Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Apostolische Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Apostolische Geloofsbelijdenis

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSLEER

Inleiding

Met u hebben we als redactie van het Gereformeerd Weekblad in het vorige kalenderjaar stil gestaan bij de Tien Geboden. Hoe wijd vertoonde zich daarbij aan ons Gods gebod. In de komende tijd willen we met u gaan nadenken over de Apostolische Geloofsbelijdenis, ook wel het Apostolicum of Apostolisch symbool of de 12 artikelen des geloofs genoemd. Deze geloofsbelijdenis is ons allen goed bekend. In onze kerken kregen de artikelen immers een plaats in de eredienst om het gemeenschappelijk geloof te belijden. Ook in verschillende kerkelijke formulieren worden de Artikelen genoemd of wordt naar ze verwezen. In het formulier voor de kinderdoop bijvoorbeeld luidt de tweede doopvraag: 'Ten andere, of gij de leer, die in het Oude Testament, en in de Artikelen van het Christelijk geloof begrepen is, en in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt, niet bekent, de waarachtige en volkomen leer der zaligheid te wezen? ' En in het formulier om het Heilig Avondmaal te houden wordt in het gebed na het Onze Vader het ongetwijfeld Christelijk geloof beleden met de woorden van deze Artikelen. We lezen daar: 'Wil ons door dit heilig Avondmaal sterken in het ongetwijfeld Christelijk geloof, waarvan wij belijdenis doen met mond en hart, sprekende: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, enz.'^t komen de Artikelen eveneens tegen in vele catechismussen waaronder de onze. Ze kregen er een belangrijke plaats met het oog op het onderricht in de leer der zaligheid aan (jeugdige) leden der kerk. Het is niet teveel gezegd dat de 12 Artikelen des geloofs de eeuwen door een krachtige hulp zijn geweest om in de prediking en catechese de kern van het bijbelse belijden op eenvoudige en heldere wijze te vertolken. De zegen die ze hebben verspreid kan moeilijk worden overschat. Aangezien ons blad dienstbaar wil zijn aan de opbouw en onderhouding van het geestelijke leven leek het ons als redactie dienstig aan onze lezers en lezeressen ook uit deze rijke schat der eeuwen het één en ander door te geven. Vooraf willen we ingaan op de vraag hoe deze geloofsbelijdenis tot stand kwam en met welk doel ze werd opgesteld.

Een oude legende

Het is wel zeker dat de Apostolische Geloofsbelijdenis een heel oude kerkelijke belijdenis is. Grondvormen ervan vinden we al in de tweede eeuw. Toch is het moeilijk vast te stellen wanneer precies de vorm werd bereikt zoals wij die nu kennen en gebruiken, de zogenaamde textus receptus, de algemeen aanvaarde tekst. Moeten we misschien denken aan de zesde eeuw? Het duurde in ieder geval tot het eind van de achtste eeuw voordat deze in de Westerse Kerk nu algemeen aanvaarde tekst zich definitief wist door te zetten. Vroeger dacht men wel dat de artikelen teruggaan op de twaalf apostelen zelf. De aanduiding 'Apostolisch' schijnt dat ook te suggereren. In werkelijkheid blijkt dit een legende te zijn. Toch is ze wel de moeite van het vertellen waard. We willen u haar dan ook niet onthou­ den. Het zou als volgt zijn gegaan. Na de uitstoring van de Heilige Geest op die zo gedenkwaardige Pinksterdag in Jeruzalem stonden de twaalf apostelen voor de grote opdracht om de wereld in te gaan en het Evangelie te vertolken aan de volken. Zo luidde immers de opdracht van Christus. Gaat dan heen, onderwijst al de volken... Welnu, op die bewuste Pinksterdag zelf of kort daarna stelden de twaalf apostelen samen deze geloofsbelijdenis op. Ze deden dit om er zeker van te zijn dat ze allen dezelfde leer zouden blijven brengen na hun uiteengaan. Ze moesten immers de wijde wereld intrekken om het Evangelie te verkondigen aan de volkeren, de een hierheen, de ander daarheen. Het ging hun dus om de eenheid van het onderwijs. Ze moesten allen hetzelfde blijven zeggen. Petrus, geïnspireerd door de Heilige Geest, begon: 'Ik geloof in God de Vader, de Almachtige.' Andreas (volgens anderen Johannes) vervolgde: 'En in Jezus Christus, Zijn Eniggeboren Zoon, onze Heere'.

Jacobus voegde daaraan toe: 'Die ontvangen is van de Heilige Geest'. Daarna kwam Johannes (volgens anderen Andreas): 'Die geleden heeft onder Pontius Pilatus', gevolgd door Filippus: 'Nedergedaald ter helle'. Thomas vervolgde daarna met: 'Ten derde dage opgestaan uit de doden', enzovoort. Mattheüs voltooide het werk met de woorden: 'het eeuwige leven. Amen.' Het is maar een legende. Toch verklaart ze heel mooi de op zich toch wel wat willekeurig aandoende verdeling in 12 Artikelen.

Een lang leven

Bovengenoemde legende is oud en heeft ook een lang leven gehad. Al aan het einde van de vierde eeuw maakt een zekere Rufinus van Aquileia melding van de volgens hem toen al oude traditie om de 12 Artikelen aan de twaalf apostelen zelf toe te schrijven. Ook de grote kerkvader Ambrosius (ca. 339-397), bisschop van Milaan en leermeester van Augustinus, was de mening toegedaan dat de Artikelen rechtstreeks van de twaalf apostelen komen. Tot in het midden van de zeventiende eeuw toe bleef deze opvatting de gangbare in zowel het rooms-katholieke als het protestantse christendom. De Lutherse bisschop Grundtvig uit Denemarken was zelfs van mening dat niet alleen het Onze Vader maar ook de 12 Artikelen op Christus Zelf teruggaan. Hij zou ze aan Zijn discipelen hebben gegeven in de tijd tussen Zijn opstanding en hemelvaart. Deze in 1872 gestorven theoloog huldigde daarbij de wel heel bedenkelijke opvatting dat de Apostolische Geloofsbelijdenis als grondslag der kerk nog fundamenteler zou zijn dan de Heilige Schrift!

Toch waren er al in de tijd van de Reformatie theologen die minder overtuigd waren van de juistheid van de legende. Calvijn bijvoorbeeld rekende wel met de mogelijkheid dat de Artikelen rechtstreeks van de apostelen komen, maar hij plaatste er in zijn Catechismus toch een kanttekening bij. In antwoord op de vraag wat de hoofdsom van onze kennis van God is, zegt hij: 'Die is vervat in de belijdenis van het geloof, of liever in het belijdenisformulier, dat alle Christenen onderling gemeen hebben. Men noemt die gewoonlijk de Apostolische Geloofsbelijdenis, die van het begin der kerk af altijd onder alle godvruchtigen is aangenomen, en die of uit de mond van de apostelen is ontvangen, dfuit hun geschriften samen gelezen' (cursivering van mij). Het zou volgens Calvijn dus heel goed kunnen zijn dat de Artikelen door anderen dan de apostelen zijn opgesteld. Na hem hebben vooraanstaande theologen op reformatorisch erf (Vossius, Rivetus, Voetius e.a.) duidelijk aangetoond dat het hier echt om een legende gaat. Toch is deze legende niet zonder betekenis. Wat ze ons in ieder geval wil zeggen, is dat deze 12 Artikelen van het algemeen, ongetwijfeld, christelijk geloof diep in de Heilige Schrift zelf wortelen en getrouw de leer der apostelen willen vertolken. In die zin mogen ze met recht Apostolische Geloofsbelijdenis heten. Ze vormen samen een symbool of herkenningsteken voor de christen, die belijdt te geloven in de drie-enige God.

We gaan op zoek naar de werkelijke toedracht van het ontstaan van deze belijdenis. Voordat we dit doen zoeken we eerst een antwoord op de vraag waarom men in de vroege Kerk behoefte had aan een dergelijke geloofsbelijdenis. Al in het prille begin van het christendom leefde namelijk het verlangen om het algemeen, ongetwijfeld, christelijk geloof in korte en krachtige formules te belijden. Op zich was dit verlangen niet onbijbels, want ook in de Heilige Schrift zelf komen korte formuleringen van het geloof voor. Denk maar aan de bekende Petrus-belijdenis uit Mattheüs 16 : 16 en aan wat Paulus in 1 Cor. 15 : 3-5 over Christus zegt. En denk ook maar eens aan de belijdenis dat God de Drie-enige is in teksten als 2 Cor. 13 : 13 en Matth. 28 : 19.

Toch blijft de vraag staan waarom men in de vroege Kerk behoefte had aan een aparte belijdenis. Was de Heilige Schrift op zich dan niet genoeg? Een vraag die ook tegenwoordig nogal eens wordt gesteld.

Door de nood gedwongen

Wanneer we het hebben over de tijd waarin het Evangelie de wijde wereld inging, mogen we beslist niet vergeten dat dit een wereld vol heidendom was, een wereld met vele verschillende godsdiensten en allerlei godsdienstigheid. Het was een tijd van gisting, neergang en verwarring en veel onzekerheid. Het syncretisme gaf in die tijd de toon aan. Men probeerde daarbij allerlei voorstellingen en gestalten uit de verschillende godsdiensten met elkaar te vermengen en samen te smelten. Ook het Evangelie dreigde dit lot te ondergaan. Velen kwamen bijvoorbeeld onder de geweldige bekoring van de uit het heidendom stammende gnostiek, een leer van zelfverlossing langs de weg van kennis. Al spoedig was er dan ook sprake van een christelijke vorm van gnostiek. Men beschouwde deze als een 'hoger' soort Christendom. Ook kreeg de vroege Kerk al gauw te maken met de vraag naar de canon, de omvang van de Bijbel, en wel door de ketterij van een zekere Marcion. Hij stelde de God van het Oude Testament nadrukkelijk tegenover de God van het Nieuwe Testament. Voor hem was de God van het Oude Testament, de Schepper-God, minderwaardig ten opzichte van de God van het Nieuwe Testament, de God van de genade, de God en Vader van Christus. Marcion wilde alleen te maken hebben met de God van het Nieuwe Testament. Het Oude Testament liet hij daarom heel graag aan de Joden over. Zelf wenste hij zich te houden aan het Nieuwe Testament. Overigens maar aan een klein deel daarvan. Hij sneed namelijk uit het Nieuwe Testament hele stukken weg en hield door zijn Schriftkritiek tenslotte maar een heel 'dunne' Bijbel over. In de begintijd van de Kerk deed ook nog de leer van een zekere Montanus opgeld. Hij beschouwde zich als de drager van de Heilige Geest en keerde zich tegen het ambt, zoals dat in de kerken gestalte kreeg. Zijn leer kreeg de naam Montanisme. In zo'n wereld vol verwarring en bedreiging moest de Kerk noodgedwongen haar positie bepalen. Zij heeft dat ook gedaan en wel door het geven van een drievoudig antwoord: (a) in haar geloofsbelijdenis gaf zij een nadere bepaling van wat voor haar het christelijk geloof inhield, (b) in het vastleggen van de canon gaf zij aan wat voor haar de Heilige Schrift was, en (c) in het kerkelijk ambt gaf zij de noodzakelijke structuur aan het kerkelijk leven. Wij zullen ons hier bezighouden met haar geloofs- belijdenis en wel met name de Apostolische Geloofsbelijdenis. Zij was een machtig instrument om ketterijen te ontmaskeren en het kerkvolk te onderwijzen in het ware geloof.

Een geleidelijk ontstaan

Het Apostolicum of Apostolische symbool is één van de allereerste geloofsbelijdenissen uit de vroege Kerk. In haar oorspronkelijke vorm was ze veel korter dan welke wij nu kennen en is al heel vroeg - vóór het midden van de tweede eeuw - in Rome ontstaan (het zgn. Romamim), met name als doopbelijdenis. De dopeling moest immers het ware geloof kennen en belijden tegenover allerlei ketterijen en tegenover het oude heidendom voordat hij tot de doop kon worden toegelaten. Van hem werd gevraagd om de drie-enige God te belijden: God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest, als het meest wezenlijke kenmerk van het christelijke geloof. Daardoor stemde hij in met de leer van de Kerk en voegde hij zich onder de schare van de belijdende christenen. De Kerk durfde van haar (aankomende) leden instemming met deze belijdenis te vragen, omdat ze er heilig van overtuigd was dat deze op de Heilige Schrift zelf was gefundeerd en het ware geloof naar z'n kern getrouw verwoordde. Zo was deze belijdenis inderdaad een symbool, een herkenningsteken voor de christenheid. Hieraan kon men weten of men met een christen of een ketter te doen had. Het Griekse woord voor symbool betekent namelijk herkenningsteken of wachtwoord.

De grondvorm van deze oude belijdenis uit Rome stond al in het midden van de tweede eeuw vast en heeft vermoedelijk als volgt geluid: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige; en in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere; en in de Heilige Geest, de heilige Kerk, de opstanding van het vlees. De opzet wordt dus bepaald door de drie-enigheid van God. Ze is daarmee, zoals we dat noemen een trinitarische belijdenis.

Niet alleen in Rome maar ook op andere plaatsen waren dergelijke korte belijdenissen overigens in zwang. Al heel gauw werden in Rome aan bovengenoemde grondvorm nieuwe elementen toegevoegd. Uit wat de reeds eerdergenoemde Rufinus ons vertelt, blijkt dat ze omstreeks 390 al sterk is uitgebreid, met name wat betreft de belijdenis aangaande Christus. Dit laatste vindt ongetwijfeld z'n reden in opkomende ketterijen met betrekking tot de leer aangaande Christus, de Christologie. Ook kwam de Kerk daarmee tegemoet aan de groeiende behoefte om aan de heilsgeschiedenis, met Jezus Christus als het grote middelpunt, steeds meer aandacht te geven. De nederdaling van Christus ter helle staat er dan nog niet in, maar ook dit krijgt spoedig een plaats. Het zal zijn ontleend aan de geloofsbelijdenis zoals die in Aquileia in gebruik was. Uiteindelijk heeft dus de belijdenis van Rome, na de nodige aanvullingen, algemene geldigheid in de Westerse Kerk gekregen. In haar heeft de Kerk een bewonderenswaardige samenvatting van de leer der Schrift gegeven. Daarmee smeedde ze een machtig wapen tegen allerlei heresie en had ze de beschikking over een uitstekend hulpmiddel om mensen heen te leiden naar de heilige doop en de leden der kerk nader te onderwijzen in de christelijke leer. In die zin is het Apostolicum een waar Godsgeschenk!

Een oecumenisch symbool?

We noemen de Apostolische Geloofsbelijdenis wel een oecumenisch symbool om aan te geven dat de gehele christenheid deze geloofsbelijdenis erkent. Toch hebben de kerken in het oosten haar als zodanig nooit officieel aanvaard. We mogen desalniettemin wel stellen dat ook de kerken in het oosten inhoudelijk met deze belijdenis ten volle kunnen instemmen. De uitgebreidere geloofsbelijdenis van Nicéa-Constantinopel uit het jaar 381 (vroeger wel de geloofsbelijdenis van Nicéa genoemd) vond overigens wel algemene aanvaarding al heeft het oosten nooit ingestemd met de latere (westerse) toevoeging dat de Heilige Geest niet alleen van de Vader maar ook van de Zoon uitgaat.

In de komende bijdragen zullen nu de verschillende artikelen de revue passeren. Dan wordt vanzelf duidelijk hoezeer deze belijdenis uit de Schrift zelf opkomt. Zij mag met recht haar stem met gezag verheffen!

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Apostolische Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's