De kansel
Hoofdartikel
W. van Gorsel, Bergambacht
We zijn eraan gewend, in de kerk staat een preekstoel. Meestal op een opvallende plaats, aller oog is erop gericht. Op de catechisatie kwam het vaak ter sprake, het verschil in interieur tussen een rooms-katholieke en een protestantse kerk. In de eerste staat het altaar centraal, want daar gebeurt het eigenlijke, daar wordt de mis bediend. In een reformatorisch bedehuis behoort de kansel met daarop een opengeslagen Bijbel in het middelpunt te staan: God wil tot ons komen en met ons spreken door middel van Zijn Woord.
Toch is die preekstoel niet zo vanzelfsprekend als we dachten. Tenminste, het Reformatorisch Dagblad meldde nu alweer enkele weken geleden reacties van sommige predikers die de kansel overbodig vonden; een onding uit het verleden, toen misschien nodig voor de verstaanbaarheid, maar vandaag kan de preekstoel gemist worden. Een kansel markeert maar onnodig de afstand tussen de prediker en de gemeente. In andere sectoren van de kerk staat de predikant het grootste gedeelte van de dienst achter de Avondmaalstafel, alleen voor de preek vi^ordt de kansel nog beklommen.
Ezra
Hoe komen we toch aan die „houten broek"? Voor een Schriftuurlijke onderbouvi'ing moeten we in het boek Nehemia zijn.
Toen het volk teruggekeerd was uit de ballingschap las Ezra, de Schriftgeleerde, vóór uit het wetboek. En, zo vertelt Nehemia, „Ezra de Schriftgeleerde, stond op een hoge houten stoel die zij tot die zaak gemaakt hadden" (Neh. 8 : 5a). Maar verder komt nergens in de Bijbel een preekstoel voor, het is meer een oud-christelijke traditie.
Versierde kansels
In de oud-christelijke basiliek stond de cathedra, waarin de voorganger zittend preekte. Daarnaast was er de ambon, een lessenaar voor de voorlezer. Naarmate de verroomsing van de kerk toenam, naar die mate kwam het altaar steeds meer centraal te staan: het Woord verdrongen door het sacrament.
De Reformatie eiste terecht weer de eerste plaats op voor de bediening van het Woord, al bleef in vele gevallen de kansel staan aan een pilaar in het middenschip. Intussen deed de kunst haar werk aan de preekstoelen, die vaak werden versierd met allerlei ornamenten, of met afbeeldingen uit de Bijbel of de geschiedenis. Het was ook dikwijls een wedijver tussen steden en dorpen, wie de mooiste en rijkst versierde preekstoel had... Er zijn diverse plaatwerken in omloop, waarin allerlei soorten oude kansels staan afgebeeld, en die ons een indruk geven van eeuwen „preekstoelcultuur".
Kuip of podium
Nieuwere kerken hebben meestal niet meer de ouderwetse kuip, maar een veel ruimere kansel, minder hoog, maar wel breed. Een soort platform, waarop de prediker, als hij niet te zeer aan zijn papier gebonden is, heen en weer kan lopen. In het verleden moet er een dominee geweest zijn - naar ik me heb laten vertellen op Urk! - die ook zo'n grote ruimte tot zijn beschikking had en soms zei: „Kom, gemeente, ik wandel nu naar mijn derde punt".
Smaken verschillen natuurlijk, maar geef mij maar de ouderwetse ton. Ook al om historische redenen. Soms ga je voor in een gemeente, waar in het verleden een bekende predikant heeft gestaan. Het is misschien wat sentimenteel, maar het geeft mij altijd een bepaald gevoel, eeuwen later van diezelfde kansel het Woord te mogen verkondigen. Maar ook uit praktisch oogpunt. In zo'n kuip is heel de onderkant van je lichaam aan het oog onttrokken. Wanneer ik soms, op één van mijn preektochten, achter een lessenaar word gezet heb ik een beetje het gevoel naakt te staan.
Overigens zijn niet alle oude preekstoelen even gemakkelijk. Soms geeft het opklimmen of afdalen problemen - zo licht trap je op je toga! - en soms moetje capriolen uitvoeren om het deurtje te sluiten of te openen. Om maar niet te denken aan erg hoge kansels, die obsessies blijken te zijn voor dienaren met enige hoogtevrees... Jaren geleden leidde ik tijdens een vakantiereis eens een dienst in Düsseldorf, van een zó hoge kansel dat ik, hoewel vrij van hoogtevrees, het gevoel kreeg tussen hemel en aarde te zweven.
Een aparte plek
In alle ernst, de preekstoel is een heel aparte plek. Gevaarlijk, ongetwijfeld, want als dominee heb je toch alles al nodig om je niet boven de mensen verheven te voelen. Ik meen dat het wijlen Ds G. Boer was, die gezegd heeft: „Ieder mens heeft een vat vol hoogmoed, maar een christen heeft er twee en een dominee drie". Maar als het goed is weet je je op die hoge kansel toch één met dat volk van zondaren dat vóór je zit, en tegelijk kom je met een boodschap van de andere kant. Een boodschap waarop de gemeente zit te wachten, en waarop niemand zit te wachten, als u begrijpt wat ik bedoel... Op de kansel ben je anoniem, vandaar die toga die zoveel mogelijk van de prediker verbergt, en mag je in Gods Naam Zijn Woord verkondigen. Niet uit de hoogte, want zelf moet en mag je ook van dat Woord leven.
Als dat Woord je zelf raakt, en door je héén gaat - dat heb je nooit in de hand! - dan is de kansel een goede plek, waar je soms wel zou willen blijven. Je wordt er even uitgetild boven alle persoonlijke en ambtelijke zorgen. En je wordt opnieuw toegerust voor het werk en de strijd van alledag.
Afgezien van het feit dat de preekstoel ook weleens „de houten dokter" wordt genoemd. Wie zich niet helemaal lekker of fit voelt moet toch maar preken, want de kansel is medicijn. Ik ben althans verschillende keren met zware hoofdpijn de kansel opge- gaan, en er zonder hoofdpijn weer afgekomen...
Tekst en kansel
Het is vreemd, en wellicht zullen alléén broeders in het ambt het gevoel herkennen, dat je naar de preekstoel kunt uitzien en tegelijk ertegen opzien. Het eerste is nodig voor een doorleefde bediening van het Woord. Een goede stelregel is dat niet de kansel je naar een tekst, maar omgekeerd, dat de tekst je naar de kansel moet drijven. Dat wil zeggen, je moet niet omdat de zondag in zicht komt, koortsachtig zitten zoeken naar een tekst, maar je moet in het Woord iets gevonden hebben dat je graag aan de gemeente wilt doorgeven.
Natuurlijk komt het eerste regelmatig voor. Lang niet altijd ben je zó door het Woord gegrepen dat je het „kwijt" moet. In dat geval moet je een preek maken, en dan wordt het een „gemaakte" preek, waaraan de Heere overigens ook Zijn zegen kan verbinden.
Maar soms wordt een preek „geboren", en dan zie je ernaar uit op de kansel te staan, en de gemeente deelgenoot te maken van watje in het Woord hebt gevonden, of waardoor je zelf bent aangesproken. Als we dan maar niet denken dat het wel zal gaan, of dat de Heere nu automatisch Zijn zegen zal geven, want we blijven afhankelijk van de Heilige Geest.
Ik kan het begrijpen dat een collega op de vraag wat zijn beste preek was, antwoordde: „De volgende". Het blijft immers van onze kant altijd stukwerk.
Stemmingen
Maar we zijn niet „Dopers". Ook al is de Geest niet in de raderen, dan worden we nog geroepen om te preken. Ds H.J. Budding (1810-1870), een merkwaardige figuur onder de Afgescheidenen van het eerste uur, was sterk afhankelijk van stemmingen en gevoelens. Had hij geen „woordje van de Heere", dan kon hij niet preken, en moest er op het laatste moment een leesdienst worden gehouden. Op een keer was het weer zo ver. Budding had niets, hij kon de preekstoel niet op. Tot hij een klein meisje hoorde zingen (op de melodie van Psalm 81):
„Heuvel die zo hoog En vol zwarigheden Mij nu komt in 't oog: 'k Waag u met mijn voet In der mannen moed Vrolijk op te treden ".
Die heuvel was voor hem de kansel, en door het horen van dat versje kon hij die kansel weer op!
Ik denk, wanneer alle dienaren van het Woord zó op hun gemoedstoestand zouden moeten afgaan, dat de ouderling van dienst vaak een preek zou moeten lezen...
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 2001
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 2001
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's