Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ontsteld, maar wel biddend

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ontsteld, maar wel biddend

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

door M. Goudriaan, Lunteren '""^^'^o •

„Zijt Gij niet van ouds af de HEERE, mijn God? " Habakuk 1 : 12a

OK wanneer er twaalf zogenaamde kleine profeten zijn, heeft toch weer ieder van hen een eigen karakter. Dat geldt dan zowel van de mens, de profeet als van zijn boek. In Habakuk zien we een profeet voor ons die het bepaald niet gemakkelijk had. Zeg maar dat hij het moeilijk had met zijn volk, met zijn boodschap en daarom ook met zichzelf. We komen hem hier tegen in ontsteltenis, maar wel biddend.

Een ontsteld man

Habakuk is ontsteld door meer dan één ding. Zo is er het één en ander dat hij waarneemt in het midden van zijn volk, het volk van het verbond. Er is de ongerechtigheid in Israël. Aangrijpend is de klacht van de profeet in het begin van zijn boek: Hoe lang schreeuw ik en Gij hoort niet? Totdat er antwoord komt van de Heere. Dus tóch! Alleen is het antwoord van de HEERE waarschijnlijk anders dan Habakuk het graag wilde. De profeet gaat van de ene ontzetting tot de andere als de Heere spreekt.

Wat is het geval? De HEERE zegt: Ik verwek de Chaldeën, een snel en sterk volk. Waarschijnlijk is op het moment dat de Heere deze woorden spreekt, het volk van de Chaldeën nog maar een zwak volk, onbetekenend. Maar de HEERE zegt: Ik verwek dit volk! Ik doe het opstaan! Dat betekent niets voor Hem. Het ene volk werpt Hij neer, het andere doet Hij opstaan. Daar mogen we wel aan denken wanneer we vandaag naar het wereldgebeuren kijken.

Er zullen dingen gaan gebeuren die verba- zing en ontzetting oproepen. De HEERE zal ingrijpen op een wijze die volstrekt ongelooflijk lijkt. Dat sterke en talrijke volk zal uitzwermen over het volk als sprinkhanen. Wanneer je nu, zoals in het geval van Habakuk, geschreeuwd hebt om antwoord en de HEERE geeft dan antwoord en je krijgt zulke dingen te horen...

Zou dat toen bij Habakuk voor het laatst gebeurd zijn, dat iemand riep tot de Heere, smeekte om antwoord, maar dan een ander antwoord krijgt dan waarop gehoopt werd? Komt dat vandaag soms niet meer voor? Wel een raadselachtige weg trouwens voor Habakuk! Wat een strijd kan dat geven. In het begin van dit hoofdstuk zien we dat Habakuk het moeilijk heeft met de ongerechtigheid van zijn volk. Hij roept tot God en... krijgt te horen van een sterk volk dat als een gesel in Gods hand zal zijn. Habakuk hoopt wel vurig dat zijn volk op zijn plaats zal komen, maar dat de Heere op zo'n manier zal werken...!

Ik wil graag antwoord op mijn roepen tot God, maar dan wel zoals het mij goed lijkt. De eeuwen door zijn er mensen geweest, die hebben gesmeekt om geestelijke zegen, maar die zo heel anders verhoring vonden dan ze bedoeld hadden. Meer dan eens langs een uiterst pijnlijke weg. Soms geeft Hij zegen waarbij het lijkt alsof Hij alleen maar wil neerwerpen en de adem wil afsnijden. Kan God nu gedogen dat zo'n volk van wilde heidenen die hun eigen kracht als god aanbidden, het volk van het verbond in zijn greep zal hebben? Kan dat? Dat is dan weer een raadsel waarmee Habakuk te kampen heeft, als hij hier een grimmig, onstuimig veroveraarsvolk ziet oprijzen, een volk van levensgevaarlijke piraten die niets en niemand ontzien. Hoe is het nu eigenlijk met het werken van God? Hoe zit het nu met Zijn trouw? Is Hij niet van ouds af de HEERE?

De profeet is verbijsterd over het geweld dat tegen zijn volk uitgeoefend zal worden. Het hele volk, rechtvaardigen en goddelozen, zal moeten bukken onder de gesel van de Chaldeën. Ook dat zien we meer gebeuren in de geschiedenis van Israël. Als God het volk kastijdt, gebeurt het nogal eens dat allen getroffen worden door Zijn slaande hand. Is dat rechtvaardig? Ja! De rechtvaardigen onder het volk kunnen ook niet zeggen: wij zijn te goed om door Zijn hand getroffen te worden.

Nu zien we in dit gedeelte ook dat het volk, dat door de HEERE verwekt zal worden om Zijn volk te kastijden, zichzelf op een gruwelijke wijze zal schuldig maken. Daarom zal het ook zelf weer geslagen worden. Iets dergelijks zien we soms bij Egypte en Assyrië. De Chaldeën zullen hun eigen kracht voor hun god houden en zich zo schuldig maken aan gruwelijke afgoderij. Wat een oerzonde! Jezelf, je kracht, iets in jezelf voor je god houden. Daarop steunen. Zal de Heere dat niet bezoeken? Misschien hebt u, als u dit leest, wel heel concreet iets voor ogen: toen en toen steunde ik op mezelf en wat heeft de Heere daar Zijn ongenoegen over laten blijken! Hij gedoogt dat niet! En Hij gedoogt het zeker van Zijn kinderen niet.

Ja, ook van de Chaldeën niet trouwens. Als ze zichzelf als god vereren, is hun val nabij. Een heel indringende waarschuwing voor ons. Of zijn wij soms vrij van deze oerzonde? Deze zelfverheffing komt voor de val, vroeg of laat. Het geldt volken en mensen persoonlijk. Wat kan er al niet zijn dat ik als mijn god vereer?

Een biddend man

Waar moet Habakuk met dit alles dat hem ontstelt, blijven? Nadat God gesproken heeft van de ontzaglijke dingen die gaan gebeuren, werpt de profeet zich neer aan de voeten van de HEERE. Hij wordt temeer aangezet tot een vurig gebed. Ook nu is er voor hem weer geen andere weg dan het schuilen bij de Heere. Mannen als Habakuk kennen keer op keer de momenten dat ze niet kunnen wegblijven van de Heere. Hij werpt zich neer voor de Heere, zoekt het aangezicht van zijn God, roept Zijn heerlijke Naam aan.

Habakuk bidt. Opmerkelijk is daarbij dat de profeet helemaal gericht is op de Heere, wie Hij is, hoe Hij Zich eerder heeft geopenbaard in het midden van Israël. Anders gezegd, hij put vertrouwen uit Gods Naam, uit Gods openbaring. U mag ook zeggen: hij schept vertrouwen uit de deugden van God. Die zijn voor hem als sterren in een donkere nacht. In de omstandigheden hoeft Habakuk het niet te zoeken. Die zijn daarvoor te donker. Grond voor hoop en verwachting kan hij alleen vinden in de Heere, in de Naam van God. Dat is ook een les, nietwaar? Het kan misleidend zijn om alles af te lezen van de uiterlijke omstandigheden, naar twee kanten. Dan moet Habakuk wel tot de conclusie komen dat het voorbij is met het werk van God in het midden van Israël. En dan zou Jakob terecht hopeloos zijn: al deze dingen zijn tegen mij. En omgekeerd zou iemand uit zijn uiterlijke voorspoed kunnen afleiden dat hij de Heere mee heeft. Dan zouden de bozen die Asaf over rozen ziet gaan inderdaad God mee hebben (en dat hebben ze niet).

Habakuk klemt zich biddend vast aan de Naam van de HEERE. Wat kunnen we daaruit leren? In ieder geval dit, dat we in alle nood en dood, ook in alle geestelijke strijd bij het Woord hebben te zijn. Dat we biddend het Woord hebben te onderzoeken, omdat daarin de Heere Zijn Naam wil bekendmaken. Waar moet ik zijn als het me in de goede strijd zwart voor de ogen kan worden? Als mij toegeroepen wordt: je hebt geen heil bij God? Als mijn hart schreeuwt: o God, waar is Uw werk nu? Waar is Uw heil. Uw Christus? Dan heb ik nergens anders dan bij het Woord te zijn. Daarin maakt Hij immers bekend Wie Hij is.

Zijt Gij niet van ouds af de HEERE, mijn God? Met die paar woorden heeft Habakuk nogal wat uitgesproken. Zijt Gij niet... - met deze vraag kan het hart van God geraakt worden. Bedelaars doen met zo'n vraag een dringend beroep op de Heere, op Zijn macht en ontferming. Zult U dan niet laten zien dat U de Almachtige en Ontfermende bent? Zijt Ge niet - zo hebt U Uzelf toch doen kennen in Israël? Zo hebt U Zich toch geopenbaard aan onze vaderen? Hier raakt Habakuk biddend het hart van God op een heel tere plaats. Hier worden zijn ogen van alle omstandigheden afgetrokken en sterk gericht op de Heere.

Opmerkelijk dat de profeet hier niet begint met de omstandigheden, met de noden, met de donkerheid waarin het volk verkeert. Zou hij hier niet een betere weg gaan? Wanneer u met één of ander vastloopt vandaag, moest u maar eens beproeven of dit niet een betere weg is: bij de HEERE, bij Zijn Namen beginnen. Heere, zijt Ge niet....? Vergeet daarbij niet dat God Zijn Namen heeft uitgesproken in Christus. Wilt u weten hoe Gods Namen zijn, dan moet u zijn bij Christus! Natuurlijk is het de vraag of wij net als Habakuk de goede strijd kennen en daarin hunkeren naar het werk van de Heere.

Zijt Gij niet van ouds af de HEERE - Habakuk heeft hier iets voor zich van de onveranderlijkheid van de HEERE. Van ouds de Getrouwe. Voor de profeet is dat een machtige gedachte. U komt datzelfde tegen in meerdere Psalmen. HEERE, hebt U niet naar ons omgezien en bent U dan niet meer Dezelfde? Voor degenen die deze God leren kennen, is het een aangrijpende zaak dat het bij Hem niet vandaag ja en morgen nee is. Dat Christus niet vandaag mensen in Zijn handen trekt om ze morgen van Zich af te stoten. Dat Hij niet vandaag een werk begint om het morgen te laten zitten. En dat is nu juist een geweldige strijd voor Habakuk: HEERE, U laat toch Uw werk onder ons niet ondergaan? Dat zou voor de profeet het allerergste zijn. Kunt u dat hem nazeggen? Kunt u daar inkomen dat de profeet daar zo mee loopt en dat het hem op de knieën werpt?

De onveranderlijkheid van God mag overdacht worden, wanneer er onderweg zulke dorre en geesteloze tijden aanbreken. Misschien zegt u vandaag wel: het is anders geweest bij me. U zou de woorden van Habakuk eens kunnen overwegen: zijt Gij niet van ouds af de HEERE? Hij is het Die onverdiend, in pure genade omzag naar Is­ raël en boven bidden en denken verlossingen werkte. HEERE, bent U dan niet meer Dezelfde?

De HEERE, mijn God - te midden van alle strijd licht het levend geloof zich op in het hart van Habakuk. Ondanks alle vragen en raadsels en noden, hoewel de gedachten van de HEERE oneindig veel hoger zijn dan die van de profeet. Nochtans klemt de man zich vast aan de Heere, geleid door het Woord en door de Geest. Gij zijt het en Gij alleen, mijn God! Met deze belijdenis schuilt hij weg bij de Heere. Het levend geloof wordt soms het meest gesterkt en geoefend in de strijd als de uiterlijke omstandigheden het donkerst zijn. Bent u thuis in deze oefeningen? Dan weet u er iets van om alleen de Heere over te houden als er zoveel uit handen geslagen wordt voor het aangezicht van de Heere. Toch is het zo goed, want zo wordt Hij al groter!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 2002

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Ontsteld, maar wel biddend

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 2002

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's