Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De adventstijd als een tijd van wachten en verwachten - Jakob

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De adventstijd als een tijd van wachten en verwachten - Jakob

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

"Op uw zaligheid wacht ik, HEERE!" Genesis 49:18

We mogen ons voorbereiden op het komende kerstfeest. Zoals bekend, noemen we deze weken de adventsweken. We richten onze gedachten en gebeden op de komst van Jezus Christus.

We zouden aan de verwachting van zijn komst tekort doen als we onze aandacht beperkten tot Jezus' geboorte. Hij is gekomen om weder te komen. Daarom gaat de verwachting van de kerk door, ook tweeduizend jaar na Jezus' geboorte. We blijven niet bij Bethlehems kribbe stilstaan. Jezus komt terug. Daarom is onze tijd evenzeer adventstijd.

Advent betekent in de Bijbel wachten en verwachten. De oudtestamentische gelovigen moesten wachten op het moment dat Jezus, de Messias, geboren zou worden.

Dat wachten was echter niet een doelloos neerzitten, een wachten zonder perspectief. Neen, wachten is in het Oude Testament tegelijk verwachten. Dat is uitzien naar wat God in deze wereld gaat doen.

We willen vanuit verschillende teksten aandacht geven aan de prachtige combinatie van wachten en verwachten.

We beginnen diep in het Oude Testament, bij Jakob. De woorden treffen we aan in het testament van vader Jakob. Hij heeft het op zijn sterfbed uitgesproken.

Hij heeft voor en over eUc van zijn zonen een boodschap. Hij karakteriseert zijn zonen in het verleden en in hun toekomst.

Onze tekst is een tussenvoegsel. Als in een zucht zegt Jakob: op uw zaligheid of heil wacht ik, HEERE!

Jakob richt zijn blik omhoog. Vanaf zijn kinderen kijkt hij met deze woorden naar boven. Stervend belijdt hij zijn verwachting van God.

Dit woord staat op een merkwaardige plaats in Jakobs testament. We zouden het verwacht hebben bij de zegen over Juda. Uit diens stam zal immers Jezus geboren worden. Daarom is Juda bij uitstek de stam waaraan de Messiasverwachting is verbonden.

Maar Juda is al aan de beurt geweest, in vers 9-12.

Neen, deze woorden spreekt Jakob uit als hij tot Dan gesproken heeft. Jakob noemt hem zelfs een slang die het paard in de hielen bijt, zodat zijn berijder achterover valt. Die dubbelhartige houding hangt samen met zijn geboortegeschiedenis. Hij is een zoon van Jakobs bijvrouw Bilha, maar geldt als een zoon van de tot dan onvruchtbare Rachel, de meest geliefde vrouw van Jakob. Zo ging dat in die dagen, ook in Jakobs gezin.

Jakob wordt herinnerd aan zijn eigen dubbelhartige levenswijze. Daarvan is Dan de verpersoonlijking.

En dan zegt Jakob: op uw zaligheid wacht ik, HEERE!

Is er perspectief voor Jakobs nageslacht? Is er temidden van zulke praktijken nog iets te verwachten?

Jakob loopt vast met zichzelf en met zijn kinderen. Dan, in die diepte spreekt hij zijn verwachting uit van de Heere God: op uw zaligheid wacht ik, HEE­ RE!

Daarin zit het dubbele: Ik moet erop wachten. Ze is er nog niet. En toch verwacht ik haar.

Zaligheid ziet op persoonlijke zaligheid, heil of behoud. Zij omvat echter meer, al het heil dat God aan zijn volk, en daarmee aan heel de wereld zal schenken. En dat in de grote Zoon uit Jakobs geslacht Jezus Christus, van Wie de engel bij zijn geboorte volgens Lukas 2 zegt: Ik verkondig u grote blijdschap, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere. Voor Zaligmaker mogen we ook lezen: Heilbrenger. Dat is het kind uit Jakobs geslacht. Op Hem heeft Jakob het oog. Hij is de beloofde Verlosser.

Hij is geboren en Hij zal wederkomen. Jakobs testament maakt er melding van. Dit is een adventswoord diep uit het Oude Testament.

Dit woord is met het volk meegegaan. Jakob heeft de vervulling ervan niet gezien, maar heeft zich aan de belofte ervan wel vastgeklemd. Ik mag het zo zeggen: stervend heeft hij het heil van God gezien. In het vertrouwen dat God zaligheid en heil zou schenken is hij gestorven. Dat was zijn geloofsbelijdenis voor zijn zonen, die om zijn sterfbed stonden.

Het betekende voor Jakob afzien van zijn eigen leven, ook van zijn zonden, ja van zijn eigen dubbelhartigheid, die niet alleen het leven van zijn zoon Dan heeft gekenmerkt. Ook Jakobs leven heeft diezelfde dubbelhartigheid gekend. In de worsteling bij Pniël (Gen.32) heeft God hem mank geslagen. Daarmee is zijn dubbelhartigheid hem letterlijk in het lijf afgedrukt. En dan toch: op Uw zaligheid wacht ik, Heere?

Dit is het wonder van Gods genade in Jakobs leven. In de worsteling bij Pniël heeft hij God ontmoet als een God van genade. Die met met hem doet naar zijn zonden.

Wie goed luistert naar dit woord uit Jakobs testament hoort er de weerklank in van die ontmoeting met God. Een dubbelhartig man die mank door het leven moet gaan, maar niettemin, of juist zo zijn God had ontmoet. Daarom kon hij spreken van het wachten op Gods heil. Wij weten niet precies wat er in Jakobs geest is omgegaan, toen hij deze woorden sprak. Het zijn in elk geval geloofswoorden vol van Gods belofte.

Wij mogen ze wel tot ons laten komen als vervuld in en door de Heere Jezus Christus.

Adventsleven a la Jakob zal ook voor ons, zoveel eeuwen later, bestaan in wachten en verwachten.

Dat wil dus zeggen: wachten op de vervulling van Gods belofte. Wachten duurt soms lang. We weten het nog uit onze kinderjaren. Maar wachten op de vervulling van wat God heeft beloofd is niet tevergeefs. Hem verwachten die beloofd heeft te komen en ons zijn heil en zijn zaligheid te schenken.

Uit het testament van Jakob zou ik deze conclusie willen trekken: wachtenstijd is leertijd. Jakob moest zichzelf verliezen. Aan het eind van zijn leven moest hij alles loslaten en kwijtraken en inleveren. Het is niet zo'n fraai portret dat hij van elk van zijn zonen moet tekenen. Hij vindt in hun portret zijn eigen levensgeschiedenis terug.

Jakob maakt op zijn sterfbed de rekening op. Hij eindigt niet met een positief saldo, noch wat zijn zonen noch wat zichzelf betreft.

En toch, zijn moeten wachten is ver- wachten geworden. Hij kijkt omhoog: Ik sla het oog naar boven, ik zal God mijn God nog loven.

Dat kan alleen als je oog hebt voor de zaligheid die God uit genade schenkt. Daarom te bidden en daarop te wachten ; is het echte adventsleven - op weg naar het Kerstfeest en tegelijk op weg naar de voleinding: Jezus komt. Gods belofte is Jakobs houvast geworden. Die ; belofte heeft God in Jakobs leven voor ir een deel vervuld. Het grootste deel van die belofte is nog toekomst. Daarom neemt Jakob afscheid van zijn zonen met de belijdenis van het wachten op Gods zaligheid.

Wachten valt soms zwaar. Dit wachten a is afzien van jezelf, opgeven en loslaten, waar wij ons nog aan vastklemmen, om Jezus Christus, de Heilbrenger ; e en Heiland over te houden.

Dat leren we door Gods genade bij stukje en beetje, van stap tot stap. Adventstijd is wachtenstijd, tegelijk ook leertijd.

Het is gelukkig geen verloren tijd. God gebruikt die wachttijd om ons te bepalen bij Hem Die we mogen verwachten: Jezus Christus, de Heiland en Zaligma1-ker. Hij krijgt steeds groter plaats in ons leven. We kunnen niet zonder Hem.

Naarmate het wachten langer duurt en ons zwaarder valt, zal de winst des te groter zijn. Hij neemt de plaats in van alles wat ons ontvalt of wordt afgenomen. Hij leert ons - net als Jakob op zijn sterfbed - omhoog te zien, en tegelijk vooruit te zien naar wat ons door Gods genade wacht.

Wachten op Gods heil is niet doelloos of nutteloos, als het maar bestaat in wachten op Jezus Christus. God komt in ons wachten naar ons toe. Hij komt er in mee.

In het perspectief van die verwachting is wachtenstijd leertijd. Wat ons ook wordt afgenomen of wat ons ook ontvalt, op uw zaligheid wacht ik, HEERE!

Hoopt of wacht op de Heer gij vromen, is Israël in nood er zal verlossing komen, zijn goedheid is zeer groot. Hij maakt op hun gebeden die ze in de wachtenstijd leerden zeggen, gans Israël eens vrij van ongerechtigheden, zo doe Hij ook aan mij.

In dit gebed treffen we de eenheid aan van wachten en verwachten, ook in de eenentwintigste eeuw.

Amen.

W.H.Velema, Apeldoorn

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De adventstijd als een tijd van wachten en verwachten - Jakob

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's