Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het revindicatoir beslag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het revindicatoir beslag

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het revindicatoir beslag te Hijlaard op de archiefstukken beoogd, doch mislukt. gaf Ds. Sikkel, predikant aldaar, aanleiding klachte in te brengen tegen den rechterlijken ambtenaar, die daarbij handelend optrad.

Tegen de gemotiveerde nota, waarin hij deze klacht aandrong, kwam het Weekbl. V. h. Recht op en gaf als zijn opinie te kennen, dat de beveiliging van onroerend goed in het algemeen dit arbitraire recht eischte, en alzoo ook de handelingen der Irenischen in casu niet konden worden gewraakt.

Het betoog, waarin het W. v. h. R. dit gevoelen waar zocht te maken, is thans door Q. N. in hetzelfde weekblad aan degelijke critiek onderworpen, en in niet geringe mate ontwricht,

Q.N. schreef er over:

»In No. 5334 van dit Weekblad\vtx6.tx\.& oox de redactie, naar aanleiding van het adres van den heer Sikkel, predikant te Hijlaard, een tweetal stellingen verdedigd, waarmede ik mij in geenen deele kan vereenigen.

Volgens haar kan de president der rechtbank, wanneer de verzoeker niet aanwijst, »7«V" bezitter is, dezen toch toestaan revindicatoir beslag te leggen.

Zij die beslag leggen, behoeven — zegt de Redactie — niet te weten, bij wien het bezit is, en volgens haar kan het dan ook worden gelegd onder onbekende houders, personae incertae.

»Hij — zoo lezen wij — die revindicatoir beslag op de zaak, waarvan hij eigenaar beweert te zijn, wil leggen, kan vermoeden, dat deze of gene daarvan bezitter zij; zekerheid daarvan heeft hij niet. Het is hem minder te doen om den persoon, dan om de zaak, onverschillig wie haar bezit.'' Juist daarom legt hij het beslag; »anders zou hij zich tot een gewone burgerlijke vordering tot revindicatie bepalen”.

Deze opvatting schijnt mij onjuist.

Dat hij, die revindicatoir arrest op een zaak leggen wil, geen zekerheid heeft, maar slechts vermoeden kan, dat deze of gene daarvan bezitter is, geef ik toe, maar ik zie niet in, dat de arrestant daarom niet behoeft aan te wijzen »wien" hij vermoedt dat bezit, maar volstaan kan met, in het algemeen te verklaren dat i> iemand" zijne zaak heeft, dat hij onder die persona incerta onder »wie de zaak mocht blijken te berusten" .haar in beslag wil nemen.

Wanneer ik van iemand iets koop, vermoed ik ook slechts dat de verkooper eigenaar is : zekerheid heb ik daaromtrent niet.

De redactie van het Weekblad zal het echter wel met mij eens zijn, dat het zeer zonderling zou wezen, als men in de koopacte verklaarde te hebben gekocht van hem »wien de zaak mocht blijken te behooren”.

De leer van het Weekblad is dan ook met geen enkel artikel uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te rijmen.

»De eigenaar van roerend goed, zegt art 721, welke recht heeft tot revindicatie of reclame, kan hetzelve onder eiken bezitter in beslag nemen.”

Voor beslag is dus noodig: i. een eigenaar door - wien, 2. een roerend goed waarop, 3. eett bezitter onder wien het gelegd worden zal.

Bezitter is hij, die de zaak, waarop beslag gelegd wordt, heeft en die haar aan den eigenaar kan teruggeven.

Zoo leeren ook Faure i). De Pinto 2) en Oudeman 3).

Wanneer de verzoeker dus niet aanwij st, wie de zaak heeft en kan teruggeven, geen bezitter noemt, volgt daaruit dat geen beslag kan worden gelegd.

Zeer juist werd dan ook in No. 5334 van dit Weekblad met een beroep op Boitard 4) en Rodière 5) gezegd:

»De bevoegdheid van den eigenaar, om roerend goed onder eiken bezitter in beslag te nemen, rust opi het vereischte, dat men recht moet hebben tot revindicatie.”

»Dit recht nu kan uitgeoefend worden slechts tegen hem die terecht of te onrecht als houder van goed wordt aangeduid en aangesproken" (c. f. art. 629, 2014 al. 2 B. W.).

»Daar geen revindicatie bestaanbaar is, tegen een X. van wien mocht blijken, dat hij het goed in bezit heeft, evenzoo is het verlof om zoodanig niet bestaand recht door een revindicatoir arrest te bewaren, een juridieke onmogelijkheid. De woorden »elken bezitter" in voormeld art. 721 duiden dan ook niet aan den persoon, welke het bezit en het goed zou kunnen hebben, maar hem van wien de eigenaar beweert, dat hij het bezit heeft, en op welke laatste onderstelling ook de woorden »bij wien de goederen zich bevinden" in den aanhef van art. 724 B, R. rust.”

De vraag der redactie van het Weekblad of ieder revindicatoir arrest dan niet door afgifte der roerende goederen aan een den arrestant onbekend persoon doelloos zou kunnen worden, wordt, daargelaten, dat zij de onjuistheid van dat betoog niet aantoont, door art. 1401 B. W. en 321 Wb. van Strafrecht geheel beantwoord.

In het stelsel van het Weekblad heeft ook de bepaling, dat tot beslag niet mag worden overgegaan, dan, krachtens een bevelschrift, door den voorzitter der rechtbank uitgevaardigd, geen zin.

»Het beslag, zegt de Pinto 6), kan alleen geschieden, krachtens een rechterlijk verlof, opdat niet de wettige eigenaar lichtvaardig worde gestoord in het rustig genot zijner zaak door vexatoire arresten" 7).

Hoe de president der Rechtbank echter moet beoordeelen of menschen die hij niet kent, personae incertae, wettige eigenaren zijn, en hoe hij dezen tegen vexatoire arresten en willekeur zal kunnen beschermen is moeilijk te vatten. Tegen de opvatting van dit weekblad verzet zich eindelijk ook art. 725, dat bij revindicatoir beslag dezelfde vormen als bij executoriale inbeslagneming van roerende goederen voorschrijft.

Het exploit moet dan volgens art. 440 Rv. op straffe van nietigheid, de gewone formaliten der exploiten bevatten, den naam dus en de woonplaats van dengene onder wien het beslag wordt gelegd.

In een exploit waarin onder y> wie de zaak mocht blijken te bezitten" beslag gelegd wordt, ontbreken zoowel woonplaats als naam.

Het tweede punt, waaromtrent ik van de redactie verschil, is dit, of in het algemeen bij revindicatoir beslag huiszoeking mag worden gedaan.

Zoowel met de wet als met het doel van dat beslag acht de redactie het strijdig om uit de speciale bepalingen omtrent huiszoeking bij executoriaal beslag te willen afleiden, dat deze bij revindicatoir arrest ongeoorloofd zou zijn.

Met de wet omdat art. 724 B. Rv. de be^ voegdheid geeft in geval van onwil van hem bij wien men de goederen in beslag wil nemen zich en réferé te wenden tot den president of den kantonrechter, aan wiens beslissing men zich behoort te onderwerpen.

Met het doel, omdat het revindicatoir beslag noodwendig medebrengt, dat de deurwaarder het huis binnentreedt en bij onwil huiszoeking doet, mits de waarborgen in de wet gesteld, worden nagekomen, n.l. een tweede beschikking des rechters en de tegenwoordigheid en het moderamen van den kantonrechter (art. 724).

Hoe, wat ook het doel van den arrestant moge zijn, uit art. 724 Rv. bepalend dat men zich móet wenden tot den president of den kantonrechter, als de gearresteerde weigert de deuren te openen of zich tegen de inbeslagneming verzet volgt dat de arrestant in het algemeen, dus ook wanneer de - gearresteerde zicii 7iiet verzet en niet weigert de deur te openen, «huiszoeking" mag doen, begrijp ik even weinig als de bewering dat de bezwaren door Ds. Sikkel daartegen ingebracht, door de beste schrijvers over revindicatoir beslag worden gelogenstraft.

Ik lees wel bij de Pinto: (8)

»Men vervoegt zich bij den president of den kantonrechter, maar hoe? en om wat te doen ? Meer duidelijk drukte zich ait. 829 C. de Pr, uit: il en sera réferê au jugc. Intusschen is het duidelijk dat men hier hetzelfde bedotld heeft en de bepalingen op het oog had omtrent het kort geding bij den president om alsdan de gerezen geschillen bij voorraad te doen beslissen, zonder dat er echter, zoo het schijnt, een voorafgaande dagvaarding noodig is, zooals die in het .algemeen wordt vereischt (art. 289). De woorden dat men zich onverwijld vervoegt tot den president, sluiten het denkbeeld van dagvaarding uit, die dan ook hier minder noodig is en oponthoud zou veroorzaken.

»De deurwaarder sommeert den gearresteerde op zijn procesverbaal om hem dadelijk te vergezellen.”

En bij Oudeman:9)

»Indien diegene, bij wien de goederen welke men in beslag wil nemen zich bevinden, weigert de deuren te openen, is bij dit beslag niet van toepassing, hetgeen voor executoriaal beslag van roerend' goed in art. 444 is voorgeschreven.

»De deurwaarder met de in beslagneming belast, zal van de ontstane moeielijkheid melding maken in het procesverbaal, - met aanmaning aan de partij, om zich met hem onverwijld voor den voorzitter of kantonrechter te vervoegen, welke hierop omtrent het geschil uitspraak doet, en de opening, of inbeslagneming of staking van deze beveelt.”

Het beroep op hetgeen bij Dallo; ; in xoct Saisie revindicatoire, voorkomt kan, daar art. 724 B. Rv. met art. 829 C. de Pr. geenszins gelijkluidend is, hiertegen niets afdoen, (10)

Aan gerechten twijfel schijnt mij eindelijk de uitspraak onderhevig dat Ds. Sikkel zich ten onrechte beklaagt dat bij hem het exorbitante recht van huiszoeking is uitgeoefend, terwijl hij zich aan de exorbitante willekeur schuldig maakte, om, terwijl hij de qualiteit verloren had, die alleen op dit bezit aanspraak gaf, nogthans de rekeningen, stukken en archieven enz. der gemeente Hijlaard onder zich te houden.

Heeft de afzetting van Ds. Sikker nadat de gemeente Hijlaard, bij monde van haar wettig orgaan, nl. de kerkeraad, uit het Synodaal verband trad, door een, alleen zoolang die gemeente in dat verband bleef, over haar iets te zeggen hebbend bestuur, eenig gevolg ?

Indien de redactie van het antwoord op dexe vraag, de rechtsquaestie van dit oogenblik bij uitnemendheid, zoo zeker is, had zij haren lezers de gronden ten minste niet moeten onthouden.

En wel geeft het W. v. h. R. zich nog niet gewonnen. Maar toch maakt deze dupliek reeds den indruk, dat de redactie zich zwakker gevoelt dan in den aanvang.

Op de slotvraag van Q. N. zweeg ze.

In haar eigen slotopmerking keurt ze bedektelijk de wijze waarop gehandeld is, af.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 oktober 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Het revindicatoir beslag

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 oktober 1887

De Heraut | 4 Pagina's