Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een heilige oefening in dankbaarheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een heilige oefening in dankbaarheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„En gij zult op deze tafel altijd het toonbrood voor Mijn aangezicht (Exodus 25: 30) brengen."

)ie z'n Catechismus wat kent weet wel dat het slot van de Heidelberger gewijd is aan de dankbaarheid. Gebod en gebed komen daarin uitgebreid en schoon aan de orde. Mooi en bijbels is de zo bekende trits van ellende, verlossing en dankbaarheid. Zou een mens die door Gods genade uit het diensthuis van de zonde is bevrijd, niet vruchten van dankbaarheid voortbrengen?

Dit alles neemt intussen niet weg dat het leven van de dankbaarheid, hoezeer ook gave van God, wel de nodige oefening vraagt. En dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat ook Gods kind hier op aarde buiten het paradijs leeft. Het volmaakte is hier niet. Op de vraag wie het dankbaarste schepsel is gaf de bekende Kohlbrugge niet als antwoord: een kind van God, maar: de hond! Een hond toch kruipt juist dan het meest naar zijn meester toe, wanneer hij slagen van hem krijgt. Dat geeft te denken. Het zal wel daarom zijn, dat de Heere Zijn kinderen gedurig op de oefenschool van de dankbaarheid moet nemen. In de tekst voor deze meditatie vinden we van die oefenschool een mooi voorbeeld.

De inzetting

Toen de Heere het voorschrift uit de tekst gaf, was Israël nog maar kort onderweg op z'n reis naar het beloofde land. Egypte lag weliswaar achter, maar Kanaan was nog niet betreden. Israël zou er nog wel achter komen dat nissen Egypte en Kanaan nog altijd de woestijn hgt. Is dat door alle tijden heen niet de ervaring van heel Gods Kerk?

Het volk heeft inmiddels de heihge wet der Tien Geboden ontvangen met daarnaast nog enige andere geboden en inzettingen. Rijk is de bemoediging dat de Engel des Heeren Zelf het volk door de woestijn zal gaan leiden en het behouden in Kanaan zal brengen. Zelfs hebben Mozes, Aaron, Nadab en Abihu met de zeventig oudsten op de heilige berg de heerhjkheid van de God van Israël gezien en voor Zijn aangezicht gegeten en gedronken.

Op de reis naar Kanaan gaat de Heere nu Zijn volk opvoeden in de omgang met Hem. God neemt Zijn volk altijd weer op Zijn leerschool. Nadat Hij aan Mozes de opdracht en het bestek voor de bouw van de ark heeft gegeven, komt nu een ander voorwerp uit het heiligdom aan de orde: de tafel van de toonbroden. Net als de ark moet deze tafel met zuiver goud worden overtrokken en draagbaar zijn. Het moet een tafel worden van ca. 100 cm. lang, 50 cm. breed en 70 cm. hoog. Op deze tafel moeten wekeUjks twaalf toonbroden worden gelegd en wel in twee stapels van zes, met bovenop elke stapel wat wierook. Voor elke stam dus een toonbrood. Een week lang moeten de toonbroden, ook wel „heiüg brood" of „stapelbrood" genoemd, daar bhjven Uggen. Op de sabbat echter moet het worden vervangen door nieuw toonbrood. Het oude mag dan door de priesters worden gegeten in de heilige plaats nadat eerst de wierook als gedenkoffer op het altaar is verbrand (vgl. Lev. 24). Eeuwen later zal een vluchtende David met zijn mannen dit heihge brood eten (1 Sam. 21).

Uit de tekst maken we op dat deze inzetting jaar in jaar uit moest worden onderhouden. „Altijd" zo staat er. De inzetting van de toonbroden was een „altijd durend berit", een altijd durend verbond, zo zegt Leviticus 24 : 8.

Ook de plaats van de tafel der toonbroden is van belang. Zij moest worden gezet in het heiUgdom, en wel in het heihge van de tabernakel, aan de noordehjke zijde (zie Ex. 26:35), dus vlak bij het voorhangsel dat het heihge afscheidde van het heihge der heiUgen. Het toonbrood moest daar worden neergelegd „voor Gods aangezicht". Het toonbrood heette daarom ook wel: „brood van het aangezicht". Eén en ander wijst op een wel bijzonder heihge verrichting!

De betekenis

Laten we nu eens zoeken naar de betekenis van deze oude inzetting. Om te beginnen kunnen we vaststeUen dat elke stam van Israël door de toonbroden uitdrukking mocht geven aan z'n dankbaarheid voor de verlossing uit het donkere Egypte en voor het voorrecht dat de Heere het voUi Israël voortaan wilde dragen en onderhou- den als Zijn eigen volk. De vrome Israëliet meende natuurlijk niet dat God Zelf dat brood nodig zou hebben. Zulke heidense gedachten waren hem vreemd. De God van Israël heeft niets nodig. Van Hem zijn de hemel en de aarde. Alles hangt wel van Hem af, maar Hij van niets.

Het is goed om heel nadrukkehjk onze vinger te leggen bij het zo bijbelse gegeven dat God aan Zichzelf eeuwig genoeg heeft. Hij is geen (hulp) behoevende God. Ook onze dankbaarheid voegt niets aan Hem toe. In onze tijd zijn er die zeggen dat God als het ware een soort van groeiproces doormaakt, dat Hij bezig is om „meer" God te worden. Daarvoor zou Hij mensen nodig hebben. Hij zou aan ons moeten groeien om Zijn volle bestemming te kunnen bereiken! Ja, dat ligt ons van nature wel: een God Die van ons afhankelijk is. Maar het is wel de allergrootste dwaasheid die je je maar denken kunt. God is de volzaüge, zo zei men vroeger Men bedoelde daarmee dat God niets van Zijn schepselen nodig heeft. Dat is bijbelse taal. Geprezen zij de heihge en heerUjke Naam van onze volzalige God.

Door de inzetting van het toonbrood leerde God Zijn volk Israël dus iets van het leven van de ware dankbaarheid en onderwees Hij hen in de ware godsdienst. Dankbaar zijn is nog iets anders dan bhj zijn. Wie goede gaven van God ontvangt mag over die gaven blij zijn. Dankbaar zijn heeft echter hoger vleugelslag. Het brengt je immers bij de Gever Zelf. En dat is een hele stap verder, om zo te zeggen. Van de gaven moet het naar de Gever! De kroon op het leven met God is de ware dankbaarheid. Zij maakt een mens rijk in God.

In het toonbrood mocht Israël uftspreken dat het hele leven - dat immers door brood wordt onderhouden - aan de Heere behoort, van Hem afhankelijk is en daarom geheel aan Hem moet zijn gewijd in een leven van oprechte dankbaarheid. Misschien mag je wel zeggen: in dat toonbrood gaf Israël zichzelf aan de Heere. Het toonbrood was het zichtbare teken dat Israël wist dat het heel z'n leven, de onderhouding daarvan inbegrepen, dankte aan zijn Verlosser. In leven en sterven behoorde Israël daarom de Heere toe.

In die zin heeft deze oude inzetting ook ons nog heel wat te zeggen. Op zich is deze oude ceremonie niet meer nodig. Ook zij is in Christus vervuld. Maar haar betekenis blijft ze behouden. Wij hebben geen tafel der toonbroden in onze kerken staan. Wanneer echter in het persoonlijke of het kerkeUjke leven het geesteHjke altaar der dankbaarheid ontbreekt, is het leven getekend door schandeüjke ondankbaarheid. Wie van geen hartelijke bekering tot God weet, weet ook niets van de rechte dankbaarheid. De laatste is namehjk de onafscheidehjke vrucht van de genadige verlossing door God uit de diepe krochten van schuldige verlorenheid en uU de vreseHjke macht der zonde. Het is daarom een diep insnijdende vraag of er in ons persoonlijke leven, in het leven van ons gezin en wijder wel zo'n geestehjk altaar, zo'n „tafel der toonbroden" staat. Als de Heere Zijn hand aan ons leven legt, komt het er te staan. De Heere begint ons namehjk hier al te oefenen in dat heerUjke stuk van de dankbaarheid, opdat we er straks eeuwig ons werk van zullen maken.

We wezen er al even op dat de toonbroden „voor Gods aangezicht" moesten worden gelegd. Dat wil zeggen dat de twee stapels toonbroden als opgerichte tekenen van dankbaarheid voor Gods ogen moesten worden opgesteld. De ene büjk van dank moest op de andere worden gestapeld. En dan daar bovenop de wierook gelegd als symbool van gebed! Hoe zegt onze Catechismus het ook al weer? Zegt hij niet dat het gebed het voornaamste smk, het hoogste van de dankbaarheid is? Ja, zo is het.

Ook hiervan is de bedoeUng wel duidelijk. Door dft alles wilde de Heere Zijn volk inprenten dat het dankbaar voor God zijn een heihge zaak is, een bijzonder heihge verrichting, en wezenHjk hoort bij het door Hem verloste leven. Het speelt zich immers af voor Zijn aangezicht onder Zijn goddeHjke ogen. Er is daarom niets schandelijker dan een ondankbaar mens.

Wie goed luistert hoort in deze oude inzetting ook een woord van diepe troost. Al ons werk op aarde is, net als dat van oud-Israël, toch niet meer dan stukwerk. Wat is het met de dankbaarheid van hen die de Heere vrezen, vaak maar heel povertjes gesteld. Wat brachten bijvoorbeeld de gelovigen van het oude Godsvolk van de ware dankbaarheid terecht? Niet veel. En wat maken de gelovigen ervan, die leven na de komst van Christus en dus mogen weten van de volle doorbraak van Gods genadelicht in de komst en het werk van Israels Verlosser? Zouden zij niet nog veel dieper moeten spreken van Gods onbegrijpeUjke zondaarshefde die Hij in de gave van Zijn eniggeboren Zoon heeft geopenbaard? Moet hier niet het schaamrood op de kaken komen? Komt hier niet elk kind van God met schuld onderuit? Maar Gode zij dank, toch zal eens het leven van Gods volk uitlopen op eeuwige dankbaarheid voor Gods aangezicht. Weet u waarom? Omdat voor Gods aangezicht ook de biddende en dankende Hogepriester staat, de Engel van het verbond. Hij brengt al die oude inzettingen tot een ongedachte en eeuwige vervuUing. Allen die door het geloof in Hem zijn, neemt Hij mee in een leven der dankbaarheid voor Gods aangezicht. U verlangt naar dat leven? Wanneer uw voeten het land van de rust eens mogen betreden, wordt het voorgoed ontvangen. Dan komt uw leven echt tot rust, tot rust voor Gods aangezicht. De dankbaarheid over Gods gaven staat op aarde nog maar in de kinderschoenen, maar daar, aan de overzijde, komt het tot een volmaakte dankbare aanbidding van de Vader der hchten van Wie alle goede gave komt. Daar knielt het thuisgekomen kind in eerbied voor de drieënige God, Die hem door de Zoon wilde verlossen uit de afgrondehjke diepten van zonde, hel en dood, en Die hem door de Heilige Geest het ABC wilde leren van de dankbaarheid. In de hemel hgt het toonbrood altijd voor Gods aangezicht!

Epe

P. Vermeer

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een heilige oefening in dankbaarheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's