Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De naam Christus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De naam Christus.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWAALFDE ZONDAGSAFDEELING.

VIII.

Ik toch heb mijnen Koning f gezalfd over Sion, den berg mijner heiligheid. Ps. 2:6.

Het derde in. Jezus' ambt is zijn Koninklijke bediening, inzooverre hij ook verordineerd en gezalfd is tot Koning over Sion. Een op hem gelegde waardigheid, niet minder dan zijn duurzaam Profetenschap en Priesterschap van het uiterste gewicht.

Overmits echter over geen der drie ambten van den Christus zoo schromelijke verwarring en zoo ingrijpend misverstand bestaat, als over Jezus' Koninklijke waardigheid, zij den lezer gebeden, hierbij van meet af streng te willen' letten op het onderscheid tusschen hetgeen aan den Tweeden Persoon inde Drte'éenheid, als Godeeuwiglijk toekomt, en hetgeen op Christus als Middelaar voor een tijd gelegd is.

Denkt ge u de Middelaarsgestalte voor een oogenblik weg; ontdoet ge den Christus in uw gedachte van al datgene wat Hij aannam; stelt ge Hem voor u, gelijk Hij vóór de Schepping, alleen met den Vader en den Heiligen Geest was, dan natuurlijk valt alles weg, wat eerst later op Hem gelegd is en al wat uit zijn Middelaarswerk is voortgevloeid.

Hij is dan de Zone Gods en zelf God. Niets dan God. En omdat Hij God is, krachtens zijn wezen en natuur, bekleed met Almogendheid en oorspronkelijke O verhoogheid. In Hem rust dan evenals inden Vader en in den Heiligen Geest vanzelf en zonder eenig beding of toedoen de volle majesteit die van het Goddelijk Wezen onafscheidbaar is.

Toen nu de Schepping intrad, trad die in het aanzijn ook door den Zoon. „In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en God, alle dingen zijn door hetzelve gemaakt, en buiten hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is." „Wij hebben éénen God en Vader, uit wien alle dingen en wij tot Hem, en éénen Heere Jezus Christus, door wien alle dingen en wij door Hem.”

Als Schepper was dus ook de Tweede Persoon in de heilige Drievuldigheid over al het geschapene, vanzelf en zonder eenige opdracht, absoluut souverein, tezamen met den Vader en den Heiligen Geest.

Dit Souvereiniteitsrecht bezat en bezit Hij niet »bij de gratie Gods", maar ongegeven; krachtens zijn wezen; omdat Hij God is. Deze Souvereiniteit is niet op Hem gelegd, om zijn Middelaarswerk, maar is gegroad in zijn Scheppingsdaad. Als Schepper doet ook de Zoon met alle schepsel naar Zijn goddelijk welbehagen. Hij doodt en Hij maakt levend en Hij handelt met alle creatuur naar Zijn welgevallen.

Wil men nu, bij maniere van vergelijking, ook deze absolute goddelijke Souvereiniteit met den naam van ÜTÖWZW^ uitdrukken, dan is in dien zin de Vader Koning, de Zoon Koning en de Heilige Geest Koning. Maar dan onthoude men wel, dat dit slechts figuurlijk en overdrachtelijk gesproken is, en niets gemeen heeft met het Koninklijk ambt van den Middelaar.

Een ambt onderstelt iemand boven u, die u dat ambt opdraagt. Alle ambt is een dienst of bediening, die in opdracht van een meerdere vervuld wordt. Weshalve het ondenkbaar, ongerijmd en onmogelijk is, om te zeggen, dat de Vader het ambt van Koning vervult, of ook dat de Heilige Geest het ambt van Koning vervult; en even ondenkbaar, ongerijmd en onmogelijk nu is het te zeggen, dat de Tweede Persoon, dat de Zoon, als God en Schepper, een Koninklijk ambt ontving.

Bijna altoos bezigt de Schrift om deze oorspronkelijke Souvereiniteit uit te drukken dan ook een andere uitdrukking en spreekt van HEERE i). Ook de kerk zal deswege wel doen, zoo ze dit onderscheid weer scherp doorvoert, en niet van een Koninklijk ambt naar Scheppingsrech spreekt, gelijk vele latere Dogmatische schrijvers deden; maar zuiverder belijdt dat ook de Zoon, als God en Schepper, te zamen met den Vader en den Heiligen , Geest, de HEERE is, en dat Hij Konin ^ wierd in zijn Middelaarsgestalte.

Hiermeê zijn we er intusschen nog nie Immers, indien we dan nu den Zoo niet als Tweede Persoon, maar als Middelaar nemen, stuiten we nogmaals op deze schijnbare tegenstrijdigheid, dat hij van eeuvsjigheid af tot Koning verordineerd en gezalfd was, en dat toch pas na zijn lijden en sterven hem een naam gegeven is boven alle namen. Nogmaals valt hier derhalve te onderscheiden tusschen het Koninklijk ambt dat op hem gelegd was, en zijn Verhooging aan de rechterhand Gods; twee stukken onzer belijdenis, die de kerk wel steeds uiteenhield en die ook onze Catechismus elk te zijner plaatse bespreekt, maar die niettemin bij de huidige spraakverwarring én voor veler besef én in veler prediking gedurig ineenvloeien, en die men verzuimt te onderscheiden.

1) Bedoeld is hier natuurlijk niet de verbondsnaam yehovah^ maar de naam Adonai.

Er is een Koning over Sion gezalfd. Sion nu is de kerke Gods. Sion is de herboren menschhcid. Sion is de schaapskooi waarin de schapen zijner weide verzameld worden. En gelijk er nu een regiment is over élk volk, zoo is er ook een regiment over het „volk des Heeren", en het is Jezus, onze Middelaar, op wien dat regiment gelegd is.

Let wel: gelegd. Over Sion is tot Koning gezalld niet de Tweede Persoon in de heilige Drievuldigheid, want deze is krachtens zijn goddelijk Scheppersrecht DE HEERE over alle volk en dus ook over Sion. De Tweede Persoon is op zichzelf God, en God kan nooit tot iets verordineerd of gezalfd worden. Maar toen de Tweede Persoon, toen het Woord vleesch wierd en de Middelaar verscheen en de mensch Christus Jezus voor het oog des Eeuwigen stond, toen kon wel die mensch Christus Jezus gezalfd, en kon wel die mensch Christus Jezus verordineerd, en kon wel, bij de gratie Gods en door God, op dien Middelaar het Koninklijk regiment over Sion worden gelegd.

En dit nu is geschied. De mensch Christus Jezus in subject éJn met den Zone Gods, heeft dit Koninklijk regiment over Sion niet slechts vanouds, maar in duurzaamheid ontvangen. In zijn Sion, in zijn kerk, over zijn volk komt hem uit dien hoofde de volstrekte Koninklijkeheerschappij toe. Eeuwiglijk moet ide kroon bloeien op het hoofd van Davids 'grooten Zoon. Hij alleen draagt in de kerk het diadeem. Hij alleen is onze Wetgever. Niemand kan in Sion, d. i. in de kerk des Heeren, ooit eenig gezag over anderen bezitten of uitoefenen dan door hem, onzen Koning.

Hij heeft tot Pilatus niet gezegd: „Ik zal straks koning worden, maar ik ben de Koning der Joden, " d. i. Koning over Sion. Hij was Koning over Sion, eer hij uit If Maria geboren wierd, en reeds in David en I Salomo, die slechts typen en afschaduwingen waren, heeft de Middelaar zijn Koningschap over zijn kerk doen schitteren. Hij bleef Koning over Sion, toen Maria hem in haar schoot droeg. Hij was Koning over Sion, toen hij in de kribbe lag. Koning over Sion toen hij omdoolde langs Galilea's heuvelen en dalen. Hij is Koning over Sion geweest, toen hij stond voor Cajaphao en Herodes en Pilatus. Aan het kruis was hij wat boven zijn kruis stond: de Koning der Joden. En zelfs toen hij in het graf rustte was de Koning over Sion in de grafspelonk neêrgelegd.

Dit koningschap over Sion is na Jeruzalems val op de wereldkerk overgegaan, en op dien grond belijden de geloovigen, dat het revolutie., dat het opstand, dat het meer dan muiterij tegen de ordinantie Gods en het koningschap van Christus over Sion is, indien zich in zijn kerk een andere macht als wetgevend opwerpt, en dat schuldig voor den Heere staat, al wie met deze macht heult, of er zich aan onderwerpt.

Hiermeê nu hangt sa^m dat de Christus tevens is: het Hoofd der gemeente. Deze eeretitel mag met dien van Koning over Sion niet worden verward, overmits beide hun eigenaardige beduidenis hebben.

Koning toch duidt aan een opgelegd ambt en sluit in zich de macht die aan den voerder van het regiment over zijn onderdanen gegeven is. Hoofd daarentegen is een uitdrukking, die doelt op het orga nisch verband waarin de leden van een lichaam bestaan. De geroepenen des Heeren vormen niet slechts een volk, dat een Ko ning over zich heeft, maar ze vormen ook tezamen één lichaam. Lichaam nu duid op organisch levensverband en wil hie zeggen, dat de Middelaar niet maar ove ons gesteld is, maar ons in organisch levens verband met zichzelven plaatst.

Hiertoe doet hij tweeërlei: Vooreers nam hij, om dit organisch levensverban mogelijk te maken, onze natuur aan e wierd den broederen in alles gelijk. En ten anderen vervormt hij door zijnen Heiligen Geest al zijn broederen en verlosten naar zijn evenbeeld. En door deze twee: door de vleeschwording v » het Woord en door de gelijkmaking van de verlosten aan het beeld des Woords, ontstaat nu die organische eenheid van het lichaam, waardoor de verlosten sa4m zijn „vervulling" of pleroom worden, en hij hun Hoofd is.

Nu bestaat het verschil tusschen een Koning en een Hoofd hierin, dat ook wel het Hoofd schikt en richt en stuurt, maar inwendig, terwijl een Koning bestuurt uitwendig door de wet en door het geweld.

Hoe nauw beiden dus ook aan elkaêr raken, toch duiden beiden iets wezenlijks onderscheidens uit. Als Koning is de Middelaar gezalfd over Sion en regeert de kerk als eenheid. Maar als Hoofd is de Middelaar aan de gezamenlijke leden des lichaams gegeven, om heel het lichaam en in dat lichaam al de leden inwendig te sturen en te richten en te schikken door zijn Geest.

Wanneer men dus in onze dagen; er op wijst, dat Jezus meest „Hoofd der gemeente" genaamd wordt, en op dien grond de synodale hiërarchie verdedigen wil, begaat men dezen misslag, dat men het Koning-zijn van den Middelaar over Sion voor niets rekent, en alzoo wel van den Middelaar als Hoofd des lichaams de geestelijke sturing en schikking wil ondergaan, maar tegelijk dezen zijnen geestelijken Weldoener de kroon van het hoofd stoot en hem in zijn Koninklijk ambt miskent.

„Hoofd der gemeente" drukt niet het ambt uit, maar de organische beteekenis van den Middelaar onder de leden van het ééne Lichaam. Zijn ambt daarentegen is dat hij Koning over Sion is. Niet als Hoofd der gemeente, maar als Koning over Sion is bij van den Vader verordigeerd en gezalfd

Hiermeê is echter dit stuk nog niet ten einde gebracht.

Immers nu zagen we wel, waarom hij evenals de Vader en de Heilige Geest krachtens Scheppersrecht de HEEEE over alle creatuur is. Ook in de tweede plaats, waarom hij als Middelaar Hoofd der verlosten in het Lichaam is. En dan in de derde plaats, waarom hij als Middelaar en Hoofd der verlosten, tevens gezalfd Ambtsdrager en Koning over Sion is. Maar hebben nu in de vierde plaats nog te spreken over zijn verhooging.

Breedvoeriger komen we op dit punt terug bij zijn „zitten aan Gods rechterhand", maar moeten, om aan de bestaande spraakverwarring een einde te maken, dit stuk van Jezus' koninklijke eere toch ook hier kortelijk ter sprake brengen.

Er is namelijk aan Jezus, onzen Middelaar, als Hoofd des Lichaams, nog iets anders gegeven dan het Koninklijk regiment over Sion. Hij is ook uitermate zeer verhoogd en „hem is gegeven een naam boven allen naam, opdat in den Naam van Jezus zich zoude buigen alle knie dergenen die in den hemel, die op de aarde en die onder de aarde zijn", of gelijk in Et. i : 20 staat: Hij is gezet aan de rechterhand Gods, verre boven alle overheid en macht en kracht en heerlijkheid en allen naam die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende, zoodat alle dingen zijn voeten onderworpen zijn." Weshalve hij ook genaamd wordt: oning van de koningen der aarde.

Ook hiermee nu is niet bedoeld de Overhoogheid die Hem als den Almachtige krachtens zijn Godheid toekomt, want aan de Godheid kan nooit iets toegevoegd noch ook iets ontnomen worden, en toch leert I Cor. 15:24 duidelijk, dat de Middelaar van deze onmetelijke heerschappij eens weer afstand zal doen, om ze aan God en den Vader over te geven.

Ook ziet dit niet op zijn „Hoofd-zijn der verloste gemeente, die de vervulling is dcsgenen die alles in allen vervult", want in Éf. I : 22 wordt dit „Ploold-zijn over de gemeente" uitdrukkelijk als iets afzoaderlijks vermeld.

En ook vloeit dit niet voort uit zijn „Koning-zijn over Sion", want noch de engelen noch de duivelen zijn in het Ko ­ ninkrijk van Sion begrepen.

Neen, dit verhoogd worden tot Koning t ||der koningen en tot aangesteld Machthebbe r lover alle creaturen in den hemel, op de aard r en onder de aarde, is een nieuwe waar ­ digheid, een nieuw ambt, dat aan hetgeen de Zoon als Mictdelaar reeds bezat, opzet t telijk is toegevoegd, en toegevoegd ui d tweeërlei oorzaak.

Vooreerst als loon na lijden, als kroo n na kruis. Paulus zegt het zoo sterk mogelijk: „Daarom heeft hem God uitermate zeer verhoogd" omdat hij gehoorzaam geworden was tot in den dood, ja, den dood des kruises.

Koning over Sion was hij reeds vóór zijn kruis en aan het kruis, tot Machthebber over de geheele schepping is hij eerst aangesteld ita zijn kruis, als loon voor zijn verlossingswerk.

En ten tweede, hij moest ook dat tweede Koningschap over alle schepsel ontvangen, omdat hij alleen zóó in staat zou zijn, om zijn Koningschap over Sion uit te voeren. Sion stond niet geïsoleerd. De kerk staat niet buiten de wereld, maar in de wereld. Ze is vervlochten in het leven der natiën en der volken, ze is ingestrengeld in de machten der duisternis en het leven der engelen. En daarom kan het regiment over .Sion niet uitgevoerd of Sions Koning moest ook al deze machten aan zich dienstbaar kunnen maken.

Dit nu was geen onnatuurlijke saamvoeging van ambten, overmits Sion in oorspronkelijk verband met de wereld en haar volken en haar machten staat.'en (zie Ps. 2) in zijn Koning aan het hoofd der volken gesteld was.

Zoo gaat dus het Genadewerk tot in het Scheppingswerk terug, en de band die in de Schepping gelegd, maar door de zonde losgerafeld was, komt in het koninkrijk der genade terug.

Ja, meer nog, gelijk de band van Sion aan de wereld in de Schepping ligt, zoo ligt ook de band tusschen het „Hoofd-zijn der gemeente", het» Koning-zijn over Sion" en de Verhooging tot souverein over alle creatuur, in het oorspronkelijk Schepperzijn van den Zoon.

Alleen omdat de Middelaar Gods Zoon en zelf God was, kon hij als mensch, als onzer één en onze broeder zijn alomvattende souvereiniteit over hetgeen in den hemel, op de aarde en onder de aarde is, ambtelijk dragen bij de gratie Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's

De naam Christus.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's