Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Door wien wij ooh de toeleiding hebben!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Door wien wij ooh de toeleiding hebben!”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[HEMELVAART]

Door welken wij ook de toeleiding hebben door het geloof tot deze genade, in welke wij staan, en roemen in de hope der heerlijkheid Gods. Rom. 5 : 2.

Onze indruk van de heerlijkheid en de majesteit Gods is veel te klein ; anders zou onze innige blijdschap over de hemelvaart van Jezus veel grooter wezen

Het is ons maar al te dikwijls, als ware de hemelvaart - van Jezus weinig meer dan een noodzakelijk gevolg van zijn opstanding; een nabedrijf van den Paaschmorgen; hel eenig denkbare middel, waardoor hij wegkwam van deze aarde.

En als we dan lezen dat ook Henoch wegging zonder te sterven, en Elia met vurige paarden en wagenen ten hemel voer, dan dunkt het ons zoo wonder en zoo opmerkelijk niet, dat ook Jezus door opvaren van deze wereld wegging. Hij kon niet meer sterven ; ook kon hij niet op deze aarde blijven; dus ? noest hjj wel om in den hemel te komen, er heen opvaren.

Toch gaat op die wijs de zin en bedoeling van Jezus' hemelvaart voor uw ziel geheel te loor. Het is u dan wel een feit, dat ge gelooft, een slotbedrijf van het drama dat met de vleesqhwording inzette en waarover ge u om Jezus' wil verheugt. Maar toch dat alles blijft een werk der herinnering en der gedachten en het raakt uw hart niet.

En dit nu mag zoo niet blijven. Ook de hemelvaart is een schakel in het verlossingswerk, en hemelvaart-vieren kunt ge dan eerst, als ge de vrucht ook van dit deel van het verlossingswerk inziet en geniet.

Reeds de Twaalf geloofsartikelen gingen er u in voor, om de hemelvaart van Jezus ook onder de mysteriën des geloofs op te nemen. Er ligt dus niet maar iets voor uw heugenis, maar ook iets voor het gelooof uwer ziele in, en het is die geur van Jezus' hemelvaart die ge op het feest van zijn ten hemelvaren zult indrinken.

En wat dit mysterie dan is ?

Het is dit, dat hij ten hemel voer, opdat gij door hem de toeleiding zoudt hebben.

En nu weet ik wel, dat onze ziel in haar grover oogenblikken daar niet aan hecht, o, In de dagen en uren onzer onnadenkendheid zijn we overmoedig en euvelmoedig genoeg om ons in te beelden dat er niets in steekt, indien we zoo maar rechtstreek zelven onze gebeden tot het Eeuwige Wezen richten ; zoo maar met onze ziel tot Hem gaan ; en zoo maar onze nabijheid en onze gemeenschap aan den Heere HEERE opdringen!

Maar zulk zoeken van den Heere is dan ook niets dan ijdel werk. Ge ligt dan wel op de knieën, maar bidt niet. Ge roept wel, maar uw stem bereikt zijn oor niet. Ge zoekt Hem wel, maar uw oog ontdekt Hem niet. En van de gemeenschap met het Eeuwige Wezen blijft uw ziele zeer verre.

Daarom oordeelt en veroordeelt ge dan ook straks dien euvelen overmoed; en in oogenblikken dat de rank in u teeder werd, en ge besef van eigen toestand kreegt, en de overstelpte ziel zich uit wilde storten, dan was er niet meer dat ongeestelijk durven; dan begaf u die moedwil; en sloop er eer verlegenheid in u en kwam over u beschaamdheid des aangezichts,

En vraagt ge nu in welke van die beide oogenblikken er realiteit van vroomheid in u was, dan kunt ge toch immers niet aarzelen, en voelt ge aanstonds, hoe ijl, hol en leeg die schijnvroomheid was, waarmee ge maar 200 naar uw God dorst roepen, en hoe daarentegen de schroomvalligheid en schuchterheid, de verlegenheid en beschaamdheid die daarna over u kwam, : u onder veel waarachtiger indruk vond van de majesteit uws Gods.

En daar spreekt nu ook Gods Woord het Amen op, en bezegelt dien schroom, en spreekt u toe in die verlegen oogenblikken, door u op Immanuël, uw Borg en Broeder te wijzen, die u den toegang en de toeleiding tot het Eeuwige Wezen ontsluit.

En hierin nu schuilt het mysterie van Jezus' hemelvaart.

Hij was hier; als onzer één; in„ons vleesch en in ons bloed; en van hier vaart hij op en gaat dien hemel binnen, »om daar te verschijnen voor het aangezicht Gods voor ons, " d. w. z. om waar engelen met vleugelen het aangezicht dekken, en wij in onze beste oogenblikken terugdeinzen en geen moed meer hebben, voor ons in te gaan, voor ons te bidden, onze beden op de wierookschaal in te dragen, en zoo aan onze ziel een vrijmoedigen, en toch niet overmoedigen toegang te geven tot de gemeenschap met onzen God.

Het is niet zoo, dat Jezus leeft om voor ons te bidden, alsof wij zelf niet tot den Vader bidden mochten. Integendeel, de Heere Jezus

zelf heeft het gezegd: »Ik zeg niet, dat ik den Vader voor u bidden zal, want de Vader zelf heeft u lief." Uit uw eigen ziel tot den Vader roepen heeft hij juist in het Onze Vader ons geleerd. De ware aanbidders, ze aanbidden den Vader 1

Maar, en hier ligt de sleutel der zielsinnige gebeden in, gij bidt wel, maar dan eerst wordt het een waarlijk bidden van uw ziel tot den Vader in de hemelen, zoo dit uw bidden door Jezus gaat, zoo hij in het gebed de Middelaar is, die u weer den toegang ontsluit, zoo ge in hem voor den Vader treedt, en zoo ge door Immanuël de toeleiding uwer gebeden hebt tot den Troon.

Zweeft ge op u zelf; leeft ge een oogenblik niet in den Christus; staat uw ziel. een oogenblik buiten hem; nu dan zijt ge ook in u zelf, in uw eigen dorheid en ligt midden in den dood; en het is onmogelijk, dat ge uit die dorheid en midden uit dien dood buiten en zonder uw Middelaar een waarachtige zielverkwikkende toeleiding tot den Troon der genade zoudt vinden.

Dan slaat alles op uw ziel terug. Er zijn wel woorden, maar er is geen zielsbeweging. Er zijn wel klanken, maar er is geen innigheid. Ge komt uit den schijn niet uit, en de wezenlijkheid der zaak ontbreekt u.

Maar tiert het geloof; fonkelt het; en schiet het vonken in u; zoodat ge Immanuël aangrijpt; en in hem uw Goël; en in dien Goël U aan u zelf voelt ontglippen; zoodat ge in hem, en niet in u zelven voor den Eeuwige treedt; — o, dan keert opeens heel de wereld uwer gebeden om, dan komen er bressen in dien koperen hemel, dan is hetofde vensteren daarboven voor u worden opengedaan, en ge speurt, ge gevoelt, ge tast het, dat uw bidden wezenlijk gemeenschapsoefening wierd, een roepen van uw ziel naar boven, en een zekerheid, een zalige bevinding, dat Hij het was die u heeft gehoord.

Was nu dit ingaan in Christus en dit gaan door Christus tot den Vader «w gedachtewerk, uw daad, uw zielshandeling, dan natuurlijk had de hemelvaart u niets te zeggen. Maar dat nu juist leert de Schrift u anders. Zij leert u, dat het niet uw ziel is die Christus als Toeleider aangrijpt, om naar God te gaan, maar dat het uw Heere daar boven in den hemel, uw goede Herder is, die u tot den Vader leidt.

Geen actie dus van u, waarbij gij Jezus als een lijdelijk instrument gebruikt, maar Jezus de persoon van wien de actie op u uitgaat, en die u de toeleiding tot den Vader geeft, toebeschikt en aanbrengt.

Een Christus, een Middelaar, een Voorspreker, die nog elk oogenblik tot zijn verlosten nederdaalt, om ze uit hun inzinking op te heffen, en daarna met hen ten hemel vaart, om hun zielen in te leiden tot den Vader.

En daarom is er ook in het sterven niets zoo zoet, als het inleven met de ziel in Jezus' hemelvaart.

Ook dat sterven toch is een »verschijnen voor het aangezichte Gods." Nog niet in het oordeel. Nog niet in den grooten doorluchtigen dag. Maar toch een verschijnen „voor het aangezichte Gods, " in klaarder en dieper zin, dan we hier op aarde in onze gebeden ooit deden.

Ieder voelt het, als het op sterven aankomt: nu vallen alle windselen en glijden alle sluiers weg, en God, God zelf wacht mij op.

En, o, dan is het zoo arm en zoo koud en zoo schril, als de ziel, zoo in haar ontblootheid de eeuwigheid in moet. Het is om de diepste deernis op te wekken, als ge ziet hoe duizenden bij duizenden, om voor Gods aangezicht te verschijnen, niemand hebben die hen bij de hand grijpt, die hen door de vallei des doods voert, die hen inleidt bij den Eeuwige.

Maar heerlijk, rijk, om het oog van vreugde te laten stralen, is dan het lot van Sions kinderen.

Immers voor hen is er dan Eén, die hun deze toeleiding geeft. Die ze opwacht op het punt waar de eeuwigheid begint; die ze terstond bij de hand grijpt; die ze draagt door de vallei des doods; ze omkleedt met zijn gerechtigheid; en ze onder het toefluisteren van woorden der teederste liefde, inleidt in het geducht paleis van hun God.

Bij elk sterven van een der geroepenen nog altoos een nederdalen van dien trouwen Herder om hun ziel op te vangen, en straks een opvaren ten hemel met hen.

Zalige toeleiding I

Hier in den gebede. Straks in het sterven. En zoo zullen wij altoos bij den Heere wezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1888

De Heraut | 6 Pagina's

„Door wien wij ooh de toeleiding hebben!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1888

De Heraut | 6 Pagina's