Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terugkomende op de gisting in de kerkelijke wereld, schetst Ds. Gispen in de jongste Bazuin de door ons gehuldigde voorstelling van het Gereformeerde kerkrecht in dezer voege :

»En zoo is, in de latere jaren, door beroemde godgeleerden en rechtsgeleerden ten laatste eene zienswijze verbreid en eene theorie ontwikkeld, die eene geheele omkeering in de opvatting van het kerkverband en van de rechten en de beteekenis eener plaatselijke gemeente tengevolge heeft.

Volgens deze zienswijze is iedere plaatselijke gemeente niet alleen eigenares harer kerkgoederen, maar ook onafhankelijk van de relatie of betrekking, waarin zij tot al de overige gemeenten in het land leeft. Dit verband toch is, volgens deze theorie, vrijwillig en verbondmatig, en kan opgezegd worden door iedere plaatselijke gemeente of kerk, wanneer de wettige kerkeraad daartoe het besluit neemt. Dit besluit mag natuurlijk niet op willekeur rusten, maar moet gegrond zijn. De kerkeraad handelt dan als kerkeraad voor de gansche gemeente, en zoo die gansche gemeente niet eenstemmig is met haar kerkeraad, moet de minderheid voor de meerderheid wijken; of waar slechts de minderheid met den kerkeraad raedegaat en de meerderheid dus in het bezit blijft, moet de minderheid nochtans hare rechten en aanspraken blijven volhouden.”

Hier spreekt zin tot waardeering in.

Toch maken we drieërlei reserve.

­ 1°. Het foederatieve van bet Gereformeerde kerkverband raakt uitsluitend de institutaire zijde, niet den organischen kant der kerk.

2°, Kerkverband is ook o, i. naar goddelijk recht plicht; en alleen om Godswille verbreekbaar. Zie ons artikel over het Kerkelijk amb van de volgende week.

­En 3°. Deze voorstelling is onzerzijds niet aangediend als een soort theorie, maar als de Gereformeerde beschouwing, die op grond der Schrift altoos gold; evenzeer bS de mannen van 1834 als van i6i8; en die eerst later verlaten is.

In antwoord op onze vorige bedenking zegt Ds. Gispen in hetzelfde blad dit:

»Met groote welwillendheid bespreekt Z? ^ Reraut mijn vong schrijven aan u. Ik verheug mij hierin, omdat ik geloof dat, ten slotte, de practische zijde der zaak beslissen zal. Ik acht de theorie van hoog belang ; bespreking van beginselen noodzakelijk; maar ik meen dat, daar wij van weerskanten dezelfde belijdenis hebben en naar dezelfde kerkorde begeeren te leven, het verschil hoofdzaaklijk loopt over de toepassing der beginselen, die wij gemeenschappelijk belijden, op de bestaande toestanden en in de gegeven omstandigheden. Theoretische verschillen bestaan er ook onder ons en hebben er van het begin der scheiding af bestaan. Zij zullen niet ophouden, ook al kwam er morgen vereeniging met de doleerende kerken De een neemt b. v. het begrip zichtbare kerk veel ruimer dan de ander. Jarenlang hebben er verschillen bestaan over de vraag, of de doop, buiten onze kerk bediend, erkend kon worden. De Synode van 1882 heeft eindelijk, met algemeene stemmen, een theorie op dit stuk aangenomen, en toch bUjkt het nu en dan, dat niet allen met deze theorie vereenigd zijn of daarnaar handelen

En daarbij kent ieder zijn eigen volkje het best. Wij, gescheidenen, zijn, evenals de meeste menschen, op sommige punten ' zeer teergevoelig. Zoo onze gemeemen den indruk krijgen dat men, ook bij erkenning van het wettige der scheiding van '34, aan hare organisatie gaat tornen, zullen de meesten daartegen bezwaar maken.”

Voor deze hulde aan het belang der theorie danken we den schrijver.

Alleen vatten we niet te best, wat zeggen wil, aan de organisatie tornen.

Onzes bedunkens is het eenige, waaraan de Christelijke Gereformeerden zullen vasthouden: i". de belijdenis der Drie Formulieren, en 2". de kerkenordening van Dordrecht.

Het reglement van zaak der conscientie. 1869 is voor hen geen zaak der conscientie.

Indien we dus saim één kerk zijn ('en dit kan niet anders, want we zijn van éénzelfde lichaam, hebben één Doop en één belijdenis); en in die kerk maar één kerkordening kennen; dan is er ook maar ééne organisatie, die niet kan veranderd, t. w. wat voortvloeit uit deze kerkenordening.

En zoo het nu strijdt met deze kerkenordening, dat we, als één in belijdenis, twee bestuursreeksen zouden hebben, dan moet er toch zooveel aan de organisatie veranderd, dat die twee besturen één worden.

Dit zeer stellig, maar ook meer niet.

Want niemand onzer zal vorderen noch dat de Chr. Geref. broederen, die uit hun schuld grootendeels uit zijn, onze schuld meê aanvaarden; noch dat aanstonds alle onderscheid in kring wegvalle; noch ook dat voor beiden precies dezelfde toestand voor het kerkelijk goed intrede.

Indien de kerkeraden in elke plaats de regeering maar hebben, en voorts de dassen en synoden één zijn, op geen andere basis dan op die der kerkeordening, dan kan immers voor het overige allerlei speelruimte gelaten, tot men meer aan elkaar gewend is en in een tweede geslacht saamgroeie.

Op het stuk der belijdenis en der kerkenordening zijn we onverbiddelijk, in al het andere zoo toeschietelijk en inschikkelijk mogelijk,

In Maranatha brengt Ds. S. A, van den Hoorn, predikant bij de Chr. Gereformeerden te Tiel, met kalmte en in broederlijken zin de vraag ter sprake, hoe het te verstaan en te begrijpen zij, dat naast een Chr. Geref. kerkbestuur in sommige plaatsen een tweede kerkeraad optrad. Hij zegt ervan :

«Aanstonds moet ik u toestemmen, dat uwe bedenking allen schijn van recht heeft, en dat bij de eerste oppervlakkige beschouwing zulks geenszins van .een ernstig streven naar vereenigmg getuigt. Aangezien ook ik door Gods genade heb leeren bidden om de eenheid der geloovigen, inzonderheid der Gereformeerden, zou ik het dan ook zeer betreuren, indien de eerste, oppervlakkige beschouwing de ware moest heeten._ Mijns inziens moeten wij-de zaak echter die» per inzien.

De Doleerenden willen niet breken met de Geref. Kerk der vaderen. Mr. Groen van Prinsterer heeft van de Afgescheidenen gezegd, dat zij gebroken hadden met het Genootschap (der Hervormden), om te blijven hij de (Geref) Kerk. Die gedachte leeft ook bij de Doleerenden. Zelfs onderscheidene Vaders der Scheiding deelden hetzelfde gevoelen. Voor eenige jaren bezocht ik Genderen. Kerk en pastorie hadden toen uitwendig nog geheel den vorm van eene groote boerenwoning. (Natuurlijk was de schuur dier woning geheel voor kerkgebouw ingericht, maar toch zoo, dat met geringe kosten de kerk in stalling zou zijn veranderd, ) Men vertelde mij, dat zoodanige bouworde in het begin der scheiding opzettelijk gekozen was, in de levendige hoop, dat men eerlang weer de Herv. kerk in bezit zou krijgen. Het tegenwoordige nieuwe kerkgebouw der Chr. Gereformeerden geeft wel te zien, dat men daar thans de hoop heeft vaarwel gezegd. Maar kan het nu den Doleerenden wel zoo kwalijk worden genomen, dat zulk eene verwachting nog bij hen gevonden wordt?

Bij de, Doleerenden is er bovendien (althans bij zeer velen) nog levendige hoop op de kerkelijke, pastoraal-, diaconie-en kosteriegoederen. Om deze niet te verliezen, doet men geene opzegging van lidmaatschap, en wordt ook in kleinere plaatsen de zelfstandigheid bewaard tegenover de Chr. Gereformeerden. Ook dit kan ik den Doleerenden niet euvel duiden. Ik laat het gaarne aan anderen over met een gezangvers te zingen: goud en zilver is slechts slijk. Met wat meer van dat «slijk" zou er nog vrij wat meer gearbeid kunnen worden in het Rijk Gods. Zending onder lood en Heiden, onder Mahomedaan en naam-Christen zou krachtiger kunnen worden voortgezet, indien er wat meer geld voor aanwezig was. Wel zijn de geestelijke goederen de voornaamste bezittingen der Kerk, en moet voor dit bezit desnoods alle ander goed worden prijsgegeven, maar toch zijn de stoffelijke bezittingen geenszins te versmaden. Ik kan het dus zeer goed verklaren, dat men deze goederen, welke ten deele juist voor Gereformeerde doeleinden geschonken zijn, zoo lang mogelijk wil trachten te bewaren.

En bejammert gij het, juist om het geldelijk verlies, dat men b.v. te Bodegrave en te Velp eene Doleerende kerk naast de Chr. Ger. heeft gebouwd, daar dit bij vereeniging tot financieele schade moet leiden, zoo stem ik dit ten deele toe. Ik zou liever niet zulk een overhaast bouwen, alsof men wanhoopt aan eene vereeniging. Maar toch acht ik deze schade in de toekomst nog niet gansch en al verlies. Liever denk ik bij die schade aan eene zedelijke winst. Allicht voegen sommigen zich nu bij de Doleerenden, die vooralsnog het noodzakelijke der scheiding niet inzien, maar straks tot dit inzicht komen, door de omstandigheden en het licht van Gods Voorzienigheid hiertoe geleid.

Gaarne zou ik u meer over deze zaken schrijven, om alzoo zooveel mogelijk alle hinderpalen voor de vereeniging uit den weg te ruimen. Maar, gelijk gij weet, zijn heden de Deputaten der Doleerenden met onze Professoren te Kampen vergaderd, en ik twijfel niet, of hetgeen door hen aldaar gesproken wordt, zal in dezen meer licht ontsteken. Zij onze bede dan slechts om de wijsheid, de eenheid en de sterkte des Heiligen Geestes, om alzoo door de leiding van dien Geest overeenkomstig Gods Woord en 's Heeren kracht de inneriijke eenheid te mogen openbaren. Dan zal men er ra. i. ook toe moeten komen, om in kerkelijk opzicht te breken met zoovelen, die in leer en wandel den Christus verloochenen, en er b.v. voor Amsterdam niet langer sprake zijn van 175, 000 leden, daar dit slechts leiden kan, om Gods Verbond te ontheiligen en 's Heeren toorn over Zijne Gemeente te verwekken, zooals de Heidelbergsche Catechismus terecht leert.

Wij hebben ons onwaardig gemaakt, dat God alle Gereformeerden in ééne kerk vereenigt, maar de Heere geve het genadiglijk om Jezus' wil!"

Och, dat men toch met allerlei overgangstoestanden rekene.

Wat zaak is er, die reeds in haar overgangsunt was wat ze bestemd is te worden?

En immers den broeder verdenken mag nooit!

Als heel een Synodaal Convent den wensch aar hereeniging, neen, veelmeer den plicht van odswege om zich te hereenigen, uitspreekt, an kunnen er natuurlijk wel individuen blijen die anders denken, maar dan staat het vast, at het bij de kerken als zoodanig alzoo is.

KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's