Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Gebed des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Gebed des Heeren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEESTELIJK LEVEN

En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren (1)

Inleiding

De vijfde bede snijdt een teer onderwerp aan: de vraag om schuldvergeving. Met ootmoed nadert de ware bidder hier tot God, in het diepe besef dat hij zondaar is en blijft. De vijfde bede is met de vierde bede verbonden door het woordje 'en'. Dit is overigens ook zo bij de vijfde en zesde bede. De drie beden vormen daarmee samen een biecht geheel. We zijn niet alleen voor onze lichamelijke nooddruft - om dit mooie woord nog eens te gebruiken - op de Heere aangewezen, we moeten ook met al onze geestelijke behoeften tot Hem gaan. Alleen Hij kan daarin voor ons voorzien. In de vijfde en zesde bede heeft Christus in het kort alles samengevat dat betrekking heeft op het hemelse leven (Calvijn). De vergeving gaat daarbij voorop. Dat is ook te begrijpen. De Schrift maakt immers op vele plaatsen duidelijk, dat het juist de zonde is waardoor de relatie met God totaal is verstoord. De zonde snijdt je af van de Levensbron. Dat geldt zonder uitzondering, want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods (Rom. 3 : 23). De vijfde bede is voor ons allen dus van levensbelang, want zonder vergeving kan de gemeenschap met God niet worden hersteld. Bij de vergeving gaat het om het hart van het geloofsleven.

Ook bij het overwegen van de vijfde bede doen zich weer allerlei vragen voor, bijvoorbeeld of deze bede nog wel echt nodig is voor de ware gelovigen. Heeft Christus op Golgotha niet voor al de Zijnen geleden en stervend voor hen uitgeroepen: Het is volbracht? En wat is nu precies de relatie tussen het eerste en het tweede deel van de bede? Is onze vergeving aan anderen de voorwaarde of grond voor Gods vergeving aan ons, of ligt dat toch nog wat anders? Er is weer genoeg stof om met elkaar een aantal keren bij stil te staan. We beginnen met een bespreking van het eerste deel van de vijfde bede: En vergeef ons onze schulden.

Schulden of zonden?

Het eerste kernwoord in het eerste deel van de vijfde bede is het woord schulden. Al eerder wezen we er op dat het Onze Vader alleen bij de evangelisten Mattheüs en Lucas voorkomt. De woordkeus met betrekking tot de vijfde bede is bij Mattheüs (6 : 12) echter wat anders dan bij Lucas (11:4). Lucas gebruikt namelijk het woord zonden en Mattheüs heeft het woord schulden. Toch gaat het in beide versies uiteindelijk om dezelfde zaak. Calvijn merkt in z'n evangeliëncommentaar bij deze teksten op: De zonden heten bij Mattheüs schulden, omdat zij ons aanklagen voor de rechterstoel van God en tot schuldenaars maken, en ons zelfs geheel van God vervreemden, zodat er geen hoop op vergiffenis en genade overblijft anders dan door vergeving.' Ook in z'n Institutie (III, 20, 45) uit hij zich in gelijke bewoordingen. Aan de zonde zitten namelijk verschillende kanten. Lucas wil met het woord zonden onze aandacht vooral richten op het bedrijven van de zonde en op de zondige daad als het trieste resultaat. We zondigen wanneer we het gebod van God overtreden. Het door Mattheüs gebruikte woord schulden legt het accent vooral op het juridische effect van de zonde: onde maakt je strafwaardig en schuldig voor God. Zonde roept om straf en betaling. Door de erfzonde staat ieder mens al vanaf z'n prille levensbegin bij God in de schuld en met iedere dadelijke zonde maakt hij die schuld elke dag meer. Het zijn onze zonden en onze zondige aard, die ons aanklagen bij God. Wij en alle mensen zijn aan Gods rechtvaardige oordeel over de zonde onderworpen en verdoemelijk voor Hem. Het gesignaleerde verschil in woordgebruik bij Mattheüs en Lucas wijst dus niet op enig inhoudelijk verschil, maar vindt z'n oorzaak in het verschil in blikrichting: Lucas legt vooral bij de zonde als zodanig de vinger, terwijl Mattheüs de blik met name richt op wat de zonde aanricht in onze relatie met God, namelijk dat ze ons strafwaardig maakt en schuldig stelt voor Hem.

Vergeving

Een tweede kernwoord in de vijfde bede is het woord vergeven: wij vragen aan God om vergeving van onze zonden of schulden. Het woord vergeven uit de vijfde bede kunnen we ook vertalen met onvergolden laten, kwijtschelden. We zagen dat onze zonden en ook onze zondige aard ons schuldig stellen voor God en ons strafwaardig maken voor Hem. Eeuwig leven is er voor ons alleen als God ons alle zonden vergeeft. Want werden ons de zonden vergeven op één na, dan gingen we nog verloren, ledere zonde, hoe onbetekenend ook voor ons eigen besef, is in werkelijkheid een vergrijp tegen de heilige God en brengt ons onder Zijn heilige en rechtvaardige toom en doem. Onze onmacht is hier zo groot, dat wij niet in staat zijn om één zonde te herstel­ len. Vergeving is voor ons daarom van levensbelang. Zonder haar is er geen bevrijding en dus ook geen uitzicht op het eeuwige leven.

Het is nu de machtige en troostende boodschap van de Bijbel dat God Zelf de voorwaarden wilde scheppen om aan mensen hun zonden te kunnen vergeven. Calvijn zegt in z'n Institutie naar aanleiding van de bede om schuldvergeving heel treffend dat 'de vergiffenis komt van Zijn onverdiende barmhartigheid, wanneer Hij deze schulden uiteindelijk doorhaalt zonder enige betaling van ons te ontvangen, maar Zichzelf voldoet door Zijn eigen barmhartigheid in Christus (Rom. 3 : 24), Die Zich eenmaal tot een voldoening heeft overgegeven' (in, 20, 45). De zonde is niet het laatste woord van de Schrift, maar wordt gezet in het volle licht van de vergeving, die presente werkelijkheid is in de Persoon en het werk van de Heere Jezus Christus. De naam Jezus betekent immers dat Hij Zijn volk zal zalig maken of redden van hun zonden. God wilde Hem, de zondeloze Middelaar, tot zonde maken voor de zondaren en deed op Hem de rechtvaardige straf over hun zonden komen om hen te kunnen verlossen van de eeuwige dood en ondergang. Gods vergeving staat dus in onlosmakelijk verband met Zijn toomontlading over Jezus Christus.

Gods Zoon stierf als het Lam van God plaatsbekledend en plaatsvervangend voor de Zijnen. Het moet ons daarom niet verwonderen dat het wonder van de vergeving zo nadrukkelijk in Oud en Nieuw Testament in het volle licht wordt geplaatst. Daarbij is Christus Gods 'prisma', waardoor God het ene licht van Zijn vergeving voor ons in een veelheid aan kleuren uiteenlegt. In Christus vergunt God ons een blik diep in Zijn hart. Wie bidt om vergeving doet een dringend beroep op dat hart van God, omdat hij beseft dat er geen andere weg is om van z'n schulden te worden verlost. Het is de dringende bede om genade, om genade alleen.

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het Gebed des Heeren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's