Aquila en Priscilla
Bijbelse figuren
H. Hartman, Ridderkerk
(Handelingen 18: 1-4; 18-20; 24-26; Romeinen 16: 3-5; 1 Korinthe 16: 19)
De apostel Paulus is in Athene, het brandpunt van wetenschap en wijsbegeerte, van cultuur en afgodendienst. Zonder succes heeft Paulus gedisputeerd met de Joden in de synagoge. Zij hadden oor en hart voor Paulus' woorden gesloten. Niet beter is het met de wijsgeren. Ze hebben, voor wat Paulus hen verkondigt, alleen hooghartige spot over. Tot het stichten van een gemeente komt het in Athene niet. Weinig vrucht: een handje vol discipelen: Dionysius, een lid van de Areopagus en Damaris, een vrouw, en nog enkele, niet met name genoemde mannen (Hand. 17 : 34). Magere oogst voor het rijk van God. Hij voelt zich eenzaam en verlaten. Alles scheen hem tegen te werken. Zijn stemming geleek op die van Elia onder de jeneverstruik.
Hij gaat uit Athene weg naar de volgende Griekse stad: Korinthe. En daar vindt hij tot zijn verrassing een Jood: Aquila met diens vrouw: Priscilla. Deze waren tot het geloof in Christus als hun Heiland gekomen. Ze waren dus christenen. Anders gezegd: Messiasbelijdende Joden. Ze waren afkomstig uit Pontus, het gebied ten zuiden van de Zwarte Zee. Maar ze waren niet in Pontus gebleven. Het laatst waren zij in Rome woonachtig geweest. Daaruit waren zij verdreven, toen keizer Claudius in het jaar 49 na Christus een verbod uitvaardigde, dat alle Joden uit Rome weg moesten. Aquila en zijn vrouw gingen naar Korinthe. Toen Paulus in Korinthe kwam, waren zij daar nog maar kort. Hoe het contact tussen Paulus en dit echtpaar tot stand kwam is niet geheel duidelijk. Hoe dan ook, Paulus zag er de leiding van de Heere in, dat hij dit echtpaar op zijn weg heeft mogen ontmoeten. Een nieuwe verrassing voor de apostel was, dat deze mensen hetzelfde handwerk beoefenden als hij... ze waren tentenmakers. Zo gebeurde het, dat Paulus introk bij Aquila en Priscilla en medewerkend kostganger werd. In de kleine werkplaats werkten man en vrouw en huisgenoot met vaardige vingers en grote vlijt aan de tentzeilen.
Paulus heeft het er ongetwijfeld goed gehad. Niet dat hij hoge eisen stelde aan het menu. Hij zou stellig de stelling onderschre- ven hebben „Een mens eet als regel meer, dan strikt noodzakelijk is." Joiiannes de Doper in de woestijn, at sprinkhanen en wilde honing en hij voer er wel bij.
Dat Aquila en Priscilla kinderen hebben gehad, lezen wij niet. Wel was Priscilla een moeder in Israël. In Apollos kreeg zij later een geestelijke zoon. Maar ook Paulus zal genoten hebben van haar moederlijke zorgen en haar hartelijkheid. Hij werd meer als gast, dan als kostganger beschouwd. Bezig met hun handwerk, hebben zij zeker over de dingen van Gods koninkrijk gesproken. Over de Heere Jezus Christus, door Wiens verzoenend lijden en sterven men door het geloof deel krijgt aan het heil. Daarvan getuigde ook Paulus, als hij op de sabbat in de synagoge preekte voor Joden en Grieken. „En hij (Paulus), handelde op elke sabbat in de synagoge, en bewoog tot het geloof Joden en Grieken" (Hand. 18:4).
Priscilla was een bijzondere, vooraanstaande vrouw. Overal waar zij in de Schrift genoemd wordt, mag ze er wezen. Ze volgde haar man getrouw, men treft haar nergens alleen aan. Hij is altijd bij haar. Priscilla is een Latijnse naam, die betekent: „ouderwets", „eerwaardig". Lukas noemt haar naam steeds voluit, Paulus gebruikt de korte naam: Prisca.
We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken, dat Priscilla meer geestelijk begaafd was, dan Aquila. De, om zijn grote welsprekendheid eens zo beroemde bisschop Chrysostomos, noemde, toen hij het had over dit echtpaar, Priscilla de ijverigste en de gelovigste van de twee.
In dit verband is het opmerkelijk, dat Paulus haar naam het eerst noemt, vóór de naam van haar man. Ook in zijn tweede brief aan Timotheüs gebeurt dat. Lukas doet dit ook in het boek Handelingen. De omgekeerde volgorde komt ook voor. Maar meer dere malen wordt zij eerst genoemd. Ook hieruit is af te leiden, dat Priscilla in gave en ijver voor de kerk van Jezus Christus bijzonder uitblonk.
In Handelingen 18:18 v.v. zien we Paulus vertrekken uit Korinthe naar Efeze, om vandaar naar Antiochië in Syrië te gaan. Aquila en Priscilla gaan mee naar Efeze. Paulus blijft er maar kort. De gelovige Joden betreuren zijn heengaan. Ze dringen aan nog wat bij hen te blijven. Het helpt niet, Paulus neemt afscheid van hen. Hij vertrouwt het kerkenwerk toe aan Priscilla en Aquila, die in Efeze achterblijven. Later is Paulus, zeer tot vreugde van zijn vrienden, in Efeze teruggekeerd, om zich daar drie jaar lang, volledig in te zetten. Aquila en Priscilla hadden intussen in Efeze niet stilgezeten. Ze waren er tot zegen van Apollos, een vurig prediker, maar die nader onderwijs in de Schriften nodig had. Priscilla en Aquila bleken in staat hem dat te geven. Toen Aquila en Priscilla Apollos hadden horen preken, „namen zij hem tot zich en legden hem de weg Gods nauwkeuriger uit". Daar werd hun werkhuis ook nog kerkhuis of huisgemeente. Dat weten we uit 1 Korinthe 16 : 19, waar Paulus uit Efeze schrijft: „U groeten zeer in de Heere, Aquila en Priscilla, met de gemeente, die te hunnen huize is." Ze zullen de gemeente wel ontvangen hebben in de opgeruimde werkplaats of in hun woonvertrek. In Efeze heeft Paulus vreselijke dingen meegemaakt. Is het geweest ten gevolge van het oproer van Demetrius en zijn mannen? (Hand. 19 : 23 v.v.). Is het een ziekte geweest, die er bij kwam? In 1 Korinthe 15 : 32 zinspeelt de apostel op een strijd met wilde beesten. We weten niet, of hij het letterlijk, dan wel in overdrachtelijke zin bedoelt. Maar zijn werk te Efeze is afgebroken. Hij komt er nooit weer. De ouderlingen van die stad ontbiedt hij te Miléte om van hen afscheid te nemen (Hand. 20: 19 v.v.).
In het slot van de brief aan de Romeinen (16:3 v.v.) blijken Aquila en Priscilla weer te Rome teruggekeerd te zijn, na de gestrenge dagen van keizer Claudius, die ondertussen door Nero is opgevolgd. Paulus laat het echtpaar te Rome groeten. Deze groet is merkwaardig. De aanhef van de groet is: „Groet Priscilla en Aquila, mijn medewerkers in Chhstus Jezus." En dan volgt: „die voor mijn leven hun hals gesteld hebben; dewelken niet alleen ik dank, maar ook al de gemeenten der heidenen." Met Paulus zijn al de heidengemeenten dankbaar, nu door hun offerbereidheid het kostbare leven van de grote apostel gespaard is gebleven. En daarna groet hij hun huisgemeente, die dus ook in Rome wordt voortgezet. Dat: „stellen van hun hals" (vers 4), slaat vermoedelijk op de gevaren van Efeze, die blijkbaar groot geweest zijn. Als Paulus zijn laatste brief vol stervensgedachten en stervensmoed schrijft (2 Timotheüs) uit de laatste gevangenschap te Rome, dan bevat 2 Tim. 4:19, nog een laatste groet aan de beide echtelieden, die nu dus blijkbaar weer hun werk te Efeze hebben hervat. Dat met vele anderen ook Priscilla als auteur van de brief aan de Hebreen wordt genoemd, laten we verder rusten.
Er bestaat een overlevering volgens welke Priscilla en Aquila als martelaar zijn gestorven. Veel hebben deze eenvoudige mensen mogen betekenen voor verschillende gemeenten. Daarin waren zij een voorbeeld, dat ook nu nog navolging verdient.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 2001
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 2001
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's