De Kerk in de Eindtijd (7)
MEDITATIE
Laodicea: koud noch heet
En schrijf aan de engel van de gemeente van de Laodicenzen ... Openbaring 3 : 14
Liefdevolle vermaning
Het is een vlijmscherpe brief, die Johannes naar Laodicea moet sturen. Er is over de gemeente ter plaatse niets positiefs te zeggen. U bent koud noch heet, zegt Christus. Mag ik u dan echter wijzen op wat er in vers 19 staat? 'Wie ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik.' In het Grieks staat er het woord 'paideuo'.
Daar zit ons woord 'pedagoog' in. Door deze brief wil Christus Zijn gemeente opvoeden. Hij bestraft om hen die dwalen in het rechte spoor te brengen. In Laodicea en waar dan ook. In de bestraffing klinkt de hartenklop van de liefde Gods door.
Dit zegt de Amen
Ook in deze brief openbaart Christus Zichzelf als de Zoon van God. Hij is Degene Die de zeven sterren in Zijn rechterhand heeft (Efeze). Hij noemt Zich de Eerste en de Laatste (Smyrna). Hij heeft het tweesnijdend scherp zwaard (Pergamus). Hij is de Zoon van God, Die Zijn ogen heeft als een vuurvlam en Zijn voeten lijken op blinkend koper (Thyatire). Hij heeft de zeven geesten van God (Sardis). Hij is de Heilige, de Waarachtige (Filadelfia). En de brief aan Laodicea begint met: 'Dit zegt de Amen, de trouwe en waarachtige Getuige, het Begin van de schepping van God.' Zo kan alleen God Zichzelf noemen.
De stad Laodicea
In wat voor stad leefden de christenen van Laodicea? Laodicea was een welvarende handelsstad. Waar handel is. daar is ook geld. De banken van de stad herbergden veel goud. Laodicea was ook het middelpunt van de kledinghandel. Al met al was de stad welvarend.
Toen de stad door een aardbeving werd getroffen, kon de bevolking uit eigen middelen de stad herbouwen. Ze hadden niemand nodig. Er was nog iets. waar de stad om bekend stond. Oogartsen hadden een zalf ontwikkeld tegen oogkwalen. Er was wel één probleem: de stad had gebrek aan natuurlijke waterbronnen. In de zomer viel de rivier droog. Daar had men iets op bedacht: vanuit de omgeving werd water via watergoten aangevoerd. Dat water had echter niet de frisse smaak van vers bronwater. Het was eerder lauw. Eigenlijk was het niet eens geschikt als drinkwater. Lauw water smaakt immers nergens naar. Dat spugen we uit.
Koud noch heet
Als Christus Zich tot Zijn gemeente richt, komt de lauwheid in de gemeente aan het licht. Ze zijn koud noch heet. Net als het water van de stad. Ik zal u uit Mijn mond spuwen, zegt Christus. Of, beter gezegd: 'Ik sta op het punt om u uit Mijn mond te spuwen.' Het is nog niet gebeurd. Dat is genade. Maar als er niets verandert, zal het wel gebeuren. Ik weet uw werken, dat u noch koud, noch heet bent. Och, of u maar koud of heet was! Wat betekenen die laatste woorden? Op de klank af zeggen we: heet is: een levend geloof. Koud is dan: onverschillig. En lauw zit er net een beetje tussenin. Niet helemaal onverschillig, maar ook geen levend geloof.
Maar zou Christus tegen Zijn gemeente zeggen: 'Was u maar onverschillig'? Dat kunnen we toch niet verwachten uit de mond van Christus? Blijkbaar vormen 'koud' en 'heet' hier geen tegenstelling. Het wordt duidelijk, als we bedenken dat Laodicea lauw water had.
De buurgemeente Kolosse had echter frisse bronnen van koud water. En in een andere buurgemeente, Hiërapolis, waren heetwaterbronnen. Daar ging een geneeskrachtige werking van uit. Als we dit op onze tekst toepassen, dan betekent 'koud': verfrissend, en 'warm': geneeskrachtig. Nu wordt ook duidelijk wat de lauwheid van de christenen in Laodicea inhield. Er ging niets van de gemeente uit. Geestelijk vermoeiden krijgen er geen verfrissing. Christus, het levende Water, wordt er gemist. En er ging van de gemeente geen genezende warmte uit. Ze leven er niet bij, dat Christus geneest. Niet alleen van lichamelijke kwalen, zoals warm water dat doet, maar dat Hij zielen geneest van de dodelijke kwaal van de zonde. Het gaat in Laodicea allemaal gewoon z'n gangetje. Maar lauwheid stoot af. Is dat niet het probleem van veel kerkelijk leven in onze tijd? Knappen daar soms ook jonge mensen niet op af? Wat gaat er van ons uit: zijn wij verfrissend en genezend, omdat we Christus kennen als onze Heere en Zaligmaker?
Rijk en toch arm
Het diepste probleem van een lauwe gemeente is, dat Christus er buiten de deur staat. Zo is het ook in Laodicea. Hij staat aan de deur (vers 20). Dat Hij er nog staat, al kloppende, is genade. Maar Hij staat wel buiten. In de gemeente wordt het echter niet eens opgemerkt. We zijn rijk en verrijkt en we hebben aan niets gebrek, denken ze. Maar Christus zegt: 'U weet niet dat u ellendig bent, en jammerlijk, en arm en blind en naakt.' Zo staat de gemeente van Laodicea er voor. Laten we onszelf onderzoeken, hoe wij er voor staan. Hoort u de hartenklop van de liefde van Christus?
De hemelse Koopman
Laodicea was een handelsstad. Kooplieden op de markt waren er een vertrouwd gezicht. Mensen liepen er over de markt heen. Tussen de kooplieden door, die hun waren aanprezen. Nee, vandaag niets nodig. We hebben genoeg. Dat zeggen ze in Laodicea eigenlijk ook tegen Christus. Maar zie dan eens, hoe Christus als de hemelse Koopman Zijn koopwaar uitstalt. Hij staat op de markt van het leven. Nog nauwkeuriger gezegd: op de markt van vrije genade. Wat een wonder:
Christus gaat Zijn lauwe gemeente niet voorbij. Dan is er ook nog hoop voor lauwe christenen vandaag. Hoor hoe de hemelse Koopman Zijn koopwaar aanprijst. 'Ik raad u, dat u van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur.' Hij heeft zuiver goud. Goud was er genoeg in Laodicea. Ze waren rijk en verrijkt. De rijkdom van de genade van Christus kenden ze echter niet.
Ze is te koop, op de markt van vrije genade. Toen en vandaag. En ook de koopsom is betaald, met de prijs van Christus' bloed. De hemelse Koopman is nog niet uitgesproken. Tk heb witte klederen, opdat u bekleed mag worden, zodat de schande van uw naaktheid niet geopenbaard zal worden.' Laodicea was bekend om de kledinghandel. Maar Christus zegt: Ik heb kleding voor u. Alle kleding heeft dezelfde witte kleur.
Teken van reinheid, opdat de schande van uw naaktheid niet geopenbaard zal worden. Nog is de hemelse Koopman niet klaar met het aanprijzen van Zijn koopwaar: 'Zalf uw ogen met ogenzalf, opdat u zien mag.' Christus heeft betere ogenzalf dan de oogartsen van Laodicea. Hij geneest van de blindheid van onze ziel. Wie dit goud, deze kleding en deze ogenzalf ontvangt, die raakt ook de lauwheid kwijt. Waar de verfrissende en de genezende kracht van de genade komt, daar moet alle lauwheid wijken. Hoort wat mij God deed ondervinden, wat Hij gedaan heeft aan mijn geest. 'Wees dan ijverig en bekeer u', zegt Christus tegen lauwe mensen, toen en nu.
Ik sta aan de deur ...
We horen in deze brief de hartenklop van de liefde van Christus. Maar we horen ook de klop van Zijn hand. 'Ik sta aan de deur en Ik klop.' Hij staat buiten. Vandaar die lauwheid. Maar het hoeft er niet bij de blijven, hoorden we net. Ik sta aan de deur en Ik klop. Hoorde u Hem kloppen? U laat Christus toch niet buiten staan? Open doen, zegt Hij. Niet discussiëren of een mens wel of niet de deur open kan doen. Let u op de volgorde: 'Ik sta aan de deur en Ik klop. Zo iemand Mijn stem zal horen en de deur zal open doen, Ik zal tot hem inkomen en met hem avondmaal houden, en hij met Mij.' Christus is in alles de Eerste. De deur open doen is niets anders dan: ingewonnen worden voor het evangelie van vrije genade. Ik boog me en geloofde en mijn God sprak me vrij. Dat is boven alle discussie verheven.
Waar de deur van ons hart opengegaan is, hebben we niets meer te discussiëren. Heere, wat een wonder dat U bleef kloppen. En dat U met mij avondmaal wil houden, zodat ik met U avondmaal mag vieren. Daar wijkt de lauwheid. Hoort u Zijn kloppende hand? Ik sta aan de deur, zegt Christus.
Meer dan overwinnaars
Christus maakt van lauwe christenen frisse en vurige strijders. En Hij geeft Zijn belofte: 'Wie overwint. Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, zoals Ik overwonnen heb en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon.'
Straks klinkt in de Openbaring de overwinningsjubel: 'Hem, die op de troon zit, en het Lam, zij de dankzegging en de eer en de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid.' Wie wettig gestreden heeft, mag met Christus als koning heersen.
Geen aardse macht begeren wij, Die gaat wel ras verloren, Ons staat een sterke Held ter zij'. Die God ons heeft verkoren. Vraagt gij Zijn Naam, zo weet Dat Hij de Christus heet. Gods Eniggeboren Zoon, Verwinnaar op de troon. De zege is Hem beschoren!
A.J. Kunz, Groot-Ammers
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 2006
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 2006
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's