Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Opstanding. 1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Opstanding. 1)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZEVENTIENDE ZONDAGSAFDEELING.

I.

Welke overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking. Rom. 4 : 25.

Toegekomen aan de Opstanding, laat de Catechismus het feit onbesproken en gaat aanstonds over tot de behandeling van de vrucht. Bij al het voorgaande besprak de Catechismus eerst de zaak zelve: Waarom heeft hij geleden? Waarom onder Pontius Pilatus.? Waarom tot in den dood.? enz.; en daarna eerst bezag hij de vrucht van dit lijden, dit kruis en dezen dood. Maar zoo doet de Catechismus bij de Opstanding des Heeren niet. Hier virordt van de zaak zelve met geen vi^oord gerept. Van e? n vragen: waarom Jezus uit de doeden moest opstaan.' wordt niets vernomen, en de eenige vraag die gesteld wordt is: „Wat nut u de Opstanding van Christus V' Straks bij de Hemelvaart is het weer anders. Dan begint de i8e Zondagsaideeling weer met te vragen: „Wat verstaat ge üaarmede: Opgevaren ten hemel? ", om eerst drie Vragen verder op het nut of de vrucht van de Hemelvaart te komen. Maar hier is dit niet zoo. Hier loopt alles met één enkele, korte Vraag af, en met terzijlating van het feit zelf, wordt alleen gewaagd van de vrucht die het afwierp.

Thans is dit in den Catechismus eenbepaalde leemte; in de dagen van Ursinus en Olevianus was het dit niet. Immers de Catechismus geeft uitsluitend van die feiten nadere rekenschap, die betwijfeld, bestreden of onjuist opgevat wierden. En overmits nu in de dagen der Reformatie het feit der Opstanding van Christus uit de dooden door niemand, althans door geen der partijen, in twijfel wierd getrokken, noch ook over dit feit uiteenloopende zienswijzen golden, sprak het vanzelf, dat de Catechismus er het zwijgen toe deed, en alleen neerkwam op het nut en de vrucht, die er voor ons uit afvloeide.

Thans echter wierd dit anders, en een Catechismus in onze dagen uitgegeven, zou deze leemte wel terdege hebben aan te vullen, om, gelijk Ursinus en Olevianus in de i8de Zondagsafdeeling allerlei dwaling ten opzichte van de' Hemelvaart bestrijden, zoo ook bij de 17de Zondagsafdeeling de onware voorstellingen ter sprake te brengen, die thans over de Opstanding in omloop zijn.

Men verlieze toch niet uit het oog, dat het algemeen prijsgeven van het geloof aan Jezus' Opstanding de schrikkelijkste val van onze negentiende eeuw is geweest. Nog tot voor 25 jaren was het geloof aan de Opstanding van Christus derwijs algemeen, dat zelfs de Modernen er voor streden. De hoogleeraar Scholten, die destijds in Leiden in zijn bloeitijd was, ijverde er nog met hand en tand voor. Er was wel twijfel geopperd, er kwam wel tegenspraak op, en die tegenspraak wierd wel met den dag stouter, maar toch de publieke opinie ook onder de godgeleerden dorst de loochening van dit centrale, alles beheerschende feit nog niet aan. En toen later de hoogleeraar Rauwenhofif de eerste was, die den euvelen moed had om openlijk van den katheder de Verrijzenis des Heeren te loochenen, en het ongeloot veld won, greep meer dan één Moderne naar het wapen der apologetiek, om zooveel driestheid te keer te gaan. Zoo was het voor een kwart eeuw. En nu, nu we 25 jaren verder zijn, is het geloof aan de Opstanding des Heeren reeds derwijs ontworteld en vernietigd, dat ge onder de beschaafde en ontwikkelde vrouwen en mannen niet dan bij hooge uitzondering er nog een enkele vindt, die met u op den Paaschmorgen jubelt. De anderen vieren ook nog wel Paaschfeest mee, maar om zich bezig te houden met een heidensche symboliek van het ei, of het verjongingsproces der natuur in de lente, maar zonder aan hem die uit het graf verrees schier meer te denken.

Deze val nu is groot.

Niet alsof we deze 25 jaren nu zoo plotseling achteruit stoomden. Och neen, de laatste 25 Jaren waren niet slechter noch onaandoenlijker dan de kwart-eeuw die daar achter ligt. Het verschil is alleen, dat men vroeger den schijn nog bijbehield, en nu ook dien schijn afwierp. Ook vroeger toch was het dusgenaamd §^eloof aan Jezus' Opstanding geen eigenlijk geloof a.an zijn Verrijnenis meer. Zooals de hoogleeraar Scholten het nog leeraarde : „De Opstanding was wel ee7z feit, maar voor ons persoonlijk geloof zonder beteekenis!" zoo ijl en hol stond de gedachtenis van Jezus' Verrijzenis in duizend harten, o. Ja, men wilde wel aannemen, dat Jezus korter of later na zijn dood opgestaan was. Men hoopte immers zelf nog op een leven na den dood. Zoo moest men dus zelf weer opstaan, en waarom zou Jezus dan niet uit hït graf zijn gekomen ? Het scheen dus wel waar te zijn? Wat belang had men er dan bij om het te loochenen ? Bovendien het klonk zoo schoon, dat triomflied voor Immanuël bij zijn Verrijzenis! Er kon zoo bezielende poëzie aan ontleend. En dan, het deerde u immers niet, het deed u niets of ge het al geloofdet.

I) De acceftilatio, waarvan in ons vorig artikel sprake was, als theologische term voor het Remonstrantsch gevoelen, dat God Drieëenig om het lijden en sterven van Christus ons onze schuld kwijtschold, zonder dat dit lijden en sterven geacht mag worden een juiste voldoening aan Gods recht te zijn geweest, is in het Romeiosche recht de verklaring van den schuldeischer, dat hij de verplichting, die uit schuld voor den schuldenaar voortvloeide, opheft, geheel afgezien van de quaestie of er iets, esn deel, of alles voldaan zij.

En toen r.u door een stelselmatig verzwakken van de Christelijke belijdenis en een stelselmatig ontzenuwen van de prediking des Woord? , het arme publiek geheel in de armen van het Remonstrantisnie en het Supranaturalisme was teruggeworpen, en feitelijk alle band met Christus als ons heerlijk Hoofd was losgerafeld, en dientengevolge ook het geloof iu een opgestanen Heiland allengs geheel uitgehold en ondermijnd was, toen ja was het beschaafde en verlichte publiek geheel rijp om ten leste ook met den vorm te breken; en zoo behoefde er slechts één den overmoed te hebben, om luide te roepen: Ik geloof er niet meer aan, en het kon niet anders, of aanstonds moest heel de schare der twijfelzieken en ongeloovigen hem bijvallen !

De poging toen door mannen van goede intentie aangewend, om tegen deze loochenin^ de realiteit van Jezus' Opstanding te verdedigen, kan geheel als mislukt beschouv/d. Heel deze apologetiek was tijd en moeite verspild. En de uitkomst heeft bewezen, dat de loochening onmachtig is gebleken om het geloof aan de Verrijzenis van Jezus ook maar te schokken in kringen, waar men voor hem met een: ., ., Mijn Heere en mijn God!" op de knieën viel; maar ook omgekeerd dat de apologetiek volstrekt onmachtig bleek om ook maar bij een enkele, die niet in de Godheid des Heeren geloofde, het geloof aan zijn Opstanding te doen herleven.

Hieruit blijkt dus, dat de goede manier om het geloof aan Jezus' Opstanding te herstellen, volstrekt niet bestaat in een geleerden strijd of een geleerd betoog over de beste wijze om de Evangelische verhalen over de Opstanding toe te licKten; maar dat de eenig afdoende wijze om den jubel op ons Paaschfeest niet te laten verstoren, gezocht moet worden in een terugbrengen van ons geslacht tot de belijdenis van Jezus' Godheid en van de verzoenende kracht die er is in zijn bloed.

Al de noeste vlijt der apologeten is dan ook op niets uitgeloopen en is voor scheurpapier te koop; terwijl omgekeerd die eenvoudige lieden, die onder het volk zijn uitgegaan, om in sobere taal de zielen weer tot den eenigen Herder terug te roepen, er nu reeds in geslaagd zijn, om bij geheele groepen van ons volk, die vroeger afzwierven en niets meer geloofden en die spott'en met Jezus' verrijzenis uit de dooden, het blij geloof en de jubelende belijdenis van zijn Opstanding te doen herleven.

Met verstandelijk betoog vordert ge hier niets; met geleerde redekaveling komt ge ier geen stap verder. Ge kunt iemand, ie bij het kruis in Jezus zijn Verlosser iet heeft gevonden, nooit in echten, degen in in zijn Verrijzenis gelooven doen. De aaschmorgen is gevolgd op het schriklijk afereel van Golgotha; niet omgekeerd. En oo kunt ge ook met uw ziel niet in het aaschmysterie indringen, tenzij ge eerst in et mysterie van Golgotha met heel uw iel gevonden zijt.

Toch mag daarom het ontzettend teeken van den afval, dat in de thans zoo algemeene loochening van de Opstanding Christi spreekt, door niemand gering worden geschat.

Vergeet toch niet, dat juist in de Opstanding van Christus de machtige overwinning ligt van het geslacht van Abel op het geslacht van Kaïn. Jezus' Verrijzenis is het feit, is de gebeurtenis, waardoor de schriklijke, tegen God gekeerde macht, die door Satan gesteund, in dood en hel kracht vindende, deze aarde verzengd en verdord en uiterlijk verkoold heeft, omvergestooten en in beginsel nedergeworpen is.

Zonder Christus' verrijzenis, dan is de ver br I ke steende lavakorst, waarmee de onheilige stroom uit de diepte deze aarde en het leven der wereld overtogen heeft, nog niet doorbroken. Dan liggen we hog beklemd en gebonden. Dan is er nog geen adem te halen. Dan heeft nog én de heidensche religie én de heidensche zedeleer én de heidensche levensusantie gelijk. Dan is er geen plaats voor ons Christendom.

Nu daarentegen Christus wel uit de dooden verrees, is al dit werk van Satan potentieel geheel verbroken, kan geen heidensche philosphie of religie of zedeleer of levensusantie zich meer staande houden, en heeft alleen de predikinji van den Verrezene kracht over het menschelijk hart.

Mits, en daar komt het nu natuurlijk op aan, mits hij maar niet ongemerkt verrees, maar die verrijzenis ook een feit zij waarmee de wereld rekene, dat in haar bewustzijn inga, en een deel vorrae van de stellige gebeurtenissen en uitgangspunten, waardoor heel de publieke opinie beheerscht wordt.

Vandaar de hooge beteekenis die het voor geheel ons menschelijk aanzijn had, dat eeuwenlang dit machtige feit geloofd, beleden, bezongen en toegejubeld is. Het was de zegekreet die uit het gekerstend Europa op eiken Paaschmorgen tegen het heidensche Azië en Afrika inklonk. De strijd was volstreden. Satans macht was doorgebroken. Europa, dat van Immanuëls Verrijzenis zong voerde den scepter over alle volken der heidenen.

Daarom lag er een kracht, een zedelijke beteekenis, een m.achtige hefboom voor de veredeling van ons geslacht in, zoolang nog de groote massa, zij het ook met geveinsdelijke onderwerping, met de belijdenis van dit feit meeging. De beschaamdheid om voor zij a «? V^-gelooven aan dit feit uit te komen, was een kostelijk teeken van de kracht die Chris-us over de zielen oefende. Het was een stil erkennen, dat toch eigenlijk de Christelijke wereld met haar geopend graf zedelijk hooger stond dan de heidensche wereld, die zich in het bouwen van een praalmonument over dat graf uitputte.

En zoo bleef het, tot het in deze kwarteeuw eindelijk kenterde. De booze onwil greep eindelijk de schaamteloosheid aan, ze wierp het masker harer Christelijkheid af, en toen ten leste de loochening van het feit van Jezus' Opstanding weer algemeen wierd, zonk de levenstoon onzer beschaafde klasse opeens van haar Christelijk standpunt terug naar het heidensch niveau. Het wierd weer als in de eerste en tweede eeuw onzes Heeren. Slechts een kleine groep die blij op Paaschfeest van Jezus' verrijzenis uit het graf dorst jubelen; meest onder de slaven en slavinnen, onder visschers en handwerkslieden; onder de kleinen en eenvoudigen in den lande; soms onder hen die eens hoeren en tollenaren waren. En daarnaast en daartegenover de breede schare en dichte massa van de lieden der Romeinsche en Grieksche wereld, die beschaafd en fijn in vormen en geleerd en ontwikkeld, met het kruis van den Nazarener den spot dreven en lachten met onheiligen spotlach als ze van de Verrijzenis van dien Nazarener hoorden jubelen.

Teruggang alzoo, een beslist terugvallen n terugzinken van het gedoopte gekertende Europa tot de heidensche laagte en nbeduidendheid en machteloosheid, waarin et keizerlijk Rome ons werelddeel voor u zestien eeuwen gelaten had. Een af-en egwerpen en verwerpen van al den egen, al de glorie, al de zedelijke oogheid, die hun uit het geopend raf van den Rabbi van Nazareth was oegekomen, om nogmaals te verzinken in e schamele schraal-en schrielheid van het cepticisme (Twijfelzucht); zich nogmaals te ergapen aan de zondige bezwering van ooi'en of aan de mysteriën van het Mesmeisme; zich nogmaals te verliezen in zinendienst en brooddronkenheid; en nogaals genot te gaan putten uit de bespoting van die kleine schare, die onder schimp n verguizi.ig door, onder het veldteeken an het kruis van Christus haar pelgrimscht blijft voortzetten.

Dat men daarom toch ophoude met op Paaschmorgen de mishandelde gemeente des Heeren te vermoeien met diepzinnige apologetische betoogen, of ze daardoor ooit bij het geloof aan Jezus' Opstanding kon gehouden worden. Dat bindt niet en trekt niet, maar stoot af.

Neen, laat op den Paaschmorgen en Iaat voortdurend het hoog bazuingeschal voor w Borg en Goël, voor Immanuël in het leesch, voor hem wiens bloed u verzoende, n wiens verrijzenis u het zegel des heils racht, voor het oor der schare weerklinen, en zie wat geestdrift uit uw eigen hart ter wekking van geestdrift in anderer ziel vermag.

Een strijdend volk is het volk des Heeren. Het heeft een Koning voor wien het optrekt. Een banier des kruises waarmede het de wereld ingaat. En niet door redeneerenen betoogen, maar door vuurvonken die uit uw tintelend oog in anderer hart overspatten, wordt de bleeke vale Twijfelzucht uit de zielen gebannen en de macht van het heidendom weerstaan.

Want bedenkt het wel, in de Opstanding van Christus ligt dit in:

God schiep deze wereld, en met die wereld een natuurmacht, die als ze van God afgleed, een schriklijke macht wierd, met den Satan als bezieler, met den Dood als vernieler en met de Twijfelzucht of een valsche Philosophie als de moordenaresse van het mcnschenhart.

Nu viel die wereld af. Daardoor kwam die schriklijke natuurmacht zoo bang tegenover God te staan. En nu is het maar de vraag, zal nu wezenlijk die afschuwelijke natuurmacht ons arme menschdom omkneld en omklemd houden, dat we er nooit meer aan ontkomen.

Dat die bange macht God niet zal binden, spreekt wel vanzelf. Daar hoefde Jezus niet voor op te staan. Maar ons! Ons, arme wezens, die door ons lichaam aan die natuurmacht verwant zijn; die als we sterven onder haar wegsmelten en verkwijnen tot de ontbinding toe; en die met ons eindig denken in haar strikken vastzitten eer we het weten.

Zal dat?

Zal ook een mensch ontkomen kunnen? En zie, dat nu is de vraag, waarop Jezus' Verrijzenis u het antwoord biedt.

Ook die Jezus wierd mensch. Ook die Jezus nam een menschelijk lichaam aan. Ook die Jezus ging in onzen eindigen denkvorm en in ons menschelijk bewustzijn in. Ook die Jezus ging in den dood. Ook die Jezus wierd in het graf geborgen.

En wat kunt gij, macht der natuur, en macht des doods en hel en der graven? Kunt ge nu ook dezen Jezus binden, omklemmen, tot ontbinding doen overgaan, als de Geest tegen u inwerkt en hem uit wil brengen?

En daarop nu antwoordt de Paaschhymme met een jubelend : Onmogelij'k! Natuurmacht, dat kunt ge niet. Dood, daartoe zijt ge onmachtig!

En zoo slaat hij een bresse in den muur, en het licht breekt door in de duisternis, en tegenover de heidensche wereld, die deze Natuurmacht aanbad, en voor den Dood haar offers plengde, komt nu uit de diepte op die Christelijke wereld, die Christelijke maatschappij en dat Christelijke saamleven, waarin de Geest profeteert, dat ze de natuur overwonnen heeft, dat het stof zijn boei verloor en de dood ons niet meer kan beknellen.

En die nieuwe, die Christelijke wereld is verrezen uit Jezus' graf.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1888

De Heraut | 4 Pagina's

De Opstanding. 1)

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1888

De Heraut | 4 Pagina's