Straks is de tocht ten einde. Dan zijn de weinigen aangegroeid tot een ontelbare schare. Ze hebben allemaal hun kleren gewassen in het bloed van het Lam. En daarom zijn ze voor de troon van God en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel.

Bergambacht

W. van Gorsel

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Uitzonderingen op de regel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's