Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ELLENDE, VERLOSSING EN DANKBAARHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ELLENDE, VERLOSSING EN DANKBAARHEID

4 minuten leestijd

Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God door Jezus Christus onzen Heere. Rom.7:24,25

De Apostel Paulus wilde door genade wel heilig leven voor de Heere, maar hij kon niet. Al dieper werd hij ingeleid in het inwonend bederf van het hart. Daarom komt hij tot de uitroep: Ik ellendig mensch, wie zal mij verlosseh uit het lichaam dezes doods? Hij mocht echter delen in de genade Gods in Christus en zo kon hij ook in ware dankerkentenis betuigen, dat hij niet meer zijnszelfs was, maar het eigendom van de Heere Jezus. En dit was zijn troost temidden van al de strijd tussen de oude en de nieuwe mens in zijn eigen hart.

Drie zaken stelt hij in dit Schriftwoord voor, die voor elk mens onmisbaar zijn, zal hij waarlijk getroost mogen leven en sterven. Het zijn de drie stukken, dat van de ware kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid. Deze stukken zal een mens door Gods genade in Christus moeten leren kennen, zal hij zich niet hopeloos bedriegen voor een nimmer eindigende en albeslissende eeuwigheid. Zij vormen de korte samenvatting van de ware religie. De orde hierbij is deze, dat de leer en de beleving der ellende voorop gaan en die van de verlossing en dankbaarheid volgen. Dat geeft de Apostel onder de inspiratie van de Heilige Geest hier duidelijk aan. Reeds de natuur der zaken zelf leert, dat het stuk of de leer der ellende vooraf moet gaan aan die der verlossing. Immers, de leer der ellende kan er geen sprake zijn van de leer der verlossing. Het woord verlossing drukt dit zelf genoegzaam uit. Waaruit toch geschiedt de verlossing anders, dan uit dan uit de ellende? Zo moet eerst de ellendestaat aangewezen worden voor de verlossing geleerd wordt. Dit wordt bovendien ook door de Apostel bewezen uit Rom. 5:14, 20.

Het voorbeeld moet voor het tegenbeeld gekend worden. Eerst Adam dan Christus. Eerst de zonde en de dood, die door Adam gekomen zijn, en daarna de gerechtigheid en het leven, die geworden zijn door Christus. Zolang iemand van zijn ellende niet overtuigd is, is en blijft hij een onbekwaam leerling in de school der genade en een onnuttig toehoorder van het Evangelie. Want of hij zal daardoor vervallen in een opgeblazen verwaandheid en ingebeelde onschuld, of hij zal de genade misbruiken tot ongebondenheid. Want hij, die onder het Evangelie door beleering niet beter wordt, door de toeeigening der belofte zeker erger en in de zonde verhard. Jes. 26:10. En zo worden de paarlen voor de zwijnen geworpen, die dezelve met voeten vertreden, en daarna bozer en wreder worden. Matth. 7:6.

Zonder recht gezicht van ellende kan in ons niet ontstoken worden een verlangen naar verlossing, een honger en dorst naar de Verlosser. Niemand kan een behagen hebben in Christus, zolang hij geen mishagen en walg heeft in zichzelf. Niemand zoekt verandering van staat, zolang hij de tegenwoordige niet moede is. Zoalng een zondaar maar als met een half oog zijn ellende beziet en daarvan denkt, als in Jerm. 10:16: Dat is immers een krankheid, die ik wel dragen kan, blijft hij liggen op zijn droesem en is het bij hem alles nog in vrede. Maar als hij ziet, dat plage dodelijk is en zijn breuk zo groot als de zee, dan wordt het: Wat blijven wij hier, totdat wij sterven? 2 Kon. 7:3. Dan roept hij tot de Opperste Medicijnmeester: Wees mij genadig, want ik ben verzwakt. Genees mij Heere, want mijn beenderen zijn verschrikt. Ja, zijn ziel is zeer verschrikt. En Gij, Heere hoe lange? Ps. 6:3. En zo wij over de grootheid onzer ellende niet zijn aangedaan, zo zullen wij ook de behoorlijke hoogachting van de verlossing niet hebben, en al evenmin met betamelijke naarstigheid onze dankbaarheid betonen, die wij er voor schuldig zijn. De wijsheid en macht van onze Verlosser moet daardoor geopenbaard worden, de grootheid van Zijne genade en barmhartigheid gekend, en de banden van verplichting op onze ziel gelegd en vastgemaakt worden daaruit, dat wij weten uit hoe grote nood en dood de Heere ons heeft verlost. Daarom kon Paulus hier laten volgen: Ik dank God door Jezus Christus onzen Heere. en daarom kon hij ook de genade Gods in Christus zo verheffen, omdat hij zulk aan diep inzicht, een diepgaande beleving van zijn zondeschuld ontvangen had, dat hij geweest was een Godslasteraar, een verdrukker en vervolger van de gemeente. En daardoor had hij ook zulk een diepgaande geestelijke kennis van de genade van de Heere Jezus, die overvloedig over hem geweest was, en Die al Zijn lankmoedigheid aan hem betoond had, tot een voorbeeld van alIen, die geloven zouden. 1 Tim. 1:13,14,16.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1948

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's

ELLENDE, VERLOSSING EN DANKBAARHEID

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1948

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's