Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de Boodschapper van de vorige

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de Boodschapper van de vorige

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Boodschapper van de vorige week komen enkele verklaringen voor van Dr. Hoedemaker, die eenige rectificatie vereischen.

Bepalen we ons tot een drietal.

Ten eerste heet het aan het slot:

»Dat men op het congres, zooveel mogelijk mittelooze discussie afsneed, kan ik begrijpen. Dat men mij niet toeliet in welken vorm en op welke wijze dan ook uit te spreken, wat m. i. de eisch van het Gereformeerd beginsel zou zijn.... ziedaar, de eenige reden, waarom ik geen deel nam aan het congres."

Deze voorstelling nu is met de toedracht der zaak in strijd.

De zaak is namelijk deze, dat de Kerkei'aad van Amsterdam zich wel gewacht heeft om wilkeurig uit te maken, wie komen mocht en wie niet, maar juist ter afsnijding van alle wilkeur een vasten res; el had gesteld, uitgedrukt in een formule, die veertien dagen vooruit heel het land door bekend is gemaakt. Die formule luidde aldus:

»De ondergeteekende, lid van de Nederd Herv. ^Geref.) kerk, verklaart, dat hij ae afwerping van het Synodale juk plichtmatig acht voor ieder, die het Koningschap van Jezus in zijn kerk wil eeren."

Nu verscheen echter op 14 Januari des I morgens, even voor het Congres aanging. Dr. Hoedemaker bij het Bureau en stelde de vraag: of hij kon toegelaten, zoo hij niet deze, maar een andere formule onder-1 teekende, en op die wijs de afwerping van j het juk der Hiërarchie alleen tot Kerkeraden bepaalde.

Hierop kon natuuriijk niet anders dan ontkennend geantwoord. Het Bureau zou eerloos en trouweloos voor het publiek' hebben gestaan, zoo het, na heel het land j aan een vaste formule te hebben gebonden, te elfder ure, juist toen men beginnen zou, ten behoeve van een speciaal vriend, bui en iemands medeweten, deze formule gewijzigd had.

Niet het Bureau sloot dus Dr. Hoede-1 maker uit, maar Dr. Hoedemaker sloot zich zelven uit; doordien hij verklaa de de toegangsformule niet te kunnen onderteekenen.

Met de vraag of Dr. Hoedemaker al dan niet (stel hij had de toegangsformule onderteekend) op deze of die wijze op het Congres had kunnen spreken, staat het intusschen anders.

De Kerkeraad heeft Dr. Hoedemaker uitgenoodigd, om een referaat te houden. Hij deed diC* op grond van zijn jongste vlugschrift en van het feit, dat Dr. Hoedemaker die wist wat men bedoelde, z ch in Friesland met zulk een geestdrift over de zaak had uitgelaten. Daarop zond Dr. Hoedemaker een schrijven aan den Kerkeraad, waarin hij een korte geloofsbelijde-1 nis op enkele punten aflegde, en vroeg of de Kerkeraad het hiermee eens was; en voorts of discussie over al zulke pun en kon toegelaten. Kort voor het Congres, I en toen de ongelooflijke drukte der voorbereiding alle breeder overleg afsneed, kon echter de Kerkeraad er natuurlijk van verre zelfs niet aan denken, om. zich met elk der uitgenoodigden voor referaat, of wat ook, in diepzinnige theologische controversen in te laten. En het eenige wat toen daarom restte, was om Dr. Hoedemaker met dit onderstaande schrijven te antwoorden:

Aan Prof. DR. HOEDEMAKER.

Hooggeleerde Heer!

U dankzeggende voor uw belangrijk schrijven, ziet de Kerkeraad zich tot zijn leedwezen genoodzaakt, U te melden dat de tijd ten eenemale ontbreekt, om zulke bedenkingen, als Gij in uwe missive geopperd hebt, hetzij schriftelijk, hetzij door eene commissie, met U te bespreken. Geheel afgaande op uw jongste pennevrucht, had de Kerkeraad gemeend, dat hartelijke, samenwerking van uwe zijde voor dit Congres mogelijk geacht en bedoeld werd.

Maar het ligt toch wel in den aard van de zaak, dat op eene bijeenkomst van minstens honderden eenvoudige personen uit alle oorden des lands, kwalijk eene principiëele gedachtenwisseling kan gevoerd worden over de vraag of b.v. uwe zienswijze aangaande het ambt al dan niet met de onderwijzing van Gods Woord overeenstemt. Zoo iets zou wel kunnen op een theologischof wetenschappelijk Congres 1 maar is ondenkbaar op een Congres van eenvoudige geloovigen, die uit alle oorden des lands opkomen om te vragen, welke weg moet worden ingeslagen om onze kerken te redden, dat ze niet ondergaan. Zeer terecht merkt U dan ook op, dat zulk eene gedachtenwisseling tegen uwe bedoeling in, oppositie zou opwek­ j ken en maken dat reeds den volgenden dag, de meeste leden van het Congres voorgoed teleurgesteld, huiswaarts keerden.

Onder deze omstandigheden mogen wij dus niet van U vergen dat Gij door toe te geven aan ons verzoek óf U zelven binden zoudt, óf de zaak zoudt embrouilleeren.

Geloof ons, Hooggeleerde Heer, met hoogachting en heilbede,

Namens den Kerkeraad der Ned. Geref. Kerk Zijne Commissie

P. VAN SON, Voorzitter.

Een schrijven waarin alleen ligt uitgej^sproken, da, t de Kerkeraad oordeelde zich aan zijn «^^«^«< »« te moeten houden, en zich niet door Dr. Hoedemaker mocht laten verlokken, om het Congres, hem ten gelieve, (geheel van aard en strekking te doejt veranderen.

Het Congres was saamgeroepen, om tot practisch handelen te komen, op grond van een vooraf vaststaande overtuiging. Daarentegen wat Dr. Hoedemaker vroeg, ware alle fundament nogmaals loswrikken, en aldus alle practisch resultaat onmogelijk maken.

En overmits nu deze algeheele verandering van de natuur van het saamgeroepen t Congres juist het tegendeel zou hebben uitgewerkt, van wat beoogd wierd, zou de I Kerkeraad blijk hebben gegeven van laakbare beginselloosheid en volstrekt gemis aan I vroed beleid, bijaldien hij in zulk een voor-I stel getreden ware.

Maar bovendien, al had de Kerkeraad I dit gewild, hij bezat er de macht niet toe.

Immers het Congres was voorbereid niet J door hem alleen, maar door hem in overleg I met broederen uit alle oorden des lands, die I hiertoe herhaaldelijk confereerden.

In deze conferentiën nu was de grondslag van het Congres eenmaal vastgesteld, en het zou alzoo unfair tegenover deze broederen zijn geweest, indien de Kerkeraad zich onderwonden had, om in stuitende af wijking van de stellig gemaakte bepalingen, het Congres heel iets anders I te doen worden dan men had bepaald.

Blijkbaar heeft Dr. Hoedemaker, die van I dit alles niet op de hoogte kon zijn, zich I derhalve een geheel onjuiste voorstelling I van de toedracht der zaak gevormd, en kon hij er uit dien hoofde toe komen, om het publiek van de Boodschapper zoo onjuist I in te lichten.

Misschien wil de Boodschapper de goed-I heid hebben, thans door opneming van deze rectificatie het alzoo geboren misverstand j uit den weg te ruimen. .

Een tweede rectificatie eischt dit andere zeggen van Dr. Hoedemaker in de Bood-\ schapper: — >

»Ik had, in de laatste jaren, op kerkelijk terrein niet met de broeders kunnen samenwerken, omdat zij de organisatie van 1816 vasthielden. Nu zij haar eindelijk hadden verworpen en bij gevolg op het standpunt kwamen te staan, dat ik steeds heb ingenomen, ging het niet aan, mij van hen af te scheiden, ' zonder nadere verklaring van de reden, die mij j L hiertoe noopte."

Gesteld het ware zoo, dat Dr. Hoedema­ m ker de eenige man in het land ware ge-| b weest, die reeds voor zeventien jaren (want | hij zegt: „steeds heb ingenomen") het juiste standpunt innam; en buiten hem 1 alle broederen doolden, tot ze nu eindelijk zoo wijs wierden, om te gaan staan, waar 1 hij altoos gestaan had, — dan zou nog misschien de vraag niet te onpas zijn, of het goed gezien [is van Dr. Hoedemaker, dat hij dit zelf zoo keer op keer komt verkondigen.

Maar bovendien het is niet zoo.

Het is niet Dr. Hoedemaker, maar Groen van Prinsterer, onze groote Leider en Bezieler, die reeds sinds 1840 de Synodale organisatie als het Carthago, dat weg moest, heeft aangewezen. En het was op het voetspoor van Groen van Prinstere , dat ook de ondergeteekende reeds in 1869 met gelijken eisch optrad, en het uitsprak, dat ., .; van een doorwerking langs den weg onzer tegenwoordige Kerkelijke Hiërarchie geen sprake kan zijn" (Werking van art. 23 pag. 31), en den eisch stelde :

Degeheele Synodale organisatie is onwettig in haar oorsprong, en dan eerst zal der Kerk recht wedervaren, als dit Synodale wezen door eendrachtige samenwerking van Staat en Kerk spoorloos zal verdweiien zijn.^'

(VRIJMAKING DER KERK, p. I.)

En verder:

»Het moet den Gereformeerden gezegd l den. Niet maar dat de Synodale organisatie onze kerk ten val heeft gebracht. Niet maar dat die Synodale organisatie onwettig is. Dit toch wisten ze reeds lang., en is aller diepe overtuiging Maar ook en vooral. Dat de onwettigheid van deze organisatie meer algemeen erkend wordt. Dat de Staat een beginsel heeft aanvaard., dat noodzakelijk tot opheffing dezer noodlottige org nisatie leiden moet. En eindelijk, dat thans de ure is gekomen waarop de volksstem zich slechts krachtig behoeft te doen hooren, om den bijl aa den wortel te leggen van dien giftigen exotischen boom, die al het levenssap uit onze kerk wegzoog 'en daarom het geestelijk leven onzer gemeet ten deed verarmen".

(VRIJMAKING DER KERK, p. 6.)

En de uitkomst is dan nu ook, dat terwijl schrijver dezes sinds 16 Dec. 1886 met deze organisatie niets meer uitstaande heeft. Dr. Hoedemaker nog altoos, zelfs zonder eenig teeken van leven in de Kerk van Nieuwer-Amstel, onder de Synodale jurisdictie voortleeft.

En dan nog een korte, derde rectificatie, op wat Dr. Hoedemaker aan de Gereformeerden thans verwijt: „dat ze de Kerk ; verscheuren, het ambt miskennen, en de onmondigen prijsgeven!"

De zaak is namelijk deze: Dr. Hoedemaker is thans weer van oordeel, dat eigenlijk ook de Kerkeraden het juk niet mogen afwerpen, maar dat het alleen dadr mag afgeworpen, waar zoogoed als de geheele gemeente meegaat.

— »Vandaar dat ik dit uittreden alleen gewenscht vind in plaatsen waar de Synode, zooals b.v. te Reitsum, Bunschoten en Voorthuizen, geen pied a terre heeft. Anders wordt door dezen stap meer kwaad dan goed gedaan en de Kerk eenvoudig in de handen der Modernen gespeeld." '

Nu bij dit terugnemen door Dr. Hoedemaker van zijn eigen jongste program zal I de Synode in de handen klappen, want dit staat volkomen gelijk met een huldigen van haar Hiërarchie voor altoos. Ieder , weet toch, dat er in geen eeuw een tijd komt, dat in de meeste kerken alle oppositie tegen Koning Jezus ontbreken zal.

Maar ook al laten we dit utiliteits argument, waarmee Dr. Hoedemaker zijn eigen standpunt, dat hij zegt altoos te hebben ingenomen, nu zelf van alle kracht berooft, een I oogenblik rusten, dan nog bedenke men wel, dat dusgenaamde „verscheuring der Kerke" volstrekt niet altoos een kwaad, maar soms plichtmatig en geboden is.

Zoo heeft ook de Heere Jezus de Kerk verscheurd. Zoo deden het de heilige Apostelen. Zoo deden het de Waldenzen. Zoo I deden onze vaderen het in de dagen der Reformatie. [Zoo de doleerende Kerken I in 1616!

Dit zegt, zonder nadere bepaling, dus I niets.

Wat het „niet eeren van het ambt" aanjgaat, kunnen we kort zijn. Er is tweeërlei I voorstelling van het ambt. Een ambt als I inklevend in den persoon. Nu dan is ook j de man d!e den Christus verloochent, toch nog, I ook terwijl hij Hem op den kansel aanrandt, I zijn Dienaar en de Verkondiger van zijn Woord. Daarentegen belijdt men met onze I vaderen, dat het ambt valt, waar het Woord valt, dan komt men uiteraard tot geheel andere conclusie. Het Roomsche ambtsbegrip kennen wij. Gereformeerden, zelfs in zijn verzwakten Lutherschen vorm, dan I ook niet.

En wat eindelijk die „onmondigen" betreft, zoo zij opgemerkt, dat God de Heere in dien zin ook alle onmondige volken prijsgaf, toen Hij eeuwenlang het heil in Israël I besloot. Dat de Hervormers ook stroomen van onmondigen prijsgaven, toen zij braken met Rome, En dat ook ons thans geen andere keus bleef, dan om óf met alle on-I mondigen geestelijk te verkwijnen, óf wel j een deel dier onmondigen nu reeds uit te I helpen, en straks te zien wat ook voor de {overigen kan worden gedaan.

Doch waartoe ook al deze berekeningen en al deze utiliteitsargumenten, en dit willen redeneeren uit het Providentieel Bestuur des Heeren. Maande niet juist Dr. Hoedemaker ons zoo vaak, om toch alleen naar j het Woord te luisteren, alleen naar begin-I selen te vragen, alleen voor Koning Jezus 'te buigen?

Welnu, zoo dit zoo zijn moet, laat de Gereformeerden in den lande, het dan ook doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 februari 1887

De Heraut | 8 Pagina's

In de Boodschapper van de vorige

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 februari 1887

De Heraut | 8 Pagina's