Het getuigenis van een ooggetuige
MEDITATIE
Die geen zonde gedaan heeft, en er is 'geen bedrog in Zijn mond gevonden; Die, als Hij gescholden werd, niet wederschold, en als Hij leed, niet dreigde; maar gaf het over aan Dien, Die rechtvaardiglijk oordeelt. 1 Petrus 2 : 22 en 23; lees Marcus 14 : 53-65
Voor deze lijdensmeditatie nemen we de tekst uit 1 Petrus. De schrijver van deze briefis Simon Petrus, discipel van Christus en later Zijn apostel. Petrus was een gelovige van uitersten. Nu eens zien we hem staan op een eenzame geloofshoogte, hoogte in het licht, dan weer zien we hem gaan door het donkere dal van ongehoorzaamheid. Hij is ook ooggetuige geweest van het lijden en sterven van Christus. Vanuit zijn getuigenis zoals we dat vinden in 1 Petrus 2 : 22 en 23 willen we overzien wat Marcus 14 : 53-65 vertelt over de Christus en Zijn lijden.
De zondeloze Christus
In Marcus 14 : 53 vv treffen we Petrus aan in de zaal van de hogepriester Kajafas. Petrus was op veilige afstand de bende gevolgd, die Jezus gevangen had genomen in de hof In de vroege morgen werd de gebonden Christus voor de Joodse Hoge Raad geleid. Nu was Jezus in hun macht! Op zich was het niet zo verstandig van Petrus om de zaal van de hogepriester binnen te gaan. Ook hij had haastig de benen genomen toen de Heere Zich liet arresteren. Dat had hem kunnen leren dat ook hij maar een zwakke gelovige was en dat hij zich daarom beter maar niet op plaatsen kon wagen waar opnieuw z'n geloof beproefd zou kunnen worden. De Heere was wel klaar voor Zijn werk, maar Petrus was echt niet opgewassen tegen nieuwe verzoekingen. Toch ging hij zich opnieuw in gevaar begeven en plaveide zo zelf de weg die zou leiden tot zijn vreselijke val. Want het is toch vreselijk om de Heiland te verloochenen onder vloeken en eden. Terwijl de Heere zou belijden de Christus te zijn en daarvoor ter dood worden gebracht, zou Petrus verloochenen een ware christen te zijn om daarmee het vege lijf te redden! We zijn dus gewaarschuwd. Wie met vuur speelt, zal door vuur vergaan als God het niet verhoedt. Sterker dan Petrus zijn we toch niet. Laten we daarom de plaatsen van de verzoeking mijden als de dood.
Ongetwijfeld heeft Petrus bij het schrijven van zijn brief aan deze dingen teruggedacht. Wat heeft hij op de leerschool van Christus toch veel moeten leren. Telkens als hij terugdenkt aan het leven dat achter hem ligt, moet hij zich schamen over zijn zonde van de verloochening. In gedachten ziet Petrus de Heere nog staan voor de Hoge Raad. Het ging er heet aan toe, dat had hij wel in de gaten gekregen toen hij zich warmde bij het vuur. De Raad had valse getuigen opgeroepen, want zij zochten gelegenheid om de Heere te doden. Ze probeerden de Heere van een halsmisdaad te beschuldigen, maar niets wat ze in het veld brachten haalde het.
Het brak alles stuk op de heerlijke waarheid die Petrus in de tekst als volgt onder woorden brengt: Die geen zonde gedaan heeft, en er is geen bedrog in Zijn mond gevonden. ledere leugen loopt op Christus, de Rots der waarheid te pletter. Ja, Petrus weet het nog goed: de Heere zweeg bij al die valse aanklachten. Hij hoefde Zich niet ertegen te verweren, want ze waren de één na de ander nietig. Heel fel had daarop de vraag van de hogepriester geklonken: Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende? Pas toen had de Heere Zijn stilzwijgen doorbroken en geantwoord: Ik ben het. En dat was naar waarheid. Petrus weet dus wel wat hij doet als hij schrijft: Die geen zonde gedaan heeft, en er is geen bedrog in Zijn mond gevonden. Men heeft de Heiland van zonde willen betichten en uit Zijn mond zoeken te bejagen wat niet recht zou zijn, maar tevergeefs.
Nu zo'n Zaligmaker betaamt ons: eilig, onschuldig, zonder zonde. Jesaja had al geprofeteerd dat de Heere bij de rijke in Zijn dood zou zijn, 'omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is' (Jes. 53 : 9b). Jesaja leefde vele eeuwen vóór de komst van Christus, Petrus mag erop terugzien. De apostel citeert dit oude profetenwoord in het verband van zijn oproep aan z'n medechristenen om toch na te volgen de voetstappen van Christus, Die voor ons geleden heeft en Zijn voorbeeld ons naliet. Nee, zonder zonde is geen enkel kind van God. Alleen Christus was zonder zonde. Hij zondigde ook met Zijn tong niet. Met ootmoed zal Petrus hieraan hebben gedacht. Wat een pijn bij de herinnering aan wat hij, discipel van Christus, wel met z'n tong had uitgesproken toen ook hij zich moest verantwoorden in die zaal van de hogepriester. Tot driemaal toe! Nog hoorde hij hoe het hanengekraai de stilte van de nacht doorsneed. Maar dan tóch door Gods genade te mogen strijden tégen de zonde, ook die van de tong. Daartoe wil de Heere ook ons roepen. Wie in die strijd komt, ontdekt tot z'n grote smart en droefheid dat de tong een niet te bedwingen kwaad is. Wat ligt er dan een troost in de woorden die Petrus schreef: ie geen zonde gedaan heeft, en er is geen bedrog in Zijn mond gevonden. In déze fontein werpt Gods kind in het geloof al z'n vuile zonden. Ook die van de tong. Want waar wij vallen, zelfs dagelijks, daar bleef Christus staande. Plaatsbekledend. Zalig wie in Hem gelooft.
De zachtmoedige Christus
In gedachten zien we de in de leerschool van het lijden geoefende apostel gebogen zitten boven z'n brief En opnieuw vloeien hem woorden uit de pen die veel te denken geven: Die als Hij gescholden werd, niet weder schold, en als Hij leed, niet dreigde. Het leven van de Meester komt Petrus weer helder voor de geest. Ook wat gebeurde in de zaal van de hogepriester. Het ligt nog vers in z'n geheugen wat hij, discipel van Christus daar toen hoorde en zag. Om zo te zeggen, de hel brak los toen de Heere aan Zijn belijdenis nog toevoegde: En gijlieden zult de Zoon des mensen zien zitten ter rechterhand der kracht Gods, en komen met de wolken des hemels. Het was een laatste waarschuwing geweest aan Zijn kerkelijke rechters, die feilloos begrepen dat de Heere hiermee aanspraak maakte op de eer God te zijn. Alleen Gód komt immers met de wolken des hemels. Die Joodse leiders hadden zich wel de eer aangemeten om rechters van Christus te zijn, maar straks zouden ze zelf als aangeklaagden voor Hem als hun hemelse Rechter staan in een gericht waar geen valse getuigen worden gehoord... Nee, de lijdende Christus dreigde Zijn rechters niet, maar waarschuwde een laatste keer uit de liefde van Zijn hart. Het was niet als verwensing bedoeld of aankondiging van het oordeel, maar een laatste oproep tot bekering: Och, of gij ook bekendet, ook nog in deze uw dag, hetgeen tot uw vrede dient! Wat een lijden! Wat een liefde! Nog hoort Petrus de hogepriester roepen: Godslastering! Wat hebben wij nog getuigen van node? We hebben het zelf uit Zijn mond gehoord! Eenparig verwees de Raad Jezus daarop ter dood.
Wat doet de herinnering Petrus pijn. Ja, hij was erbij, maar had geen woord van protest gesproken. Wat er toen gebeurde was vreselijk. Men begon de Heere te bespugen. Zijn bedekt gelaat met vuisten te slaan en riep: Profeteer! Anderen gaven Hem kinnebakslagen. Als duivels waren ze over Hem heen gevallen. Hun kerkelijke waardigheid hadden ze vergeten. En de Heere? Hij had hen stil laten begaan. Hoe zachtmoedig handelde Hij met hen, ofschoon Hij met één woord allen had kunnen verderven. Ze mochten hun gang gaan en zo het ware gelaat laten zien van alle eigengerechtigde godsdienst. De Zachtmoedige liet Zich bespugen, lasteren, bespotten en slaan. Ja, in die zaal van Kajafas hadden de Joodse leiders echt de vrome schijn afgelegd. Christus dwingt je altijd weer tot een keuze. Voor of tegen. Petrus ziet het alles weer helder voor zich als hij schrijft: Die, als Hij gescholden werd, niet weder schold, en als Hij leed, niet dreigde.
Ook hierin heeft de Heere ons een voorbeeld nagelaten. We zijn vaak van die heethoofden. Wee degene die ons te na komt! Ook Petrus kon daarover meepraten. Trok hij niet het zwaard in de hof? We hebben zo gauw onze tegenmaatregelen en onze wraakacties klaar. En wat wordt er gescholden, en teruggescholden, in woord en geschrift, helaas ook op kerkelijk erf Het is een bijzondere genade als de Heere ons zachtmoedig maakt en we het onrecht leren verdragen dat anderen ons aandoen. Ieder kind van God wordt door de Heere zachtmoedig gemaakt, naar het beeld van Christus gevormd, maar op aarde hebben zelfs de heiligste kinderen van God nog maar weinig van deze zachtmoedigheid. Een christen moet zich in zachtmoedigheid oefenen en wel in de navolging van Christus. Van Hem lezen we in de tekst: maar gaf het over aan Dien, Die rechtvaardiglijk oordeelt. Hij was niet uit op wraak. Aan het kruis nog bad Hij voor Zijn vijanden. Ook over Kajafas c.s. liet Hij geen vuur van de hemel vallen, maar legde alles in de handen van God. God toch oordeelt naar recht, bij Hem is de zaak van Zijn kinderen in goede handen. Daarom roept Christus ons op om het kruis dagelijks op ons te nemen en Hem na te volgen. Op die weg leert men het onrecht dat anderen aandoen over te geven in de handen van God. Dan roept men niet meer om wraak op, maar bidt men om vergeving voor z'n vijanden. U en ik, wij moeten van Christus leren dat Hij zachtmoedig is en nederig van hart, en Zijn voorbeeld navolgen. Pas dan zal ons leven zijn tot eer van God.
P. Vermeer, Wilsum (D)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 2005
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 2005
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's