Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Franse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Franse Geloofsbelijdenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSLEER

Belijdenis van het geloof, met onderlinge overeenstemming gedaan door de Fransen, die wensen te leven overeenkomstig de zuiverheid van het evangelie van onze Heere Jezus Christus. A.D. 1559.

Art. 1: Wij geloven en belijden dat er een enig God is. Die is een enig en eenvoudig Wezen, geestelijk, eeuwig, onzichtbaar, onveranderlijk, oneindig, onbegrijpelijk, onuitsprekelijk, Hetwelk alle dingen kan, Hetwelk volkomen wijs, volkomen goed, volkomen rechtvaardig en volkomen barmhartig is.

Deut. 4 : 35; 1 Kor 8 : 4, 6; Gen. 1:2; Exod. 3 : 15, 16; Joh. 4 : 24; 2 Kor 3 : 17; Rom. 1 : 20; 1 Tim. 1 : 17; Mal. 3 : 6; Rom. 11 : 33; Hand. 8 : 48; Jer. 10 . 7, 10; Luk. 1 : 37; Rom. 16 : 27; Matth. 19 : 17; Jer 12:1; Ex. 34 : 6, 7 Het opschrift

Aan het begin van de Franse Geloofsbelijdenis spreken de belijders eensgezind uit dat zij alle 40 artikelen geheel in overeenstemming achten met de Heilige Schrift. In de Schrift gaat het immers ten diepste om het zuivere evangelie van Jezus Christus. ledere belijder weet zich dus aan deze belijdenis gebonden. Dit is uiteraard ook de bedoeling van een belijdenis. In haar spreekt de kerk namelijk uit wat ze op grond van de Schrift vast en zeker gelooft en dus onder haar volkomen zekerheid moet hebben. Op haar is ieder kerklid aanspreekbaar, want zij fungeert als akkoord van kerkelijke gemeenschap. Wie met de belijdenis breekt, breekt met het geheel van de belijders en plaatst zich daarmee buiten de gemeenschap van de kerk. Hij wordt een dissonant in het lied dat men samen zingt.

Een hoge inzet

De Franse Geloofsbelijdenis zet met haar eerste artikel direct hoog in. Hoger kan niet. Zij begint namelijk bij God Zelf: Wij geloven en belijden dat er een enig God is, Die is een enig en eenvoudig Wezen. Ook de Ned. Geloofsbelijdenis begint bij God Zelf.

Van een belijdenis die het stempel van Calvijn draagt, kunnen we dit ook verwachten. Het is goed calvinistisch om zo te beginnen. Denk maar aan Calvijns beroemde Institutie. Boek I gaat geheel over de kennis van God de Schepper. Wat echter belangrijker is: et is goed bijbels. God is immers de Eerste en de Laatste, het Begin en het Einde, de Bron van alles wat leeft en is. Er is geen andere God dan Hij. De belijdenis noemt Hem 'een enig God, Die is een enig en eenvoudig Wezen'. Het woord 'Wezen' geeft aan dat God bestaat op Zichzelf en van Zichzelf. Hij is dus van niemand en van niets afhankelijk en heeft eind noch oorsprong. Er is er maar één als Hij! In God zijn er geen fricties of spanningen, geen tegenstellingen, maar alles in Hem is in volmaakte harmonie. Daarop ziet het woord 'eenvoudig'. We horen hier de echo van de oude belijdenis van Israël: Hoor , Israël! de HEERE, onze God, is een enig Heere!'(Deut. 6 : 4).

Dat God is en dat God is zoals Hij is, kan men niet buiten de Schrift om bewijzen. De vele pogingen in die richting zijn dan ook alle mislukt. Hier kan alleen het gelóóf gaan. Geloof bekent zich uitsluitend tot datgene wat God over Zichzelf bekend heeft gemaakt in de Heilige Schrift. Al noemt Art. 1 haar wel niet met name, toch is zij impliciet wel verondersteld. Om die reden valt direct al het woord 'geloven': e belijdenis aangaande God is om te beginnen een zaak van het hart. Op geloven volgt echter ook het belijden met de mond. Wat het hart gelooft, wil de mond namelijk ook uitspreken: ij geloven én belijden {Rom. 10:10)!

Heerlijke eigenschappen

Nu volgt een aaneenrijging van eigenschappen van het Goddelijke Wezen. Art. 1 houdt zich ook hier ver van allerlei gespeculeer. Hij put z'n wijsheid alleen uit de Schrift zo blijkt uit de aangegeven teksten. Wat wij over God kunnen zeggen, kan en mag ook nooit boven het stamelen van de Schrift uitkomen. Laten we eens nader ons oor te luisteren leggen bij Art. 1.

Het Goddelijke Wezen, zo horen we, is geestelijk, eeuwig, onzichtbaar, on- veranderlijk, oneindig, onbegrijpelijk, onuitsprekelijk en Het kan alle dingen. Dit is een machtige belijdenis. God is de ongeschapen Geest. We mogen daarom geen voorstelling van Hem maken of een beeld van Hem snijden, zelfs in onze gedachten niet. Dat zou Hem grotelijks te kort doen en ons tot afgoderij brengen. Hij is oneindig ver verheven boven alles wat geschapen is en daarom voor ons verstand onbegrijpelijk en voor onze mond onuitsprekelijk. Niemand heeft Hem ooit gezien.

Hij heeft Zijn huis gebouwd in het ontoegankelijke licht en is daardoor de Onzienlijke. God is ook niet in onze termen van ruimte en tijd te vatten. Beide zijn immers door Hem geschapen. Dat eeuwig uit Art. 1 is dus niet bedoeld als een oneindig lange tijd, maar is iets wat boven de geschapen tijd uitgaat, een ongeschapen iets. Het behoort daarom onlosmakelijk bij God alleen. Dat geldt evenzo voor de eigenschap oneindig.

Ze bedoelt niet een oneindig ver uitgestrekt zijn van God in de door Hem geschapen ruimte, maar gaat ieder begrip van ruimte te boven. God kan ook alle dingen. Daarmee is niet gezegd dat God dingen kan doen die strijden met Zijn Wezen, maar dat wat Hij wil doen. Zijn vermogen Hem niet ontzegt. Ook dat gaat ons begrip te boven. We noemen al deze eigenschappen wel 'de onmededeelbare eigenschappen' van God. Ze kunnen namelijk alleen maar van God uitgezegd worden. In Art. 1 vinden we ook een opsomming van wat we wel 'de mededeelbare eigenschappen' van God noemen: Hij is volkomen wijs, volkomen goed, volkomen rechtvaardig en volkomen barmhartig. Van deze eigenschappen of deugden heeft God een kleine reflex in Zijn schepselen gelegd. Zelfs na de val bleven daar vonkjes van bewaard. Denk maar eens aan de wijsheid van Salomo en aan de rechtvaardigheid van Job. Als zulke vonkjes al zo groot kunnen zijn, wat moet de mens in het paradijs dan wel heerlijk zijn geweest. En als zelfs die paradijs weelde nog maar een kleine reflex is geweest van wat God in volmaaktheid bezit, hoe heerlijk moet Gód dan wel zijn!

Uit alles blijkt wel dat al ons spreken over God hopeloos te kort schiet. Gelukkig maar dat God Zelf in de Schrift ons de woorden aanreikt die we in ons spreken over Hem mogen gebruiken, hoe onvolkomen ze ook zijn, want anders hadden we geheel over Hem moeten zwijgen.

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De Franse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's