Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Gebed des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Gebed des Heeren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEESTELUKLEV^N

En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze (6)

Davids volkstelling

Het heeft altijd weer de aandacht getrokken dat in 2 Samuel 24 het Gód is, Die David aanport tot een (verboden) volkstelling: „En de toom des HEB­ REN voer voort te ontsteken tegen Israël; en Hij porde David aan tegen henlieden, zeggende: Ga, tel Israël en Juda" (vers 1). Op zich is een volkstelling niet verkeerd, maar blijkbaar wel in deze context. Blijkens vers 10 heeft David zijn daad namelijk als een zeer zondige beleefd en beleden: „En Davids hart sloeg hem, nadat hij het volk geteld had; en David zei tot de HEERE:

Ik heb zeer gezondigd in hetgeen ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaan." Men heeft in deze geschiedenis een bewijs willen zien dat God mensen soms wel degelijk in verzoeking leidt met als doel de negatieve uitkomst: emand opzettelijk tot zonde verlokken en zo ten val brengen. Wat hier staat zou dan in strijd zijn met wat de Schrift elders leert (bijv. Jak. 1 : 13). Nu wordt ook in 1 Kronieken 21 dezelfde geschiedenis verteld. Uitdrukkelijk vermeldt de Kro- niekschrijver dat de volkstelling kwaad was in de ogen van de Heere: „En deze zaak was kwaad in de ogen Gods; daarom sloeg Hij Israël (vers 7). Bovendien zegt hij aan het begin van dit hoofdstuk dat het de satan was die David tot de zondige telling van het volk aanporde: „Toen stond de satan op tegen Israël, en hij porde David aan, dat hij Israël telde" (vers 1).

Ongetwijfeld staan we hier voor diepe vragen. Het gaat in ieder geval niet aan om uitsluitend de satan als de feitelijke oorzaak van de zondige volkstelling aan te wijzen. In beide hoofdstukken gaat het om het Woord van God. Dat betekent dat zowel Gód als satan tot de volkstelling hebben aangezet. Hoe zit dat dan? Om bij de satan te beginnen, niet mag worden vergeten dat ook satan, al is hij dan de grote tegenstander van God, toch volop in dienst van God staat. Met al z'n woeden tegen God moet hij overal en altijd de wonderlijke raad van God dienen en blijven binnen de speelruimte die God aan hem geeft. Zijn betrokkenheid bij de volkstelling is opgenomen in de raad van God! Hij mag David tot de telling aanzetten en tot deze zware zonde verzoeken. God geeft de verzoeker dus de ruimte. We hoeven natuurlijk niet te raden naar de eigenlijke bedoeling van satan. Hij verzoekt mensen immers altijd om hen tegen God op te zetten en zo in het verderf te storten. Satan is hier uit op de totale ondergang van de koning en z'n volk. De Heere laat zelfs toe dat satans boze opzet in die zin mag gelukken, dat David het volk inderdaad gaat tellen, daardoor in grote zonde valt en een schrikkelijk oordeel van God over het volk brengt. In deze geschiedenis hebben we echter niet alleen met satan maar ook met David en met God Zelf te maken. We weten al dat de koning met de telling van het volk een grote zonde begaat. We moeten hier denken aan de zonde van hoogmoed. De ster van de koning is namelijk hoog gerezen en hij beschikt over een sterk leger. In zo'n situatie kan gemakkelijk hoogmoed de troon bestijgen. David voelt zich heel wat en wil graag weten over hoeveel strijdbare mannen hij wel kan beschikken. De koning stelt z'n vertrouwen op een sterk leger en niet langer op God alleen. Het is déze zondige gezindheid welke God aan het daglicht wil gaan brengen. David moet tot diepere zelfkennis komen en opnieuw ootmoed leren. Daarom beproeft God de koning en plaatst hem op een tweesprong. In Zijn soevereine vrijmacht gebruikt God de satan daarbij als instrument. Hij laat toe dat de verzoeking slaagt. Daar komt nog iets bij. In 2 Samuel 24 : 1 lezen we namelijk ook dat het toelaten van Davids zonde nadrukkelijk staat in het kader van Gods gericht over Israël. Niet alleen satan maar ook David is een instrument in Gods hand. De Heere moet namelijk toornen over Israels zonden en wil het volk daarom straffen. Al is en blijft de koning voluit verantwoordelijk voor z'n zonde, zij heeft wel een plaats in Gods bedoeling met Israël.

Hier wordt evenals elders in de Schrift duidelijk dat God ook over zonde regeert en haar in Zijn plan met mensen een plaats kan geven en ook geeft. Toch blijft Hij Zélf vrij van iedere zonde en is nergens haar Bewerker. Hij haat haar immers met een Goddelijke haat. De volkstelling van David is dus een complex gebeuren. Haar uitkomst laat zien dat God ten goede denkt wat satan ten kwade bedoelt. Deze droeve geschiedenis loopt immers niet uit op de zozeer verdiende ondergang van koning en volk, iets waarop satan heeft gehoopt, maar op Gods genade en barmhartigheid voor David en het volk.

Blij zijn met verzoeliingen?

Nog beantwoord moet worden is de vraag wat Jakobus bedoelt als hij zegt: Acht het voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt" (Jak. 1 : 2). Er is hier wel gesproken van een paradox, van een schijnbare tegenspraak. Want staat dat niet helemaal haaks op elkaar: reugde en verzoekingen? De zaak waar Jakobus op doelt wordt wat duidelijker als we het gebruikte woord peirasmos weer in de zin van beproeving door God verstaan. We moeten dan niet denken aan zonden, maar aan allerlei verdrukkingen en de vele tegenspoeden waarin God het leven van de gelovigen brengt om hun geloof te beproeven.

God beproeft namelijk iedere gelovige op deze manier. Degenen aan wie Jakobus zijn brief in eerste instantie richtte: e stammen in de verstrooiing, konden daarover meepraten! Nu lijkt het op het eerste gezicht geen zaak van vreugde maar van droefheid te zijn, wanneer tegenspoed en verdrukking het leven van de gelovigen treffen. Niet voor niets klagen zij vaak daarover en zuchten eronder. Maar dat is niet terecht en moet gecorrigeerd worden. Vandaar dat Jakobus wijst op de positieve bedoeling van zulke 'verzoekingen': e dienen om het geloof te beproeven, te louteren en te versterken. En dat is nodig om te kunnen volharden in het leven van het geloof: wetende, dat de beproeving van uw geloof lijdzaamheid (= volharding) werkt" (Jak. 1 : 3). Die beproevingen waarin God de gelovigen menig keer brengt zijn dus bedoeld om de gelovigen te laten zien dat God een goed werk in hen begonnen is en nu Zijn eigen werk toetst. Dat geeft moed en kracht om onder de wil van God te blijven. Zulke 'verzoekingen' staan altijd onder het gelukkige gesternte van 1 Korinthe 10 : 13: Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw. Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen. "Alleen zo kan het volhardend naar het einde en wenkt het perspectief van zalig te worden (Matth. 24 : 13). De vreugde waarover Jakobus spreekt is dus die van het gelóóf. En dat is altijd weer een terechte en echte vreugde! We hebben nu de weg voldoende geëffend om de volgende keer tot een afronding van ons nadenken over de zesde bede te kunnen komen.

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het Gebed des Heeren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's