Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met ongemeen leedwezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met ongemeen leedwezen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met ongemeen leedwezen namen we kennis van hetgeen de heer Ds. Gispen deze week in de Bazuin aan treurzangen zong.

Hij besprak de schoone redevoering van Prof. Wielenga over de doleerende kerken., en was blijkbaar over die oratie lang niet gesticht. Wel natuurlijk over de critiek die Prof. Wielenga op ons gebruik van den term „doleerende" oefende, en waar we te zijner tijd op terugkomen, maar lang niet over de zuivere Gereformeerde lijnen, die de geachte redenaar in dit bondig stuk getrokken had.

Hoor slechts:

Veel wat ik (bij het lezen van Wielenga's redevoering) dacht kan ik samenvatten in het woord smart. Het smartte mij in de Rede te vinden de in onze kringen nieuwe terminologie van kerken in plaats van gemeenten. Te hnoren dat er bij het uitbreken van het Conflict reeds 400 Gereformeerde kerken in deze landen bestonden in plaats van eene Christelijke Gereformeerde Kerk, te vernemen dat schier geheel onze kerkgenootschappelijke ontwikkeling op foutieve handelingen berust, fouten die wel niet van zulken ernstigen aard zijn als de Heraut het laat voorkomen, maar voor welke toch verzachtende omstandigheden gepleit moet worden. Foutief de handelingen der gemeenten tot 1852, die den onberaden stap van de Utrechtsche gemeente volgden en vrijheid van openbare odsdienstoefeningen op de bekendq voorwaarm den verkregen. Foutief het reglement van 1869, dat we, ter voldoening aan art. i der Wet op de kerkgenootschappen ter kennis van de Regeering brachten. Foutief het Concept-Reglement op het beheer der kerkelijke goederen, en wel in die mate dat het »een stoffelijken en financieelen band slaat om de kerken" die »groot gevaar met zich brengt.”

Bij dit een en ander dacht ik zoo, zie, dat zullen de Gereformeerden, thans doleerenden, met groot genoegen lezen.

Waarom deze naar bitterheid riekende tegenstelling niet in de pen gehouden.

Uw genoegen is mijn smart!

En dat zegt de man, die als Bedienaar des Woord te Amsterdam er juist het eerst aan toe was geweest, om zijn Gereformeerde broederen te troosten en te sterken.

Maar Ds. Gispen deed dit niet.

Heel het jaar 1886 heeft hij ons lijden en ons worstelen aangezien, zonder, met ons in dezelfde stad wonende, ons één enkelen beker koud waters te reiken.

En zelfs nu nog moet het eerste warme woord van hem uitgaan, dat wél luidt en lieflijk voor ons klinkt.

Blijkbaar is de loop, dien de dingen nemen, hem dan ook tegen den zin.

Hij schrijft toch:

Gij ziet ook uit dit geval hoe de zaken tegenwoordig in Nederland staan. En als ge het jongste nummer van de Heraut gelezen hebt, zult ge gezien hebben, dat altijd volgens de Heraut, samensmelting van de gescheidenen en de doleerenden bijna zeker is. Van hetgeen ik dacht dat gebeuren zou, is geheel het tegenovergestelde geschied Er schijnen verhoudingen te bestaan waarmede ik volkomen onbekend ben. Volgens de Heraut zijn bijna alle gescheidenen reeds eenstemmig. Alleen aan den buitenkant van hun kerkelijk leven dwalen nog enkele sombere Jiguren rond van verdachte zielsuiting.

Deze teedere zielsuiting van de Heraut is zeer kenschetsend voor den hedendaagschen toestand. En dien toestand heb ik lang zien aankomen. Men kan met de Geformeerden niet medegaan tot op zekere hoogte; men moet geheel mede, of men moet zich laten verachten en wegwerpen. Een derde is er niet.

Let op dit verachten en verwerpen!

In wat inkt is de pen gedoopt, die zoo iets neerschreef.'' En waar is het broederhart, aan welks kerkistische bezorgdheid iets dergelijks kon ontsnappen?

Hier laat de heer Ds. Gispen het dan ook niet bij, maar eindigt met openlijk en rondweg den] kerkistischen hartstocht van enkele zijner medestanders te prikkelen, ten einde een hereeniging van alle zonen van hetzelfde huis tegen te gaan.

Zij, die aan de ontwikkeling van dezen toestand hebben medegewerkt, hebben dit ook uit overtuiging en naar hun beste weten gedaan. Men heeft lang gezegd : de Gereformeerden behooren eigenlijk bij ons. En de Gereformeerden antwoorden nu : goed ; maar herroep dan eerst uwe geheele kerkgenootschappelijke ontwikkeling. Werp weg uw statuut van 1869/70. Uw kerkgenootschap valle uiteen, en er komen kerken, los van elkander. Gij hebt Ons schier alles wat ge te geven hebt toegegeven, over woorden willen we niet twisten, op het verleden niet terugkomen. Schop slechts dat steentje weg, en we zijn er.

En nu wil ik niet gelijk zijn aan den kleinen jongen, die een spaak poogt te steken in het wiel van een voortvliegende locomotief Maar ik acht het mijn plicht aan al de gemeenten te zeggen wat ik zie, en waar het, naar mijne overtuiging, over gaat.

Droef, niet waar, en toch is het droef verschijnsel, hetwelk in deze treurzangen aan het licht komt, niet zoo moeilijk te verklaren

Immers, gelijk met weet, heeft de heer Ds. Gispen de onvoorzichtigheid begaan, om, toen hij naar Amsterdam kwam, zich te vriendelijk door de Irenischen te laten ontvangen.

Hij heeft niet tijdig genoeg ingezien, dat er een adder onder dit fluweel-zachte. Irenisch-groene gras school.

Zelf beminnelijk van aard, heeft hij zich door de beminnelijke manieren dezer lieden laten verschalken, en is er dientengevolge toe gekomen, om in Irenische kringen »de gewilde man" te zijn, en zijn Gereformeerde broederen te mijden.

Nu, dit doet niemand straffeloos.

Ongemerkt toch ondergaat men dan den indruk van zulk een kring. Men hoort altoos van die „schandelijke Gereformeerden", en dien „boeman van de Prins-Hendrikkade, " en die > eigenwijze ouderlingen, " en dan wordt zelfs Prof. De la Saussaye in degescheidene kerk gezien, en zoo.... komt het.... van lieverlee..., tot allerlei.... menschelijke zwakheid.

Van tijd tot tijd viel in de „Brieven aan vriend te Jeruzalem" dan ook zeer duidelijk de echo te beluisteren van zekere vrienden onder de Irenischen en Classicalen te Amsterdam. Iets wat ons altoos zeer pijnlijk aandeed.

Van lieverlee ging dit zelfs zoo ver, dat de heer Ds. Gispen openlijk saam met deze heeren optrad.

En toen er ten leste die ongelukkige geschiedenis bijkwam van zekeren tekst diende heer Ds. Gispen, op zeer menschelijke wijze, mis had verstaan; iets wat den beste overkomen kan; en hij, hierop gewezen, de zwakheid beging van deze vergissing, tegen alle regel in, te willen staande houden; en tot overmaat van ramp de Heraut ook nog op het gevaar van het Concept-Beheersreglement wees; helaas, toen hebben allengs gansch averechtsche gedachten in dit vriendelijk hart postgevat, en keerde Ds. Gispen zich geheel tegen ons.

Reeds een vorig maal merkte men dit.

Immers toen Ds. Gispen schreef, dat de menschen nu eenmaal zoo zijn, dat ze zich niet gevangen geven in de klem van een indend betoog, maar meer naar den indruk an hun hart te werk gaan, toen beduidde dit oor ieder die tusschen de regels kon lezen, at Ds. Gispen wel inzag dat ons betoog, m te vereenigen, klemde; maar dat zijn ersoonlijke sympathie er tegen stond. Dit nu is ons eene oorzaak van smart.

We zijn één, en behoeven het eigenlijk niet meer gemaakt te worden.

We zijn één: i». als Nederlanders en zonen van hetzelfde vaderland; a", één door eenzelfde historische traditie, die (op enkele jaren na) van 1563 af voor beiden geheel gehjk loopt; 3". we zijn één in Belijdenis; 4". één in Liturgie; 5*. één in Kerkenorde; & . één door één geestelijke gemeenschap in heel ons goede land.

En tegenover dit alles staat niets dat ons scheidt, dan i". zeker verschil van een verleden dat over korte jaren loopt; 20. een tweeledige naam; en 3". een nietszeggend reglement, waar geen kind van God aan

hechten kan. Op het Congres is alle eere aan de gescheidenen gegeven, en zelfs blijkens de referaten volmondig erkend, dat zij ons in de afwerping van het juk zijn voorgegaan.

De vroegere „vreemdhouding" heelt plaats gemaakt voor een al warmer gevoel van betrekking.

De theologen onder de gescheiden broeders zijn het met onze theologen óp alle punten eens.

En zou dan nu, waarlijk zulk een kleine nietigheid, aan onze ziele het zoet der gemeenschap, aan onze kerken de gewenschte kracht, aan ons vaderland de energie der eenheid van alle Calvinisten moeten doen derven.

Wij weigeren het te gelooven.

Meer nog, wij zouden de verantwoordelijkheid schriklijk vinden van den man die zulk een schade teweegbracht.

En daarom dat m^g en dat zal ook de heer Ds. Gispen niet. En zoo zien we den dag reeds komen, dat ook hij met de Classicalen breekt en weer kiezen gaat voor zijn Gereformeerde broederen. Den dag waarop Gispen geen smart meer zal hebben over wat ons oorzaak van vretigde is, maar ook hij zich met ons lotgemeen en één van zin en hart zal toonen. Ja den dag, waarop Gispen niet meer klagen zal, als Wielenga, gedragen door het gebed van vele vromen, ons de hand der verbroedering toereikt, maar zelf zijn gebed met dat van Gods volk zal paren, om zegen op wat Wielenga begon.

Och, alle hart onder de ouderen van Gods vrome en trouwe volk is met ons.

Vraag het aan Brummelkamp, vraag het aan Van Velzen maar.

Waarom zou dan ook het jonger geslacht niet om onze vrijmaking jubelen.

Ook bij hen gaat toch het beginsel van de belijdenis immers boven juridischen vorm of persoonlijke sympathie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 februari 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Met ongemeen leedwezen

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 februari 1887

De Heraut | 4 Pagina's