Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lezen in de Institutie van Johannes Calvijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lezen in de Institutie van Johannes Calvijn

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BLOEMLEZINGEN UIT DE KERKGESCHIEDENIS

We stonden een tweetal keren stil bij wat Calvijn over de sacramenten in het algemeen zegt. We willen nu aandacht gaan geven aan het sacrament dat aan het begin van het christelijke leven staat en in de gemeenschap van de kerk opneemt: de heilige Doop. De hoofdstukken 15 en 16 uit boek IV zijn aan dit onderwerp gewijd. Calvijn begint zijn uiteenzetting over de heilige Doop als volgt:

'De Doop is een teken der inwijding, waardoor wij tot de gemeenschap der kerk worden aangenomen, opdat wij, in Christus ingeplant, onder Gods kinderen worden gerekend. En hij is ons door God met dit doel gegeven (hetgeen, zoals ik geleerd heb, overeenkomt met alle sacramenten) om in de eerste plaats te dienen tot een getuigenis van ons geloof bij Hem, en verder tot belijdenis bij de mensen.'

Vervolgens laat Calvijn zien dat de Doop voor het geloof, dat hij in het bovenstaande als eerste noemde, drie vruchten draagt. Deze worden door hem in hoofdstuk 15 stuk voor stuk besproken. Over de eerste zegt hij ondermeer:

'Het eerste is dat de Doop ons door de Heere wordt voorgesteld om een teken en bewijs te zijn van onze reiniging. Of - om mijn bedoeling beter uit te leggen - als een van een zegel voorzien handschrift, waardoor Hij ons wil bevestigen dat al onze zonden zo weggedaan, doorgehaald en uitgewist zijn, dat ze nooit voor Zijn aangezicht zullen komen, en niet vermeld en toegerekend zullen worden. Want Hij wil dat allen die geloofd hebben, gedoopt worden tot vergeving der zonden.'

De Doop is dus meer dan een kenmerk en teken waardoor wij voor de mensen onze religie belijden, meer dus dan een 'veldteken' zoals sommigen menen. Bij de Doop hoort immers onlosmakelijk de belofte, dat wie geloofd hebben en gedoopt zijn, zalig zullen worden (Mare. 16 : 16). Met kracht verzet Calvijn zich daarbij tegen de dwaling als zou de Doop alleen maar betrekking hebben op de verleden tijd. Hij benadrukt dat, wanneer we ook gedoopt worden, de Doop voor heel ons leven geldt. In de Doop wordt ons namelijk de reinheid van Christus aangeboden. Die reinheid nu behoudt altijd haar kracht en wordt door geen vlekken verduisterd, maar bedekt al onze vuiligheden en wist die ook af. Over de tweede vrucht van de Doop lezen we het volgende: 'Nog een tweede vrucht brengt de Doop, omdat hij ons onze doding in Christus toont en een nieuw leven in Hem. Want, zoals de apostel zegt (Rom. 6:3): Wij zijn in Zijn dood gedoopt, met Hem begraven in de dood, opdat wij in nieuwheid des levens zouden wandelen." Met welke woorden hij ons niet alleen opwekt om Hem na te volgen - alsof hij zei dat wij door de Doop vermaand worden om naar het voorbeeld van Christus' dood aan onze begeerten te sterven en naar het voorbeeld van Zijn opstanding tot rechtvaardigheid te worden opgewekt - maar hij haalt de zaak veel dieper op: oor de Doop maakt Christus ons deelgenoten van Zijn dood, opdat wij in die dood worden ingelijfd. En evenals een twijg haar substantie en voedsel trekt uit de wortel waarop zij is ingeplant, zo gevoelen zij die de Doop ontvangen met het geloof waarmee zij dat behoren te doen, werkelijk de kracht van Christus' dood in de doding van hun vlees en tevens ook de kracht van de opstanding in het levend gemaakt worden door de Geest. Daaraan ontleent hij de stof voor de vermaning: ndien wij Christenen zijn, moeten wij voor de zonde gestorven zijn en voor de rechtvaardigheid leven. Dezelfde redenering gebruikt hij elders (Kol. 2 : 12): ij zijn besneden en hebben de oude mens uitgedaan, nadat wij door de Doop in Christus begraven zijn. In deze zin noemde hij (...) de Doop een bad der wedergeboorte en vernieuwing. Dus wordt ons in de eerste plaats de genadige vergeving van de zonden en de toerekening van de rechtvaardigheid beloofd, en voorts de genade van de Heilige Geest, Die ons verandert tot nieuwheid van het leven.'

De Doop heeft in Calvijns verstaan van de Schrift ook nog een derde nut voor de gelovigen (want hen heeft hij voortdurend op het oog). De Doop betuigt namelijk de vereniging van de gelovigen met Christus. Daarom hebben zij deel aan al Zijn goederen:

'Tenslotte ontvangt ons geloof ook dit nut uit de Doop, dat hij ons zeker betuigt dat wij niet alleen in de dood en het leven van Christus zijn ingelijfd, maar ook zo met Christus zelf verenigd zijn, dat wij deelgenoten zijn van al Zijn goederen. Want daarom heeft Hij de Doop in Zijn eigen lichaam gewijd en geheiligd, opdat Hij die met ons gemeen zou hebben als een zeer sterke band der eenheid en gemeenschap, die Hij Zich verwaardigd heeft met ons aan te gaan. Zodat Paulus daaruit bewijst (Gal. 3 : 27) dat wij kinderen van God zijn, omdat wij Christus in de Doop hebben aangedaan. Zo zien we dat de vervulling van de Doop in Christus ligt. Die wij daarom ook het eigenlijke voorwerp van de Doop noemen. Daarom is het niet te verwonderen dat verhaald wordt, dat de apostelen in Zijn naam gedoopt hebben, hoewel hun toch ook bevolen was te dopen in de naam des Vaders en des Geestes. Want alle gaven van God die in de Doop worden voorgesteld, worden in Christus alleen gevonden. En toch kan het niet gebeuren dat hij, die in Christus doopt, niet tegelijkertijd de naam des Vaders en des Geestes zou aanroepen. Want daarom worden wij door Zijn bloed gereinigd, omdat de barmhartige Vader ons naar Zijn onvergelijkelijke goedertierenheid in genade willende aannemen deze Middelaar in het midden heeft gesteld om voor ons bij Hem gunst te verwerven. De wedergeboorte echter verkrijgen wij slechts dan uit Zijn dood en opstanding, indien wij, door de Geest geheiligd, vervuld worden met een nieuwe en geestelijke natuur Daarom verkrijgen wij - en onderscheiden wij in zekere zin - de oorzaak van onze reiniging en van onze wedergeboorte in de Vader, de zaak in de Zoon en de uitwerking in de Geest. Zo heeft eerst Johannes gedoopt en daarna ook de apostelen met de Doop der bekering tot vergeving van de zonden. Onder het woord bekering verstonden zij die wedergeboorte, onder de vergeving der zonden de afwassing.'

Naar Calvijns overtuiging verschilt de Doop van Johannes niet wezenlijk van die van de apostelen. In beide gevallen gaat het om de Doop tot bekering en vergeving der zonden. Wel werden na de opstanding van Christus rijkere gaven van de Geest uitgestort, maar dat maakt de Doop door de apostelen bediend toch niet tot een andere Doop dan die van Johannes. Een mooie lijn met betrekking tot de Doop trekt Calvijn naar het oude Israël. In 1 Kor. 10 : 2 staat dat Israël in de wolk en de zee is gedoopt. De doop in de zee ziet, zo zegt Calvijn, op de doding en de doop in de wolk ziet op de afwassing of reiniging. De doop in de wolk is een heerlijk beeld van de bedekking en bescherming van de gelovigen door het bloed van Christus, waardoor de ondragelijke gloed van de gestrengheid van God niet op hen valt.

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Lezen in de Institutie van Johannes Calvijn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's