Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de afgeloopen week verscheen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de afgeloopen week verscheen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de afgeloopen week verscheen een belangrijke brochure van den heer Mr. Heineken, getiteld: Het ClassikaalBestuur van Amsterdam contra de heeren Dr. F. L. Rutgers en P. Goedhuys, bij J, A. Wormser.

In deze brochure publiceert Mr. Heineken twee stukken, t. w. I». de Conclusie van het Openbaar Ministerie in deze quaestie genomen; en 2". het Vonnis op 17 Februari jl. door de Arrondissements-rechtbank gewezen.

Op de Conclusie van het Openbaar Ministerie komen we een volgend maal terug, en deelen er de helft van mede.

Het Vonnis zelf is minder belahgrijk en voor wie het lezen wil te vinden in No. 3 van de Amsterdamsche Kerkbode.

Voorshands meenen we dus te kunnen volstaan met over te nemen, wat Mr. Heineken in zijn voorwoord schreef, en wat zeer der lezing waard is.

Het luidt aldus:

„Op den vierden Januari van het vorig jaar heeft het Classikaal Bestuur van Amsterdam 80 leden van den Amsterdamschen Kerkeraad geschorst, en in die handeling aanleiding gevonden onmiddellijk zelf op te treden om te doen wat des Kerkeraads is.

Het Classikaal Bestuur van Amsterdam bestaat uit tien leden, waarvan acht tevens leden waren van den Kerkeraad.

De maatregel moest onwillekeurig den schijn hebben, dat het achttal, eene kleine minderheid, van zijn lidmaatschap van het Classikaal Bestuur gebruik maakte om in den Kerkeraad zich van zijne honderd en veertig medeleden te ontslaan.

Er is geene poging in het werk gesteld om bij de uitvoering van den maatregel dien schijn te vermijden.

Toen de leden van den Kerkeraad, ter vergadering opgeroepen, hun lokaal in de kosterij der Nieuwe kerk op den avond van 4 Januari wilden binnentreden, werd hun de toegang belet met behulp van twee politieagenten, die voor de deur waren geposteerd.

Den volgenden avond liet het Classikaal Bestuur de deur van het lokaal na de vergadering van een buitengewoon slot en gepantserde platen voorzien en zette het twee bewakers voor de deur, aan wie het de instructie gaf »om te zorgen, dat er door niemand dan op last van den genoemden voorzitter (nl. van het Classikaal Bestuur doende wat des Kerkeraads is) eenig geweld gepleegd wordt aan de Consistoriekamer der Nieuwe kerk en, zoo dit geschiedt, onverwijld de hulp der politie in te roepen”.

Indien men in aanmerking neemt, dat de kosterij der Nieuwe kerk staat onder het beheer van de Commissie tot het Bestuur over de kerkgebouwen, goederen, fondsen en inkomsten, die hare vergaderingen in datzelfde lokaal hield, dan moet men erkennen, dat het Classikaal Bestuur op geen eigenaardiger wijze het in deze instructie zichzelf (immers aan niemand anders) toegekend monopolie van geweld kon uitoefenen, noch de zekerheid uitspreken, dat het daarbij op den bijstand der politie mocht rekenen.

Eenige dagen vóór den vierden Januari was ik geraadpleegd geworden over de vraag, of er eenige vrees kon bestaan voor het plegen van feitelijkheden en hulp door de politie daaraan te verleenen.

Ik aarzel niet te verklaren, dat ik die vrees geheel denkbeeldig achtte en als mijn oordeel heb uitgesproken, dat geen overheid hier te lande partij zou kiezen, waar niet alleen de rechter geen uitspraak had gedaan, maar de gevraagde hulp zou moeten dienen om een bestaanden staat van zaken te verstoren.

Mijne verwachting is niet vervuld geworden.

Niet slechts in Januari, maar opnieuw later heeft de overheid zich geleend om eerst het Classikaal Bestuur en vervolgens, onder voorgeven, dat de kosters moesten worden beschermd, de door het Classikaal Bestuur aangestelde Commissie-Roëll aan het bezit van de kerkgebouwen te helpen.

Dat de Commissie van Kerkmeesters zich in den beginne niet heeft laten verdringen uit de lokalen der Nieuwe Kerk, heeft ten gevolge gehad, dat het Classikaal Bestuur gemeend heeft de procedure tegen de Heeren Rutgers en Goedhuys te moeten voeren, waaraan wij de conclusie van den Heer Mr. H. F. Baron de Koek en het vonnis der Rechtbank te danken hebben.

Bij het vonnis zijn de bezwaren, tegen de dagvaarding aangevoerd, door de Rechtbank als juist aangenomen, en voor haar was het derhalve onnoodig de vraag te onderzoeken naar de bevoegdheid van het Classikaal Bestuur.

Ofschoon derhalve zelfs in eersten aanleg nog geen beslissing is gevallen over de bevoegdheid van het Classikaal Bestuur, kan het slechts nuttig zijn bekendheid te geven aan de gronden, die een Ambtenaar der Justitie bewogen hebben zich aan te sluiten' bij de adviezen van de Heeren Farncombe Sanders, De Geer van Jutfaas en Van Bemmelen, en daardoor ieder in de gelegenheid ti stellen over de houding der Politie een oordeel te vellen.

Zelfs al zou de juistheid van de meening van den Ambtenaar van het Openbaar Ministerie over de bevoegdheid van het Classikaal Bestuur kunnen worden betwist, dan was er toch alle reden voor de overheid om haar sterken arm niet ter beschikking te stellen van het Classikaal Bestuur; was er nog meer reden zich daarvan te onthouden, toen de Commissie-Roëll hulp inriep, juist om den naam, die aan de Commissie verbonden was.

Maar voor hen, die het oordeel over de bevoegdheid van het Classikaal Bestuur uitgesproken juist achten, kan het slechts verwondering wekken, dat er mannen van goeden naam te vinden zijn geweest, die zich hebben laten bewegen om zich meester te maken van eene administratie, op welker uitoefening niet het minste recht bestaat.

En nog meer zullen zij verwonderd zijn, wanneer zij zich herinneren, dat voor de handelingen van het Cla-ïsikaal Bestuur en het optreden der overheid de eisch van handhaving van het gezag is ingeroepen.”

Is het toch niet opmerkelijk, hoe bijna zonder uitzondering alle juristen tot gelijke conclusie komen?

Het is zoo, Mr. Levy's gevoelen week iets af, maar toch slechts ten deele, en door zijn wijzen op de strenge onderscheiding tusschen straf en tucht maakte hij de zaak voor de Classicalen nog merkbaar slechter.

Maar, hem nu daargelaten, is anders de opinie bijna eenstemmig.

Mr. Farncombe Sanders, Mr. De Geer van Jutfaas, Mr. Van Bemmelen, Mr. Heineken en het Openbaar Ministerie bij de Rechtbank te Amsterdam bij monde van baron De Koek, ze zijn allen eenparig van gevoelen dat het Classicaal Bestuur geen het allerminste recht had om op te treden.

En niet te onpas vestigt Mr. Heineken er dan ook de aandacht op, hoe een wethouder van Amsterdam, Baron Roëll, door in een Commissie, die derwijs wederrechtelijk optrad, zitting te nemen, nog den laatsten schijn van vertrouwen wegnam, die in het onpartijdig beleid der politie kon bestaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 maart 1887

De Heraut | 4 Pagina's

In de afgeloopen week verscheen

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 maart 1887

De Heraut | 4 Pagina's