Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De scbrandere Arabier.

De khalif of vorst Hegiages, zoo verhalen de Arabieren, was bekend om zijn woestheid en hardheid, zoodat al zijn onderdanen voor hem beefden.

Eens trok hij de kleeding aan van een landman, en ging zoo zijn gebied doorreizen, om te vernemen wat de menschen wel van , hem zeiden.

Op zekeren dag ontmoette hem een Arabier i uit de woestijn.

»Kunt gij mij ook zeggen", vroeg Hegiages, »welk een man de khalif is, die over dit land regeert? ”

»Dat is geen mensch”, antwoordde de Arabier kortaf; »'t is een monster.”

»Zoo! Waarom? Wat doet hij hij dan? ”

»’t Is een onmenschelijke wreedaard", was het antwoord.

»Hebt gij hem wel ooit gezien? ” vroeg nu de hnalif.

»Neen”, sprak de Arabier.

»Zie hem dan goed aan", zeide Hegiages streng, „want hij is 't die met u spreekt", en tegelijk vonkelden de oogen van den vorst van toorn.

Maar de Arabier werd volstrekt niet verlegen. Hij zag den khalif een oogenblik aan en sprak toen:

»Maar weet gij nu wel wie ik ben, o khalif? ”

»Neen! sprak deze.

»Ik ben een Arabier van den stam der Zobeiden; een zeer merkwaardig geslacht.”

»Waarom”, vroeg de vorst.

»Omdat”, spr? k de ander, > ieder die er toe behoort, een dag in 't jaar van zijn verstand beroofd is, en dan vaak allerlei dwaasheden zegt; vandaag is 't juist mijn dag.”

Welk een ongemakkelijk heer de khalif ook was, toch moest hij lachen en zich verwonderen over de schrandere wijs, waarop de man zich uit de verlegenheid had gered, en daarom vergaf hij hem de stoute woorden die hij gesproken had.

SCHOOLBEZOEK.

Als keizer Karel kwam op school. Om alles te onderzoeken. Dan vroeg hij scherp en hoorde goed; Dan keek hij in de boeken Hoe 't schrijven ging, hoe 't lezen was Der kindren groot en kleen, Ten slotte riep de keizer dan De schooljeugd om zich heen.

Dan deelde hij den ganschen stoet In tweeën: links de tragen. De luiaards; ginds ter rechterzij Wie antwoord gaf op 't vragen. Rechts stond dan in zijn grove kiel. Zoo menig burgerkind, Zoo menig nedrig boerenzoon, Bij 't leeren toch gezwind.

Maar aan de linkerzij, daar zag Men tal van fraaie kleêren; Daar waren zonen, groot en klein. Van adellijke heeren. Deez' was een graaf, die was baron; Maar al die fraaie namen. Wat gaf het hun? Ze stonden links En moesten droef zich schamen!

Toen sprak de keizer vriendlijk rechts: »Hebt dank! mijn wakkre kindren! Al zijt gij niet van hoog geslacht, 't Zal aan mijn gunst niet hindren, Ik wil u tot een goeden heer, Een vriendlijk vader wezen. Door mij wordt elk om wat hij is, Niet om zijn kleed geprezen.”

Maar straf klonk daarna links zijn woord: »Gij luiaards moest u schamen. Wat roemt gij op uw hoogen stand? Gij schandvlekt juist uw namen! Wat baat uw adel, geld en goed. Wanneer ge niet wilt leeren, Weet wel, dat 'k niemand om zijn naam. Maar om zijn dienst zal eeren.”

De school ging uit en ieder kon Tehuis recht veel vertellen, Van 't geen de keizer had gedaan. En hoe hij 't al wou stellen. Naar kunst zal 't gaan en niet naar gunst. Om d' armoe geen verstoeten; Niet naar den stand maar naar 't verstand. Zoo deed de vorst — de Groote.

AAN VRAGERS.

In een Engelsch boek wordt gesproken over een dier dat Gnu heet en veel gejaagd wordt; welk dier kan dat wezen?

Onze jonge vriend, die dat vraagt, kan in nietiwe boeken over de natuurlijke historie zeker vinden wat hij zoekt. Iets kunnen we hem wel meedeelen.

De Gnu of Gnoe is zoo groot als een klein paard. Hij is bedekt met bruinachtig haar en heeft een witten staart. Ruige manen golven van den hals naar beneden; ook aan de keel zitten haarbossen. Het dier heeft twee horens, die eerst benedenwaarts loopen en dan scherp opwaarts buigen. De pooten lijken op die van een hert.

Het is een vreemd dier, dat in groote troepen de vlakten van Zuid-Afrika bewoont en er woest uitziet. Toch is de Gnoe niet zeer vechtgraag, doch als hij wordt gewond of geen uitweg ziet, weet hij zich zeer goed te verdedigen. Ongelukkig voor het dier is het vleesch, vooral van de jonge, zeer gezocht en wordt ook de huid voor allerlei gebruikt, zoodat de jagers het telkens toeleggen op het leven van de Gnoe. Wel zijn de Gnoe's zoo vlug, dat zij zelfs den leeuw kunnen ontloopen; wel vlieden zij snel als een uit de kudde het teeken van gevaar geeft, maar met dat al ontsnappen zij niet aan den kogel van den jager. Deze volgt hen te paard, of sluipt stilletjes naar hen toe, en weet hen zoo te betrappen.

CORRESPONDENTIE.

»Eene aandachtige lezeres" te O. — We willen gaarne trachten u »een goed antwoord'' te geven; maar zouden dan eerst gaarne uw naam kennen, 't Is billijk, dat iemand weet wie hem raadpleegt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's