Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„In mijnen naam”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„In mijnen naam”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar de Trooster, de Heilige Geest, welken de Vader zenden zal in mijnen naam, die zal u alles leeren, en zal u indachtig maken alles, wat ik gezegd heb. Joh. 14 : 26.

Toen Christus van deze aarde ten hemel voer, ging hij uit den tijd en ging over in de sfeer van het eeuwige, waarin geen tijd meer is of zijn zal.

Toch verliepen er tien dagen sinds hij opvoer, en eer de uitstorting van den Heiligen Geest kwam.

Waarom zoo lang? Wie zal het zeggen? Daartoe zoudt ge iets moeten weten van de afstanden, die hij lichamelijk doorzweefde, en iets moeten kennen van de toestanden des hemels.

Jezus verdween niet als een geest of schim, maar voer ten hemel met het eigen lichaam, dat de teekenen van het kruis droeg; en ge moogt niet denken, dat dit lichaam zich in de wolken verdunde en ten leste als een nevel uiteenstoof, zoodat toch alleen de ziel van Jezus in den hemel kwam. Neen, hij voer op in wat hij uit Maria's schoot aannam, en verkeert in den hemel lichamelijk. Hij is dus ergens; aan een bepaalde en aanwijsbare' plaats. En wie onzer ooit ten hemel ingaat en met zijn oog Immanuël mag aanschouwen, zal kunnen zeggen: Ddar is hij en dddr is hij niet. Ook in die wereld van den hemel bestaan dus plaatsen, bestaan afstanden, bestaan middelen van gemeenschap van den een met den ander, er wordt een leven geleefd, niet van schimachtige doodschheid maar van heilige actie. Jezus zei daarvan: Ik ga heen om u plaats te bereiden. Dus om iets te doen.

En al weten we nu niet, wat juist die tien dagen lang de uitstorting van den Heiligen Geest ophield, toch was ook hier noch geval noch wilkeur, maar een noodzakelijk verloop van hemelsche gebeurtenissen, die aan de uitstorting moesten voorafgaan.

Immers de verandering die met Jezus' Hemelvaart intrad was groot. Want nu eerst ontstond die wondere macht, waarop Jezus doelde als hij sprak van *in mijnen naam. "

»Zoo wat gij begeeren zult in mijnen naam dat zal ik doen." „Zoo gij iets begeeren zult in mijnen naam, ik zal het doen". »Zoo wat gij van den Vader begeeren zult in mijnen naam, dat zal Hij u geven." »Voorwaar, voorwaar zeg ik u, al wat gij den Vader bidden zult ; ; ^ »? y> ? w naam, dat zal Hij u geven."

Dat hiermee nu iets bedoeld wierd, dat dusver nog niet bestand of plaats greep, toont Joh. 16 : 24 en 26 Daar toch zegt Jezus duidelijk : »Tot nogioe hebt gij niet gebeden in mijnen naam, bidt (t. w. in mijnen naam; en gij zult ontvangen.''; en laat hij er op volgen :

In dien dag zult gij in mijnen naam bidden."

En wat nog opmerkelijker is, deze wondere kracht, die in dit *in mijnen naam" school, werkte niet alleen, waar de kerk of de enkele geloovige bad, maar was ook een kracht waarvan de Vader gebruik maakte, als zijn werking naar de kerk uitging.

Immers er staat letterlijk in Joh. 14 : 26: gt; De Trooster, welken de Vader u zenden zal in mijnen naam, die zal u alles leeren." Er is dus een dubbel gebruik van dit: n mijnen naam.

Het gaat in Jetus' naam met de gebeden der heiligen naar den Troon des Vaders; maar het gaat ook in Jezus" naam van den Troon des Vaders naar de heiligen toe.

Er is een beweging des levens en der liefde tusschen het Eeuwige Wezen in zijn Majesteit en Gods heiligen die op aarde zijn. Een be' weging van kracht en mogendheden die van den Vader naar de heiligen uitgaan, en een beweging der gebeden en der smeekingen die van de heiligen uitgaan naar den Vader.

En van beide deze bewegingen nu zegt Jezus, dat ze plaats grijpen in zijn naam.

Tot de heiligen zegt hij: »Te dien dage zult gij bidden in mijnen naam, en al wat gij bidden zult, zal de Vader u geven."

En van den Vader getuigt hij: > De Vader zal u in mijnen naam den Trooster zenden, en die zal u alles leeren."

Denkt ge dit nu diep in, dan voelt ge terstond, dat »in Jezus' naam" volstrekt niet zeggen wil noch bedoelen kan, dat ge bij uw gebeden juist Jezus' naam bijnoemt, noch ook dat ge in uw hart den Heere Jezus belijdt; kortom, dat het niet kan gelegen zijn in iets wat gij biddende doet. Immers dan kon onmogelijk hetzelfde van den Vader gezegd zijn. En het staat er toch zoo stellig: »De Vader zal den Trooster zenden in mijnen naam."

Ook ziet ge even zeker, dat het iets is, dat met Jezus Hemelvaart saamhing, want Jezus zegt uitdrukkelijk: »Tot nogtoe hebt ge niet gebeden in mijn naam, " en »te dien dage zult gij het eerst doen.

Ziet ge daaruit dan niet, hoe er heel iets anders met dit »in Jezus' naam" bedoeld is en wordt aangeduid?

Dat »in Jezus' naam" is ziya.Middelaarschap. Voor u geen gemeenschap met het Eeuwige Wezen dan deor dezen Middelaar; — en evenmin zonder dezen Middelaar eenige werking van dat Eeuwige Wezen op u uitgaande.

En die beweging, die werking van dit Middelaarschap, ddt is het nu wat de Heere zelf aanduidt, door te spreken van een bidden en van een zenden van den Trooster in zijn naam.

Gij ook ge hebt een leven buiten Christus en een leven in Christus; althans zoo ge de gave des geloofs ontvingt en van Gods heiligen zijt.

Al wat ge nu uit of in uzelven leeft, is een leven midden in den dood, en wat ge uit dien dood roept of bidt is graftaai; dat klimt niet ten hemel op; dat gaat om buiten den Middelaar; dat gaat niet door het instrument van Jezus' naam, en blijft alzoo buiten verhooring. Maar ook, al wat ge buiten uzelven in Christus leeft en zoekt en hebt, is een existentie in Immanuël. Een in hem gevonden worden, niet meer hebbende uw eigen gerechtigheid. Een inzijn in Christus. »Een verborgen zijn van uw even met Christus bij God". En al wat ge dan bidt, en in zoo verre ge het, inzijnde in Chrisus, bidt, dat is een bidden in en door den iddelaar, een bidden in den Naam van Jezus, en hebben van den toegang tot uw God.

Gij staat, zoo ge omgezet en veranderd zijt, niet meer op u zelf, maar zijt lidmaat van een groot, heerlijk lichaam geworden, en van dat lichaam is Christus het Hoofd.

En gelijk nu uw voet zijn pijn niet anders klagen kan dan door uw hoofd, zoo ook kan de kerk van Christus, en kan een heilige op aarde zijn nood niet anders bij God klagen, dan door zijn verheerlijkt Hoofd.

Wat hij buiten dat Hoofd om klaagt, is geen bidden van het lidmaat des lichaams, en gaat dus buiten het geloof om.

En daarentegen al wat ge als lidmaat van het lichaam klaagt, dat moet ge door uw Hoofd klagen.

En dit nu, dat bidden in en door Jezus, die uw Hoofd is. Dat is in ^zijnen naam te smeeken tot den Vader.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1888

De Heraut | 4 Pagina's

„In mijnen naam”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1888

De Heraut | 4 Pagina's