Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lezen in de ’Institutie’ van Johannes Calvijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lezen in de ’Institutie’ van Johannes Calvijn

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

BLOEMLEZINGEN UIT DE KERKGESCHIEDENIS

^l door R Vermeer, Epe

De vorige keer gaven we wat gedachten van Calvijn door over de goede engelen. In hoofdstuk 14 van boek I schrijft hij over deze gedienstige hemelgeesten. Het is ook goed om te luisteren naar wat hij zegt over de gevallen engelen: de duivelen. Leidinggevende theologen ontkennen het bestaan van zulke boze geesten. Toch hebben ze daarin de Schrift niet mee. Integendeel. Het doet daarom heel weldadig aan om naar een theo- loog te luisteren die de Schrift voluit ernstig neemt. Want als er één Schrifttheoloog was, dan wel Calvijn! Daarin ligt ongetwijfeld zijn kracht en daarom heeft hij ook ons nog zoveel te zeggen. Als hij over de duivelen gaat schrijven in hoofdstuk 14, par. 13, begint hij als volgt:

'Wat de Schrift aangaande de duivelen leert, IS bijna steeds hierop gericht dat wij vol opmerkzaamheid zullen zijn om ons te hoeden voor hun listen en lagen. En ook om onszelf met wapenen toe te rusten, die sterk en krachtig genoeg zijn om zulke machtige vijanden te verjagen. Want wanneer satan de god en overste van deze wereld genoemd wordt en van hem gezegd wordt dat hij is een sterke gewapende, een geest die macht heeft over de lucht, en een briesende leeuw (2 Cor. 4:4; Joh. 12:31; Matth. 12:29; Ef 2:2; 1 Petr. 5:8), dan dienen die omschrijvingen tot niets anders dan dat wij voorzichtiger en waakzamer zullen zijn en ook bereidvaardiger om de strijd te aanvaarden. En dat wordt soms ook uitdrukkelijk te kennen gegeven. Want nadat Petrus gezegd heeft dat de duivel omgaat als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden, voegt hij onmiddellijk daaraan de aansporing toe, dat wij hem door het geloof krachtig zullen weerstaan. En wanneer Paulus vermaand heeft (Ef. 6:12) dat wij de strijd niet tegen vlees en bloed hebben maar tegen de overheden der lucht, beveelt hij direct daarop de wapenen aan te doen die geschikt zijn voor een zo grote en gevaarlijke strijd. Daarom moeten ook wij, nu we gewaarschuwd zijn, alles hierop richten dat een vijand ons voort­ durend belaagt, en wel een vijand vastberaden in vermetelheid, zeer sterk in krachten, zeer listig in bedrog, onvermoeibaar in ijver en snelheid, rijk voorzien van allerlei krijgstuig en door krijgskennis slagvaardig. Laten wij, zeg ik, alles hierop richten dat wij ons niet door zorgeloosheid of lafheid laten overmeesteren, maar met opgeheven en opgewekt gemoed de voet tegen hem schrap zetten om hem te weerstaan. En aangezien deze krijgsdienst slechts met de dood eindigt, laten we onszelf aansporen om te volharden. Maar laten we vooral, ons van onze zwakheid en onervarenheid bewust, Gods hulp inroepen en niets ondernemen dan vertrouwend op Hem. Want Hij alleen is het, die raad en kracht en moed en wapenen geeft.'

Calvijn onderschat deze zo gevaarlijke tegenstander dus niet. Hij wijst erop dat we maar niet met één tegenstander te maken hebben, maar met grote troepen duivelen. In Lucas 8:30 wordt zelfs gezegd dat een heel legioen duivelen bezit genomen had van één mens! Duidehjk leert de Schrift dat de duivel de grote tegenstander van God en mensen is. Calvijn zegt naar aanleiding daarvan:

'Ook dat hij overal de tegenstander van God en ons genoemd wordt, moet ons aanvuren tot een voortdurende strijd met de duivel. Want als de eer van God ons ter harte gaat, zoals behoort, moeten wij met aUe kracht ingaan tegen hem die het toelegt op de uitdoving daarvan. Indien wij tot de verdediging van het rijk van Christus bezield zijn, zoals het behoort, moeten we noodzakelijk in een onverzoenlijke oorlog zijn met hem die samenzweert tot de vernieling van dat rijk.Wederom, indien er enige zorg voor ons eigen heil in ons is, mogen we geen vrede noch wapenstilstand hebben met hem die voortdurend lagen legt tot ons verderf.'

Gods kerk op aarde is dus de strijdende kerk op aarde. Altijd moet ze op haar hoede zijn, want de vijand sluimert of slaapt niet. Ook de duivel is door God geschapen. Dat hij echter zo'n boze natuur heeft, komt niet omdat God hem zo schiep. Zijn boze aard komt door een bederf van zijn eerst goede natuur. Het kwaad is Gods goede schepping dus binnengedrongen. Calvijn zegt over de boze natuur van de duivel het volgende:

'Maar hoewel de duivel door God geschapen is, moeten wij toch bedenken dat de boosheid die wij aan zijn natuur toekennen, niet haar oorsprong heeft uit de schepping maar uit bederf. Want al het verdoemelijke dat hij heeft, heeft hij zich door zijn afval en zijn val op de hals gehaald. Hierop wijst de Schrift ons, om te voorkomen dat wij, door te geloven dat hij zo van God voortgekomen is, aan God Zelf toeschrijven wat Hem geheel en al vreemd is. Daarom zegt Christus (Joh. 8:44) dat de satan, wanneer hij leugen spreekt, uit zijn eigen aard spreekt. En hij geeft de reden erbij: omdat hij in de waarheid niet staande is gebleven.'

Deze vader der leugen stond oorspronkelijk dus wel in de waarheid, maar viel daaruit. De duivelen waren in den beginne goede engelen Gods. Door ontaarding hebben ze zichzelf bedorven en zijn voor anderen werktui­ gen van verderf geworden. Zij hebben hun eerst zo heerlijke woonstede zelf verlaten.

Soms lijkt het wel alsof de duivel zo ongeveer almachtig is. De Schrift leert echter heel duidelijk dat satan niets kan doen buiten de wil en toestemming van God om. Calvijn wijst hier ondermeer op de geschiedenis van Job. Ook satan is onder de macht van God! Gelukkig maar. Het is zelfs zo dat de duivel tegen zijn wil aan God z'n diensten moet bewijzen. Ook de duivelen kunnen zich niet aan Gods bestuur onttrekken:

'Verder, omdat God de onreine geesten, naar het Hem belieft, hierheen en daarheen buigt, regelt Hij dit bestuur zo, dat zij de'gelovigen oefenen in de strijd, met listen overvallen, met aanvaUen verontrusten, door strijd in het nauw brengen, dikwijls ook afmatten, in verwarring brengen, beangst maken en soms wonden, maar nimmer overwinnen of ten onder brengen.'

ledere gelovige zal deze dingen herkennen. Intussen kunnen deze geweldenaars uit de afgrond heel wat verdriet en last bezorgen. Vandaar de vele aansporingen in de Schrift om de boze geesten te weerstaan:

'Wat de gelovigen aangaat, omdat ze door zulke vijanden verontrust worden, vernemen zij deze aansporingen: "Geeft de duivel geen plaats"(Ef. 4:27); "Uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden; dewelke wederstaat, vast zijnde in het geloof"(l Petr. 5:8), en dergelijke. Paulus bekent dat ook hij niet ongedeerd is gebleven van dit soort strijd, wanneer hij schrijft dat hem als een niiddel om zijn hoogmoed te bedwingen een engel des satans gegeven is om door die te worden vernederd ( 2 Cor. 12:7).Alle kinderen van God hebben dus deze oefening gemeen. Omdat echter de belofte aangaande de vermorzeling van satans kop (Gen. 3:15) op Christus en al Zijn leden gemeenschappelijk betrekking heeft, daarom beweer ik dat de gelovigen nooit door hem overwonnen of ten onder gebracht kunnen worden. Zij worden wel vaak beangst, maar niet zo ontmoedigd of zij herstellen zich weer. Zij vallen terneer door de heftigheid van de slagen, maar worden daarna weer opgericht. Zij worden gewond, maar niet ten dode. Tenslotte, zij zijn op de ganse loopbaan van hun leven zo in kommer, dat zij op het einde de overwinning behalen.'

Dus voortdurend strijd. Overwinningen en nederlagen.Vaak lijkt het een verloren strijd te worden, maar uiteindelijk ligt de kroon der overwinning gereed. In ons Hoofd is deze overwinning altijd al volkomen geweest, in de gelovigen, die Zijn leden zijn, is het alles ten dele. Totdat ook voor hen eens de volkomenheid aanbreekt en zij aUen vol van de Heilige Geest zullen zijn.Waar Christus Zijn koninkrijk opricht, gaat satan met zijn rijk te gronde!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 2004

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Lezen in de ’Institutie’ van Johannes Calvijn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 2004

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's