Seth

BIJBELSE FIGUREN

oor H. Hartman, Ridderkerk

(Genesis 4 : 25; 5 : 3)

ET Seth worden wij verplaatst naar de tijd van de oud-Patriarchen. Tot die oud-Aarts vaders, behalve Seth, ook Adam, Abel, Henoch, Noach en anderen meer, gerekend. De gegevens over Seth vinden wij dan ook in het eerste Bijbelboek, het boek Genesis. Nadat Kaïn zijn broer Abel had vermoord, en door God was verbannen, bracht Eva andermaal een zoon ter wereld. Met het oog op de dood van Abel, noemde zij deze zoon: Seth (= „plaatsvervanger"). „God heeft mij", zo sprak zij, „een ander zaad gezet voor Abel, want Kaïn heeft hem doodgeslagen" (Gen. 4 : 25). In de heenwijzing naar de dood van Abel, geeft het moederhart uiting aan het intens verdriet over het gruwzaam heengaan van Abel. Later kregen Adam en Eva nog meer kinderen (Gen. 5:4). Maar dat zij, naar men aanneemt al spoedig na de dood van Abel, een zoon kreeg, was in het bijzonder een Godsgeschenk.

Seth neemt de plaats van Abel in, hij is „plaatsvervanger". Een mediterende dominee heeft opgemerkt: „In Seth komt voor het eerst de rijke, heerlijke gedachte van de plaatsbekleding op. Dat de één voor de ander kan staan." Heenwijzing naar de Plaatsbekleder bij uitnemendheid, onze Heere Je-zus Christus. Naar Zijn plaatsvervangend lijden en sterven voor allen, die door een oprecht geloof Hem zijn ingelijfd. „Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven" (Avondmaalsformulier).

In de Heilige Schrift wordt tweemaal melding gemaakt van de geboorte van Seth. Dat tweede geboortebericht vinden wij in Genesis 5 vers 3. Het luidt: „En Adam leefde honderd en dertig jaar, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth." Behalve in woordkeuze, ligt het verschil tussen beide berichten daarin, dat in Genesis 4 een beeld wordt gegeven van hoe het toeging in het eerste gezin. Het geboortebericht van Seth maakt daar deel van uit. Maar als in Genesis 5 nogmaals verhaald wordt, dat Seth is geboren, gebeurt dit als onderdeel van de lijn van de geslachten, die uit Seth zijn voortgekomen.

Overigens biedt de Heilige Schrift weinig gegevens over Seth. Geheel anders dan bij Kaïn en Abel. De mededelingen zijn zó sober, dat ze te weinig stof bieden voor een levensbeschrijving. Er moet worden volstaan met de plaats aan te wijzen, die Seth in de heilsgeschiedenis heeft ingenomen. En dan mag gezegd worden, dat Seth een plaats had in de geslachtenlijst van die afstammelingen van Adam, die in onderscheiding van de Kamieten, zochten naar de gemeenschap met de HEERE. „De HEERE gaf Adam en Eva een andere zoon, waarin de stille godsvrucht van Abel voortleven zal." Seth is de stamvader van de heilige geslachtslinie van de Messias.

Uit het ene ouderpaar ontspringen twee geslachten, dat van Kaïn en dat van Seth, die tegenover elkaar staan. Vandaar ook die twee geslachtsregisters, één in Genesis 4 en één in Genesis 5.

In Genesis 4 worden ons de Kaïnieten, in Genesis 5 de Sethieten afzonderlijk beschreven. Er is steeds tweeërlei linie; een heilige en een onheilige. De linie van Seth, de heilige linie, loopt uit op Henoch, de zevende van Adam. In hem komt de ware godsvrucht openbaar: „Henoch wandelde met God."

Lamech is de zevende uit het geslacht van Kaïn. Bij hem bereikte de goddeloosheid haar toppunt. Hij overtrof zijn tijdgenoten in hoogmoed, zinnenlust, woestheid en wreedheid (Gen. 4 : 19-24). In hem kwam de zelfzucht, de grootheid van de mens, die geen God nodig heeft, in hoge mate aan het licht. Zo vervreemdden de Kaïnieten meer en meer van God. Ze zochten het in eigen kracht en inspanning. Eigen ik en wil werden richtsnoer van hun daden.

Opmerkelijk is, dat de Sethieten heel oud werden. Seth zelf mocht 912 jaar worden. In die oude geslachten werkte een grote levenskracht. Toen Seth 105 jaar was, werd hij vader van een zoon, Enos genaamd. Kenmerkend staat daarbij aangetekend: „En in zijn tijd begon men de naam des HEEREN aan te roepen" (Gen. 4 : 26b). Met Seth bewoog ook Enos zich in de heilige linie. De naam des HEEREN aanroepen. Wat is de betekenis hiervan?

Als in het Oude Testament gesproken wordt van het „aanroepen van Gods naam", wordt daar vaak mee bedoeld de publieke eredienst. Zo in 2 Samuel 6 : 2, waarin het gaat over de ark van God, bij welke „de Naam wordt aangeroepen". Zie ook 1 Kronieken 13 : 6; Psalm 79 : 6. In Psalm 116 vers 17 staat: „Ik zal U offeren een offerande van dankzegging, en de naam des HEEREN aanroepen." Zo zal ook dit aanroepen in de dagen van Enos zijn bedoeld. Wel was er reeds de aanbidding van God, maar dat was nog niet een openlijk gebeuren. „Toen in Lamechs tent de trotse afval van de mens zich driest had uitgesproken, toen begon men ook in de geslachtslijn van Seth, bij openlijke samenkomst en godsdienstoefening, de naam Jehovah aan te roepen" (Van Ronkel). Niet in een breed uitgewerkte liturgie, maar sober en eenvoudig. Toch het begin van de openbare dienst aan God.

In Genesis 5 vers 23 treffen wij eveneens een Lamech aan. Dat was een andere Lamech dan die uit Kaïn. Hij was de zoon van Methusalach de man die 969 jaar mocht worden. Deze Lamech zingt niet het lied van zelfbewuste kracht, zoals zijn naamgenoot uit Kaïn. Deze Lamech spreekt in droefheid over: „de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft." Hij krijgt een zoon, die hij de naam Noach (d.i. „rust") geeft. „Want", zei hij, „deze zal ons troosten" (vers 29). Hij geloofde, dat er eenmaal verlossing van de vloek zou komen. In Noach verwachtte hij de vervulling van de Paradijsbelofte (Gen. 3 : 15). In die verwachting vergiste Lamech zich. Het beloofde Vrouwenzaad zou eerst eeuwen later verschijnen.

Intussen spoedde de oude wereld naar haar einde. Zij was door de algemeen heersende, God tergende goddeloosheid, rijp geworden voor het oordeel. Het zou een algemeen oordeel zijn. Want ook in het geslacht van Seth namen de wereldgezindheid en de zondedienst toe. Ook zij hebben de zuiverheid van de Godskennis niet bewaard. Zij hebben de door God geboden afzondering verbroken. Het kwam tot een vermenging van de „zonen Gods" (de Sethieten) met de Kaïnieten. Aangelokt door de schoonheid van de dochters der Kaïnieten, namen zij zich vrouwen uit allen die zij verkoren hadden. De Sethieten werden meer en meer ingewonnen voor de cultuur van de Kaïnieten. Het beslag van Gods goede geboden, maakte plaats voor materialisme en zingenot. Uit die door God verboden vermenging van de Sethieten met de Kaïnieten werden reuzen geboren: „de geweldigen, die vanouds geweest zijn, mannen van naam" (Gen. 6 : 4). Zo werd het geslacht van de gelovigen meegesleept in een wisse ondergang. Het oordeel van God was onafwendbaar. De zondvloed kwam, „door welke de wereld, die toen was, met het water van de zondvloed bedekt zijnde, vergaan is" (2 Petrus 3 : 6). Alleen de god­ vrezende en rechtvaardige Noach uit de heilige linie van Seth, bleef met zijn gezin gespaard. „Maar Noach vond genade in de ogen des HEEREN." Met Noach begon een hernieuwde geschiedenis van het menselijk geslacht. Het kwam voort uit zijn drie zonen: Sem, Cham en Jafeth en verspreidde zich over de gehele aarde.

Wij stonden stil bij de oud-Patriarch Seth. Moge zijn voorbeeld ons inspireren om in Gods kracht, ons te keren tegen de „los-van- God" beweging en de Kaïnsgeest, die in onze tijd en met name in ons land, zich zozeer breed maakt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen