Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jona (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jona (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSE FIGUREN

door H. Hartman, Ridderkerk

(boek Jona; Mattheüs 12 : 39-41; 16 : 4; Lukas 11 : 32)

IJ het bezien van wat ik over Jona in de Bboekenkast heb staan, bleek mij, dat er over deze profeet veel is gemediteerd. Ook heeft menig predikant over Jona vervolgpreken gehouden. Bekend in dit verband zijn de vijftien preken, die de vroeger zo bekende ds. D.A. van den Bosch in Den Haag hield. Ze werden uitgegeven onder de veelzeggende titel: „Jona, gij en ik". Deze „Haagse Spurgeon" wist velen te boeien.

Ook, de eveneens alom bekende, ds. Jac. van Dijk, schreef twee meditaties over Jona. Ze zijn te vinden in zijn Bijbels Dagboek: „Uw vreugde tegemoet". In één ervan gaf hij aandacht aan: , Jona, gij en ik". Hij schreef er over: „Iemand die iets gaat zeggen over Jona, moet dit boek maar in de kast zetten, want het is onmogelijk om niet hele stukken te citeren". En ook dit: „Op tal van kansels in ons vaderland spreekt Ds.Van den Bosch nog, nadat hij gestorven is".

Na deze inleiding gaan wij ons bezighouden met Jona zelf. Het verhaal van Jona in de walvis is zeer bekend. Wie heeft er nooit over gehoord? Zelfs is het begrip „jonassen" ontstaan. Het wordt in een woordenboek van de Nederlandse Taal omschreven als: „iemand aan armen of benen of in een deken, horizontaal houden en dan opwippen en weer opvangen onder het zingen van: Toen Jonas in de walvis zat, van één, twee, drie". Deze, zo wijd verspreide kennis, is uiteraard erg oppervlakkig. Toch wel nodig iets meer over deze legendarische figuur te weten te komen. De gelegenheid daartoe wordt u bij deze geboden. Tolle lege. Neem en lees!

Jona betekent: „duif". Gezien zijn optreden later tegen Ninevé, allesbehalve een vredesduif. Hij was de zoon van Amittai uit Gath- Héfer, gelegen bij Nazareih. Jona leefde in de dagen van koning Jerobeam II (787-744) en moet dus een tijdgenoot zijn geweest van de profeten Hosea, Amos en Jesaja. Deze Jerobeam was even goddeloos als zijn voorganger Jerobeam I. Onder zijn bewind vierde de ongerechtigheid hoogtij, men diende de Baals, er was de kalverdienst te Bethel. Het gevolg was, dat 52 jaar na Jerobeam II, zijn volk in ballingschap naar Assyrië werd gevoerd. Het is te vrezen, dat de profetische arbeid van Jona onder Israël weinig heeft uitgewerkt.

Het boek Jona behoort tot de twaalf zoge- naamde kleine profeten, zulks in tegenstelling met de grote: esajajeremia, Ezechiël en Daniël. Opmerkelijk is, dat in het boek Jona geen profetiën voorkomen. Hij wordt er ook geen profeet in genoemd. Het is een verhaal over de wondere gebeurtenissen die Jona heeft meegemaakt. Wel heeft zijn geschrift een profetische strekking. Gods macht en genade wordt erin gepredikt. En aan het onbekeerlijke Israël wordt het beschamend voorbeeld van Ninevé voorgehouden. De Heilige Schrift deelt over de arbeid van Jona als profeet weinig mee. Alleen in 2 Koningen 14 : 25 lezen we ervan. Daar heeft Jona voorzegd, dat het grondgebied van de tien-stammen zou worden uitgebreid. Deze kwam tot stand onder Jerobeam II. En later heeft Jona geprofeteerd tegen de stad Ninevé. Zijn oordeelsprofetie was in acht woorden samengevat: „Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd".

Toegekomen aan het boek Jona, worden wij daarin geconfronteerd met:

1. Een mislukte vlucht

„En het woord des HEEB^N geschiedde tot Jona, de zoon van Amittai, zeggende: Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé, en predik tegen haar; want hunlieder boosheid is opgeklommen voor mijn aangezicht". Dat is het bevel van God tot Jona. Ninevé, de hoofdstad van Assyrië, was in die tijd de voornaamste stad van de gehele heidenwereld. Rees in Genesis 10 : 11-12, wordt ze genoemd. Na haar verwoesting in het jaar 612, heeft men veel later door opgravingen (o.a. in 1842- 1844) de oude wereldstad teruggevonden. Het moet een machtige stad zijn geweest met vele paleizen en schitterende tuinen. Stevig gebouwd, was ze omgeven door kolossale muren, hoog en zeer breed. Door 15 poorten kon men, de aan de oevers van de Tigris gelegen stad, binnenkomen. Imponerend waren ook de 1500 torens op de muren, die de stad moesten beschermen. Op grond van het feit, dat er 120.000 kleine kinderen woonden, heeft men het aantal inwoners geschat op ongeveer twee miljoen. Trouwens de mededeling in Jona 3:3, dat men drie dagen nodig had om Ninevé te doorkruisen, wijst er op, dat de stad zeer groot was. Deze enorme stad was ook groot in goddeloosheid. Ze was volgens de profeet Nahum, de bloedstad, vol leugen, vol van verscheuring, zonder ophouden rovende. , , Wee der bloedstad, die gans vol leugens en verscheuring is! De roof houdt niet op" (Nahum 3:1). Zoals we reeds memoreerden, werd haar, door Nahum voorzegde ondergang, in 612 een feit.

Welnu... tegen deze grote, heidense stad moet Jona gaan prediken. Haar het oordeel van God aanzeggen. Maar Jona wil dat niet! Hij legt de opdracht van zijn Zender naast zich neer. Hij weigert dienst en slaat op de vlucht. De koers die hij kiest, is precies tegenovergesteld aan die God hem wees. Hij moest naar het Oosten, maar ging naar het Westen: „van het aangezicht des Heeren" (Jona 1:3). Waarom deed hij dit? Volgens sommige uitleggers uit vrees. Er was grote moed voor nodig om in zulk een grote en vijandige stad het oordeel van God aan te zeggen. Jona is ook de eerste en enige profeet in Israël, die zulk een opdracht kreeg. Men zou hem de eerste heiden-zendeling kunnen noemen. Meer aannemelijk is de opvatting van anderen, dat zijn weigering voortkwam uit zijn streng joodse overtuiging, dat God alleen de God van Israël, het Bondsvolk, was. Aan de heidenen had men geen boodschap. Een enghartigheid, die in Israël geleid heeft tot het farizeïsme. Dit farizeïsme is nog niet geheel uitgestorven. Ook nu nog zijn er lieden, die het heil wiUen reserveren voor de eigen groep, het eigen kerkje en die, wat daar buiten valt, eenvoudig afschrijven.

Niet naar Ninevé gaat Jona, maar naarTarsis, een Phoenesische kolonie in het Zuid-Westen van Spanje. In Jaffo Qoppe) boekt hij passage op een schip dat naar Tarsis gaat. Hij daalt neer in het schip en gaat slapen. Dacht Jona dat hij God kon ontvluchten? Wist hij, die straks blijk zal geven goed thuis te zijn in het Psalmboek, niet, dat in Psalm 139 de dichter zegt: , , Waar zou ik heengaan voor uw Geest, en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht? ".

Wat doet de Heere? Straft Hij de deserteur met de dood? Neen... Hij roept Jona tot de orde! Hoe? Leest u maar mee: „Maar de HEER^ wierp een grote wind op de zee, en daar werd een grote storm in de zee, zodat het schip dreigt te breken." (Jona 1:4). De wind steekt op. Een geweldige storm zweept in orkaankracht het onstuimige water hoog op. Het schip dreigt te breken! Zulk noodweer hebben de zeelieden nog nooit meegemaakt. Ze stellen alles in het werk om het schip te behouden. Ze kiepen de kostbare lading (men denkt aan: Sidonische purper. Damascener weefsel en kostbare olijfolie en goudstof) overboord en roepen hun verschillende goeden aan om uitkomst. Met grote moeite krijgt de kapitein de slapende Jona wakker. Hij vraagt hem tot zijn God te bidden. Diep beschamend... de vrome Israëliet, de dienaar van God, moet door een heiden tot bidden worden aangespoord! We lezen niet dat Jona gebeden heeft. Wie voor God vlucht, zoekt ook geen contact met Hem. Er moet, zo denken de zeelieden, een bijzondere reden zijn voor zulk een uitzonderlijk noodweer. Er moet een schuldige aan boord zijn. Men besluit door loting uit te maken, om wiens wil dit onheil hen overkomt. Onder Gods bestuur valt het lot op Jona (Spreuken 16 : 13). Hij wordt scherp ondervraagd en Jona legt nu een volledige bekentenis af. Hij belijdt een Hebreër te zijn, die de HEERE vreest, de God des hemels, die de zee en het droge gemaakt heeft. Ontzet bedenken de zeelieden hoe het mogelijk is voor zulk een God te willen vluchten. Jona biedt zichzelf ten offer aan (vers 8-12). „En hij zeide tot hen: neemt mij op en werpt mij in de zee, zo zal de zee stil worden..." Bewogen met het lot van Jona, trachten zij hem te sparen. Tevergeefs: „want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger..." Het lukt hen niet het schip door de golven naar het land te sturen. Ze smeken Jona om vergiffenis en werpen hem in de kolkende zee. En, ongelofelijk, terstond ging de storm liggen. De zee werd stil. De bemanning brengt de Heere slachtoffers en belooft geloften. Volgt nu Gods straf? Komt Jona in de golven om?

Integendeel... God treedt reddend toe. Hij weet zijn profeet te bewaren ook in de diepte van de zee. Door zijn wondervoUe beschikking wordt Jona ingeslokt door een grote vis, waarschijnlijk een haai of potvis. God bewaart Jona in de vis. Drie dagen en drie nachten is de buik van de vis zijn weinig aantrekkelijke verblijfplaats. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 2003

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Jona (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 2003

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's